ECLI:NL:OGEAA:2020:590

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
31 augustus 2020
Publicatiedatum
14 oktober 2021
Zaaknummer
AUA202000307
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op werking incinerator en maatregelen ter bescherming van omwonenden in kort geding

In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiseres, een inwoner van Aruba, een kort geding aangespannen tegen de publiekrechtelijke rechtspersoon Het Land Aruba. De zaak betreft de inwerkingstelling van een incinerator op een vuilnisbelt nabij de woning van eiseres, die zich zorgen maakt over de gezondheidseffecten van de rook en stank die van de incinerator en de vuilnisbelt afkomstig zijn. De procedure begon met een verzoekschrift en een mondelinge behandeling op 21 februari 2020. Eiseres heeft haar vorderingen in de loop van de procedure aangepast en verzocht om een verbod op de werking van de incinerator, alsook om maatregelen ter bescherming van de omwonenden. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de incinerator zonder de vereiste hindervergunning in werking is gesteld, wat onrechtmatig is. Het Gerecht heeft vervolgens besloten dat het Land Aruba per direct moet stoppen met de werking van de incinerator totdat de benodigde vergunning is verkregen. Daarnaast zijn er voorwaarden gesteld aan de werking van de incinerator, afhankelijk van de windrichting. Het Gerecht heeft ook bepaald dat het Land zich moet inspannen om illegale branden op de vuilnisbelt te blussen. De vorderingen van eiseres die betrekking hadden op schadevergoeding en andere maatregelen zijn afgewezen, omdat het Gerecht oordeelde dat er onvoldoende spoedeisend belang was. De uitspraak is gedaan op 21 augustus 2020, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de niet-ontvankelijkverklaring van eiseres in haar vorderingen voor derden.

Uitspraak

Vonnis van 21 augustus 2020 (bij vervroeging)
Behorend bij K.G. nr. AUA202000397
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[eiseres],
wonende in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: [eiseres],
tot 27 juli 2020 procederend in persoon,
gemachtigde vanaf 28 juli 2020: de advocaat mr. D.G. Croes,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
HET LAND ARUBA,
zetelend in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: het Land,
gemachtigden: de advocaten mr. M.R. Hammoud en (vanaf 13 augustus 2020 tevens) mr. D.G. Kock.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-het verzoek van [eiseres] tot het geven van een ordemaatregel, welk verzoek niet in behandeling is genomen omdat het niet voldeed aan de daartoe gestelde richtlijnen;
-de mondelinge behandeling van de zaak ter openbare terechtzitting van vrijdag 21 februari 2020 om 08:30 uur.
1.2 [
eiseres] is in persoon ter terechtzitting verschenen; het Land is verschenen bij zijn gemachtigde mr. Hammoud voornoemd samen met de heer [ambtenaar] en mevrouw mr. [juridisch adviseur] (ambtenaar werkzaam bij het Ministerie van Ruimtelijke Ontwikkeling respectievelijk juridisch adviseur van het Land). Partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd - beiden mede aan de hand van overgelegde en voorgedragen pleitnota, die van het Land voorzien van toegelaten producties - en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen. Ter zitting heeft [eiseres] haar eis verminderd, in die zin dat zij de vordering zoals omschreven in het petitum van haar verzoekschrift onder VIII. heeft ingetrokken.
1.3
Na afloop en sluiting van de (inhoudelijke) mondelinge behandeling van de zaak is de zaak in verband met toezeggingen zijdens het Land dat er op korte termijn duurzame verbeteringen zullen worden aangebracht met betrekking tot de vuilnisbelt te Parkietenbos en die te Seroe Tijshi met instemming van partijen niet voor vonnis gesteld maar verwezen naar de terechtzitting van 20 mei 2020. De bedoeling daarvan was om dan te bezien of en - zo ja - in hoeverre het Land zijn toezeggingen was nagekomen.
