ECLI:NL:OGEAA:2020:60

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
21 februari 2020
Publicatiedatum
28 februari 2020
Zaaknummer
582 van 2019
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in een strafzaak betreffende de doorvoer van cocaïne

In deze strafzaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 21 februari 2020 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Landsverordening verdovende middelen. De verdachte was betrokken bij de doorvoer van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne, namelijk 431691,2 gram, op 31 juli 2019. Tijdens de openbare terechtzitting op 7 februari 2020 heeft de officier van justitie, mr. R.J. Wildeman, gevorderd dat de verdachte tot een gevangenisstraf van zes jaren zou worden veroordeeld. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.O. Lopez, heeft betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard diende te worden, onder andere omdat het vaartuig waarop de cocaïne werd aangetroffen, zich in Venezolaanse wateren bevond en de Kustwacht daar niet mocht optreden. Het Gerecht heeft deze argumenten verworpen en geoordeeld dat de rechtsmacht van de Arubaanse rechter van toepassing was, aangezien het vaartuig stateloos was en zich op de volle zee bevond. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Na beoordeling van het bewijs heeft het Gerecht de verdachte schuldig bevonden aan het ten laste gelegde feit en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren, met aftrek van voorarrest. De uitspraak is gedaan door mr. S. Verheijen, bijgestaan door mw. M.E. Kelly, en is openbaar uitgesproken in de rechtszaal.