1.4
In verband met de beperkingen als gevolg van de coronacrisis is voormelde zitting tot nader order uitgesteld. Nieuwe dagbepaling voor bedoelde terechtzitting zou plaatvinden zodra mr. Hammoud het Gerecht had bericht dat zij weer vanuit Curaçao naar Aruba en weer terug naar Curaçao kon vliegen. Nadat dat bericht ondergetekende rechter had bereikt, is (de voortzetting van) de terechtzitting (in de vorm van een descente) nader bepaald op 13 augustus 2020 om 10:00 uur.
1.5
Op enig voor die descente gelegen moment is het in verband met een hernieuwde uitbraak in Aruba van het coronavirus voor mr. Hammoud onmogelijk gebleken ter bijwoning van de zitting naar van Aruba te vliegen. Het Gerecht heeft daarop beslist dat verder uitstel daarvan ontoelaatbaar was, en dat het Land zorg moest dragen voor een vervangende gemachtigde.
1.6
Ondertussen verzocht [eiseres] op 27 juli 2020 om vonnis. In het licht daarvan is vonnis (aanvankelijk) bepaald op 26 augustus 2020, met daarbij de mededeling dat de descente onverkort zou plaatsvinden.
1.7
Daarna heeft de gemachtigde van [eiseres] bij schrijven van 5 augustus 2010 primair andermaal om vonnis verzocht, en subsidiair tot het geven van een ordemaatregel. Het Gerecht heeft hierop aan partijen te kennen gegeven dat het eerste verzoek reeds was toegewezen (vonnis op 26 augustus 2020) en dat als gevolg daarvan het subsidiaire verzoek geen bespreking behoefde. Wel is daarbij te kennen gegeven aan partijen dat het verzoek tot het geven van een ordemaatregel wederom niet voldeed aan de daartoe geldende richtlijnen voor het in behandeling nemen daarvan.
1.8
Descente heeft plaatsgevonden op 13 augustus 2020 vanaf 10:00. Bezichtigd zijn de vuilstortplaats te Parkietenbos en de aldaar geplaatste vuilverbrandingsoven (hierna: de incinerator), de woning van [eiseres] met name wat betreft de ligging ten opzichte van voormelde vuilstortplaats en ten opzichte van de wind en tot slot de begraafplaats van commercieel- en huisvuil te Seroe Tijshi. Daarbij waren naast ondergetekende rechter en de griffier aanwezig [eiseres] samen met haar gemachtigde, en het Land is bij zijn gemachtigde mr. Kock voornoemd samen met de volgende heren: [directeur Dienst Natuur en Milieu] (directeur Dienst Natuur en Milieu); [medewerker D.O.W.] (D.O.W.); [directeur Serlimar] (directeur Serlimar); [directeur D.O.W.] (directeur D.O.W.) en [hoofd beheer waterschappen D.O.W.] (D.O.W., hoofd beheer waterschappen). Die heren hebben ieder voor zich toelichtingen gegeven over de processen die volgens hen ter plaatse plaatsvinden, en zij hebben vragen van het Gerecht en toegelaten vragen van partijen beantwoord.
1.9
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van eigen waarneming van de rechter ter descente staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2
Al gedurende ruim 60 jaar bevindt zich te Parkietenbos de nationale aan het Land toebehorende vuilstortplaats (hierna: de vuilnisbelt). Het Land heeft het beheer van de vuilnisbelt uitbesteed aan Serlimar. Op de vuilnisbelt ontstaan als gevolg van rottingsprocessen en methaanvorming (ondergronds) regelmatig branden, die gepaard gaan met heftige rookontwikkeling. De vuilnisbelt heeft reeds jaren geleden haar maximumcapaciteit bereikt.
2.3
Op het terrein van de vuilnisbelt heeft het Land in een grote bedrijfshal de incinerator laten installeren. De bedoeling is dat met die op diesel werkende machine kadavers, medisch afval en half gedroogd rioolslib (afkomstig van de waterzuiveringsinstallatie) wordt verbrand. Voor de oprichting en de inwerkingstelling van die machine, zijnde een inrichting in de zin van de Hinderverordening die onder meer hinder en gevaar kan opleveren, is een hindervergunning vereist. Die vergunning is thans in aanvraag, en nog niet verkregen door het Land. De bij de incinerator horende dieseltank heeft een inhoud van ruwweg 1.500 liter. De asresten van hetgeen wordt verbrand in de incinerator worden begraven op (het terrein van) de vuilnisbelt.
2.4 [
eiseres] heeft de in Aruba aan de Bucutiweg gelegen woning waar zij thans samen met haar twee schoolgaande minderjarige kinderen woont (hierna: de woning) 7 jaar geleden betrokken. De afstand van de incinerator tot de woning van [eiseres] is hemelsbreed om en nabij 1.200 meter, en vanuit de incinerator gezien is de woning gelegen in het noordwesten. De afstand tussen de woning en het meest westelijk gelegen punt van de vuilnisbelt bedraag hemelsbreed om en nabij 750 meter. De afstand van dat meest westelijke punt ten opzichte van de Bucutiweg bedraagt hemelsbreed om en nabij 200 meter. Vanuit dat punt gezien ligt de woning in het noordwesten. Over de Bucutiweg en dus langs de vuilnisbelt en ook langs de woning rijden regelmatig grote tankwagens gevuld met brandstof voor vliegtuigen (kerosine) op weg naar het vliegveld. De afstand tussen de incinerator en de Bucutiweg ter plaatse bedraagt om en nabij 60 meter.
2.5
Te Seroe Tijshi is gelegen een vuilbegraafplaats, waar commercieel- en huisvuil in balen wordt begraven (hierna: de vuilbegraafplaats), in die zin dat afhankelijk van de diepte van de desbetreffende begraafput telkens stapels van drie a vier balen met daarin verpakt dat vuil telkens worden afgedekt met een laag kalkzand of grond zodat zuurstof die balen niet kan bereiken zodat brand niet kan ontstaan. Die opstapeling en bedekking vindt plaats totdat het maaiveld ter plaatse is bereikt. Tot niet ver voor de aanvang van deze procedure ontstonden er regelmatig spontane branden op de vuilbegraafplaats. Vanuit die plaats gezien is de woning gelegen in het westnoordwesten, en de afstand tussen die twee is hemelsbreed om en nabij 2 kilometer.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
eiseres] vordert dat het Gerecht - zo het begrijpt - bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. het Land per direct verbiedt de incinerator in werking te stellen of te laten opereren;
b. het Land gebiedt een andere wat betreft ligging van woningen en windrichting strategisch locatie aan te wijzen voor herplaatsing van de incinerator;
c. het Land gebiedt “
zo snel mogelijk, en wel binnen 1 week, de nodige preventieve/beschermende maatregelen te treffen, waaronder deskundige monitoring, de nodige vergunningen, een deskundige risico-analyse, waarbij de gezondheid, leven en veiligheid van de omwonenden kan worden gewaarborgd”;
d. het Land verbiedt (verdere) overlast veroorzakende activiteiten uit te voeren op de vuilnisbelt en voor de uitvoering daarvan een andere wat betreft ligging van woningen en windrichting strategische locatie aan te wijzen;
e. het Land gebiedt om binnen een door het Gerecht te bepalen termijn metingen te verrichten ter zake van luchtkwaliteit door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, of door een ander in het Koninkrijk erkend instituut, waarvan de resultaten moet worden neergelegd en omschreven in een door die instantie opgesteld rapport, zodat nauwkeurig kan worden vastgesteld hoe schadelijk de uitstoot van gassen, rook en stank voor [eiseres] en omwonenden is;
f. het Land gelast om een met het origineel overeenstemmend afschrift van voormeld rapport direct na ontvangst daarvan te verstrekken aan [eiseres];
g. het Land veroordeelt om bij wijze van voorschot op schadevergoeding aan [eiseres] te betalen Afl. 4.004,70 voor de aanschaf van een airco voor de woonkamer van de woning en van luchtreinigers ter beperking van overlast;
h. het Land gebiedt de kosten te dragen van relocatie van [eiseres] en haar kinderen in een andere woning van gelijke aard en omvang als haar huidige woning voor de duur van tenminste 2 jaren, indien en voorzover de primaire vorderingen van [eiseres] worden afgewezen; danwel
i. enige andere juist voorkomende voorlopige voorziening treft;
j. bepaalt dat het Land ten behoeve van [eiseres] een direct opeisbare dwangsom van Afl. 50.000,- verbeurt per dag of deel daarvan dat het Land niet aan bij dit vonnis te geven geboden en verboden voldoet;
k. het Land veroordeelt in de proceskosten.