Uitspraak

Parketnummer: P-2019/09874
Zaaknummer: 582 van 2019
Uitspraak: 21 februari 2020 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Aruba.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 7 februari 2020. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.O. Lopez, advocaat in Aruba.
De officier van justitie, mr. R.J. Wildeman, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zes (6) jaren, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de strafvervolging van de verdachte. Overigens heeft hij het woord tot verdediging gevoerd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting – ten laste gelegd:
dat hij al dan niet tezamen met een ander of anderen op of omstreeks 31 juli 2019 in Aruba althans op de volle zee ten Noorden van Aruba al dan niet opzettelijk 431691,2 gram, althans een hoeveelheid cocaïne, althans een stof als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening verdovende middelen of in de Regeling aanwijzing verdovende middelen I, althans enig zout van cocaïne als vorenbedoeld, heeft ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd als bedoeld in artikel 1 lid 2 van de Landsverordening verdovende middelen en/of in bezit en/of aanwezig heeft gehad;
(artikel 3 jo artikel 11 van de Landsverordening verdovende middelen)
Formele voorvragen
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie (rechtsmacht)
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de strafvervolging van de verdachte. Hij heeft daartoe in de eerste plaats, kort samengevat, aangevoerd dat het vaartuig door de Kustwacht is aangetroffen en onderschept in Venezolaanse wateren en dat de Kustwacht daar niet mocht optreden. In de tweede plaats is aangevoerd dat niet is vastgesteld of het vaartuig stateloos was. In de derde plaats is aangevoerd dat de strafwetten van Aruba niet van toepassing is.
Het Gerecht overweegt dienaangaande als volgt.
Blijkens het rapport van de Kustwacht d.d. 31 juli 2019 ter zake “aanwenden geweld” [1] , heeft de Kustwacht tijdens een patrouille ten noorden van de ABC-eilanden het onderhavige vaartuig, te weten de Go-Fast, (hierna: het vaartuig) gespot op open zee. Het vaartuig bevond zich in de volle zee ten noorden van de ABC-eilanden, dus zeewaarts van de territoriale zee van Aruba. De stelling van de verdediging dat het vaartuig zich in de territoriale wateren van Venezuela bevond, mist derhalve feitelijke grondslag. De volle zee is voor alle naties open en kan geen enkele staat op wettige wijze enig deel van de volle zee aan zijn soevereiniteit onderwerpen. [2]
Uit bovengenoemd rapport van de Kustwacht blijkt dat het vaartuig zonder vlag voer en geen registratienummer had. De opvarenden hebben ook niet op enig moment verwezen naar dergelijke kenmerken. De opvarenden reageerden op geen enkele oproep van de Kustwacht. Aldus is terecht vastgesteld dat sprake was van een stateloos schip.
Wanneer er een strafbaar feit wordt begaan aan boord van een stateloos schip, dat zich bevindt zeewaarts van de territoriale zee van Aruba, zoals in casu, dan is de rechtsmacht om over onderhavige feit te beoordelen aan de Arubaanse rechter gegeven op grond van het bepaalde in artikel 2 aanhef en onder b van het Rijkswet tot goedkeuring en uitvoering van het op 10 april 2003 te San José tot stand gekomen Verdrag [3] (hierna: de Rijkswet) junctis artikelen 23, aanhef en onder c, en 39 van het Verdrag inzake samenwerking bij de bestrijding van sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen over zee en door de lucht in het Caribisch gebied (hierna: het Verdrag van San José). [4]
Ten aanzien van de stelling van de verdediging dat de Kustwacht onrechtmatig heeft gehandeld, overweegt het Gerecht het volgende. Op grond van het bepaalde in artikel 1, eerste lid en onder d, junctis artikelen 2, derde lid en onder a en 11 van het Rijkswet Kustwacht [5] volgt onder meer dat de Kustwacht belast is met toezichthoudende en opsporingstaken, waaronder operaties ter bestrijding van smokkel in verdovende middelen. Het Gerecht is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat de Kustwacht bevoegd was om op te treden nu de Kustwachtambtenaren conform de aan hen toegekende taken en bevoegdheden hebben gehandeld.
Het verweer strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie wordt daarom verworpen.
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande:
dat hij
al dan niettezamen
en in verenigingmet
een ander ofanderen op
of omstreeks31 juli 2019
in Aruba althansop de volle zee ten Noorden van Aruba
al dan nietopzettelijk 431691,2 gram
, althans een hoeveelheidcocaïne
, althans een stof als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening verdovende middelen of in de Regeling aanwijzing verdovende middelen I, althans enig zout van cocaïne als vorenbedoeld,heeft
ingevoerd en/ofdoorgevoerd
en/of uitgevoerd als bedoeld in artikel 1 lid 2 van de Landsverordening verdovende middelen en/of in bezit en/of aanwezig heeft gehad;
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd; omwille van de leesbaarheid zijn ook wijzigingen aangebracht in de bewezenverklaring (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [6]
* De
verklaring van de verdachte, op 7 februari 2020 afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting, voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
Het klopt dat ik, samen met anderen, de aangetroffen cocaïne heb doorgevoerd. We waren vanuit Colombia op weg naar de Dominicaanse Republiek.
* Een proces-verbaal van bevindingen, aanhouding en inbeslagname d.d. 1 augustus 2019 (bijlage PD 2 met bijlagen), voor zover inhoudende, als
relaas van die verbalisanten of van een van hen, -zakelijk weergegeven-:
Op 31 juli 2019 waren wij, verbalisanten, aan boord van de “H01” gestapt om de 4 gedetineerden en 17 pakketten over te nemen. Tijdens een patrouille van de Dash ten noorden van de ABC eilanden heeft de Dash een GF gespot op open zee.
* Een proces-verbaal van beschrijving, wegen, testen en verzenden monsters d.d. 7 augustus 2019 (bijlage AMB 3 met bijlagen), voor zover inhoudende, als
relaas van die verbalisanten of van een van hen, -zakelijk weergegeven-:
Op 1 augustus 2019 zijn wij, verbalisanten, gestart met het onderzoek aan de inhoud en samenstelling van de op 31 juli 2019 door de Kustwacht voor het Koninkrijk der Nederlanden in het Caribisch Gebied steunpunt Aruba inbeslaggenomen 17 witte kleine bulkzakken elk inhoudende, kennelijke verdovende middelen.
Gewicht
Het gezamenlijke gewicht van de inhoud van de 414 rechthoekige pakketjes bedroeg 431691,2 gram.
Verzoek gerechtelijke deskundige toxicoloog
De 34 potjes (monsters) zullen later naar de gerechtelijke deskundige toxicoloog worden verzonden met het verzoek om na te gaan of de inhoud van deze potjes onder de bepalingen van de Landsverordening Verdovende Middelen vallen.
* Een geschrift, te weten
een deskundigenrapport(bijlage AMB 4), opgemaakt en ondertekend door de toxicoloog drs. Armando A. Diaz, een narcoticaonderzoek verricht op 13 september 2019, voor zover inhoudende, als
bevindingen van genoemde deskundige, -zakelijk weergegeven-:
De 34 potjes, inhoudende monster witachtige brokjes, bevatten cocaïne.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, eerste lid onder A, van de Landsverordening verdovende middelen,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van die Landsverordening juncto artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Hij heeft daartoe – samengevat - aangevoerd dat de verdachte door onbekenden werd bedreigd om het strafbaar feit te plegen.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van het Gerecht niet aannemelijk geworden dat de verdachte onder bedreiging van onbekenden was om het ten laste gelegde feit te begaan. Vooropgesteld daarbij wordt dat niet aannemelijk is geworden dat de verzender(s) deze aanzienlijke hoeveelheid cocaïne (in casu ruim 431 kilo’s) - met een hoge straatwaarde - aan onbekenden zou(den) hebben overgelaten, zoals door de verdachte is gesteld. De bedreiging waar de verdachte over heeft verklaard, wordt door de overige inhoud van het dossier ook niet ondersteund.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straffen wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte is te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Met betrekking tot de ernst van het bewezen verklaarde wordt het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de doorvoer van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne (ruim 430 kilo). Cocaïne is een voor de gezondheid van gebruikers schadelijke stof. Met betrekking tot de hoeveelheid cocaïne overweegt het Gerecht dat dit een aanzienlijke hoeveelheid betreft, welke hoeveelheid van dien aard was dat deze bestemd moet zijn geweest voor de verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof. Het Gerecht rekent de verdachte zijn handelen zwaar aan.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
De verdachte is, zo blijkt uit het uittreksel uit het justitieel documentatieregister, hier te lande niet eerder veroordeeld voor enig misdrijf.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat na te noemen gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie is gevorderd, passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:62 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
zes (6) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. S. Verheijen, bijgestaan door mw. M.E. Kelly, (zittingsgriffier), en op 21 februari 2020 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Rapport van de Kustwacht voor het Koninkrijk der Nederlanden in het Caribisch gebied, ter zake “aanwenden geweld” d.d. 31 juli 2019, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van bevinding, aanhouding en inbeslagname (PD2)
2.Artikel 2 van het Verdrag inzake de volle zee, Genève (29 april 1958)
3.Rijkswet tot goedkeuring en uitvoering van het op 10 april 2003 te San José tot stand gekomen Verdrag inzake samenwerking bij de bestrijding van sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen over zee en door lucht in het Caribisch gebied.
4.Verdrag inzake samenwerking bij de bestrijding van sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen over zee en door lucht in het Caribisch gebied.
5.Rijkswet Kustwacht voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten alsmede voor de openbare lichamen Bonaire
6.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Aruba (Divisie Centrale Recherche) d.d. 28 oktober 2019, geregistreerd onder administratienummer [administratienummer] en de onderzoeksnaam “[onderzoeksnaam]”.