3.2
Het Land voert verweer en concludeert dat [eiseres] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar verzochte, althans tot afwijzing daarvan, kosten rechtens.
3.3
Voorzover van belang voor de uitspraak worden de stellingen van partijen hierna besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1 [
eiseres] zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vorderingen voorzover zij die naast voor zichzelf ook voor of ten behoeve van omwonenden van de vuilnisbelt (derden dus) richt tegen het Land. Gesteld noch is gebleken wie die omwonenden precies zijn, en evenmin is gebleken dat [eiseres] door omwonenden van de vuilnisbelt is gevolmachtigd om in eigen naam voor hen tegen het Land te procederen. Overigens zijn er gronden gesteld noch gebleken waaruit volgt dat [eiseres] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar verzochte. Voor dat overige wordt het ontvankelijkheidsverweer van het Land verworpen.
4.2
Het spoedeisend belang van [eiseres] bij haar vorderingen volgt uit de aard van die vorderingen en de daaraan ten gronde gelegde stellingen, behoudens ter zake van het onder g. gevorderde voorschot op schadevergoeding en behoudens voorzover hierna anders (nader) geoordeeld. Zonder nadere doch ontbrekende uitleg valt niet in te zien dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij toewijzing van de vordering die ziet op schadevergoeding. De vordering onder g. zal daarom worden afgewezen.
4.3
De stelling van [eiseres] dat ter plaatse van haar woning sprake is van acuut levensgevaar in de zin van een ontploffende met kerosine volgeladen op weg naar het vliegveld zijnde tankwagens als gevolg van een brand of een explosie op de vuilnisbelt oordeelt het Gerecht voorshands niet aannemelijk. De afstand tussen de Bucutiweg en het gedeelte van de vuilnisbelt waar regelmatig spontane branden ontstaan bedraagt minstens 200 meter. Niet aannemelijk is dat een tijdens zo’n brand of explosie voorbijrijdende tankwagen explodeert als gevolg daarvan. Daar komt bij dat het meest westelijke punt van de vuilnisbelt is gelegen op zo’n 750 meter afstand van de woning. Indien een tankwagen aldaar zou exploderen zoals gesteld door [eiseres] valt zonder nadere doch ontbrekende uitleg niet voorshands in te zien dat op die afstand daardoor acuut levensgevaar ontstaat voor (het gezin van) [eiseres].
4.4
Vorenstaande brengt naar het voorshandse oordeel van het Gerecht dan ook mee dat onmiddellijke sluiting van de vuilnisbelt niet geïndiceerd is.
4.5
Het Gerecht oordeelt het voorshands aannemelijk dat op de vuilnisbelt ontstane rook als gevolg van openluchtverbrandingen en/of spontane (ondergronds) ontstane branden schadelijk zijn voor de gezondheid van (het gezin van) [eiseres] indien en voorzover die rook de woning van [eiseres] bereikt. Dat is naar het verdere voorlopig oordeel van het Gerecht over een jaar gezien grotendeels niet het geval. Er waait immers op Aruba, en dat is van algemene bekendheid, een bestendige passaatwind gemiddeld afkomstig vanuit het oostnoordoosten en aldus gemiddeld waaiend naar het westzuidwesten, terwijl de woning is gelegen in het noordwesten ten opzichte van de vuilnisbelt. Aldus zal bedoelde rook bestendig aflandig richting zee en niet in de richting van de woning waaien. Zolang de wind waait zoals die doorgaans behoort te waaien, is naar het oordeel van het Gerecht geen sprake van hinder/overlast of gevaar voor de gezondheid van (het gezin) van [eiseres].
4.6
Het is echter verder van algemene bekendheid dat gedurende een bepaalde periode van het jaar in verband met in het noorden van Aruba voorbijtrekkende tropische weersystemen de wind gaat liggen in Aruba en in voorkomende gevallen vanuit de vuilnisbelt gezien niet langer aflandig waait. Dat heeft het Land ter descente ook erkend, en in dat licht heeft het Land toegezegd dat er in elk geval geen openluchtverbrandingen zullen plaatsvinden zolang de wind vanaf de vuilnisbelt gezien niet duidelijk aflandig waait. Het Gerecht gaat het Land houden aan die toezegging, in die zin dat het Gerecht het Land per onmiddellijk zal verbieden toe te laten dat Serlimar of andere door het Land tot de vuilnisbelt toegelaten personen op (het terrein van) de vuilnisbelt vuil/afval in de open lucht verbrandt of verbranden zolang de wind niet duidelijk aflandig waait. Daarbij zal worden bepaald dat die openluchtverbrandingen alleen mogen plaatsvinden op de daartoe bestemde plaats gelegen helemaal in het zuidoosten van de vuilnisbelt nabij de zeewaterkant. Wat betreft de spontaan ontstane of illegaal ontstane branden (door onbevoegden ter plekke die bijvoorbeeld stroomdraad verbranden ter verkrijging van het zich daarin bevindende koper) zal het Land worden bevolen zich zoveel als redelijkerwijze mogelijk in te spannen om die branden te blussen in elk geval zodra de wind ter plaatse van de vuilnisbelt niet duidelijk aflandig waait. In zoverre zal de vordering onder d. in verbinding met het gevorderde onder i. worden toegewezen als na te melden.
4.7.1
Ter zake van de incinerator wordt het volgende overwogen. Niet in geschil is tussen partijen dat de incinerator een inrichting is in de zin van de Hinderverordening. Artikel 1 van die verordening luidt als volgt: “
Het is verboden zonder vergunning van de minister van Justitie en Publieke Werken inrichtingen, die hetzij door de verspreiding van stank, rook of dampen, hetzij door geraas of gedruis, hetzij anderszins, voor de omgeving hinder, schade of gevaar kunnen veroorzaken, op te richten.”. Artikel 2 van de hinderverordening luidt: “
Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen wijken buurten of straten worden aangewezen, waar een of meer al of niet bepaaldelijk aangewezen inrichtingen als bedoeld in artikel 1, zonder voorafgaande vergunning kunnen worden opgericht.”.
4.7.2
Vast staat dat het Land niet beschikt over een hindervergunning ten behoeve van de oprichting van de incinerator, en gesteld noch is gebleken dat het Land beschikt over een Landsbesluit in voormelde zin. Door in weerwil daarvan evenwel een incinerator op het terrein van de vuilnisbelt op te richten en ook nog eens naar eigen zeggen van het Land testmatig in werking/bedrijf te stellen handelt het Land onrechtmatig jegens onder meer (het gezin van) [eiseres]. Het Land zal daarom worden bevolen om de verdere oprichting en het verder al dan niet testmatig in bedrijf stellen van de incinerator per onmiddellijk te staken en gestaakt te houden tot het moment dat het Land de in aanvraag zijnde hindervergunning heeft verkregen. De vordering onder a. zal in elk geval in zoverre worden toegewezen als na te melden, nu in het licht van het hiervoor geschetste in een bodemprocedure een gelijk oordeel valt te verwachten.
4.7.3
Bij vorenstaande wordt nog overwogen dat het Gerecht zich heeft afgevraagd of te dezen de burgerlijke rechter of de bestuursrechter tot kennisname en oordelen bevoegd is, maar naar het oordeel van het Gerecht biedt het bestuursrecht in het licht van de omstandigheid dat de incinerator sinds kort testmatig in bedrijf wordt gesteld onvoldoende rechtsbescherming voor [eiseres], omdat zij binnen dat recht na een verzoek aan de daartoe wettelijk aangewezen autoriteit tot handhavend optreden in het slechtste geval eerst om een voorlopige voorziening kan verzoeken nadat twaalf weken na dat verzoek bezwaar kan worden ingesteld tegen de fictieve weigering tot handhavend optreden (artikel 9 leden 1 en 2 in verbinding met artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak).
4.8.1
Zodra het Land de voor de verdere oprichting en het al dan niet testmatig in werking/bedrijf stellen van de incinerator vereiste hindervergunning heeft verkregen heeft het volgende te gelden, waarbij kan worden daargelaten het antwoord of de vraag of de emissie van de incinerator al dan niet schadelijk is voor de gezondheid van (het gezin van) [eiseres]. Wel wordt hierbij overwogen dat het Land onbestreden heeft gesteld dat radioactief medisch afval van het ziekenhuis door of vanwege het ziekenhuis zelf elders wordt verwerkt of opgeslagen en niet terecht komt in de incinerator.
4.8.2
Het hiervoor onder 4.3 overwogene ter zake van beweerdelijk acuut levensgevaar geldt mutatis mutandis ook met betrekking tot de incinerator. Die machine is immers gelegen op zo’n 1.200 meter afstand van de woning van [eiseres]. Daar komt bij dat de machine werkt op diesel, en dat de inhoud van de dieseltank daarvan zo’n 1.500 liter is. Dat is heel veel minder (explosief) dan de inhoud van de bij [eiseres] voorbijrijdende tankwagens met kerosine.
4.8.3
Het Land heeft ter descente ook ter zake van de incinerator toegezegd dat die machine alleen al dan niet testmatig in werking/bedrijf wordt gesteld zolang de wind vanaf de vuilnisbelt gezien en de locatie waar de incinerator aldaar is geplaatst niet duidelijk aflandig waait. Het Gerecht gaat het Land ook houden aan die toezegging, in die zin dat het Gerecht het Land zal verbieden om de incinerator al dan niet testmatig in werking/bedrijf te (laten) stellen zolang de wind ter plaatse niet duidelijk aflandig richting zee waait. Het Land heeft verder toegezegd dat het in de buurt van de ruim 13 meter hoge uitlaat van de incinerator een in de vrije wind hangende windvaan zal plaatsen waaraan de windrichting voor een ieder duidelijk valt af te lezen. Het Land zal in het licht van die toezegging ook worden verboden de incinerator al dan niet testmatig in werking/bedrijf te stellen bij afwezigheid van die windvaan als na te melden. Het zal het Land ook worden verboden om de incinerator al dan niet testmatig in werking/bedrijf te stellen zolang er geen voor een ieder vanaf de Bucutiweg ter plaatse zichtbare rode vlag hangt als teken dat de incinerator al dan niet testmatig in werking/bedrijf is. Bij dit alles wordt nog overwogen dat is gesteld noch gebleken dat de verbrandingsasresten van de incinerator, die volgens het Land ter plekke zullen worden begraven, voor [eiseres] bij wind uit de verkeerde richting of windstilte stankoverlast of overlast/hinder anderszins gaat veroorzaken.
4.8.4
Met inachtneming van vorenstaande zal de vordering onder a. verder worden toegewezen in verbinding met het gevorderde onder i, omdat bij voormelde stand van zaken op dit onderdeel in een bodemprocedure gelijke oordelen vallen te verwachten. Hierbij wordt nog overwogen dat het Gerecht zal bepalen dat iedere deurwaarder met dit vonnis in de hand vrijelijk toegang heeft tot de plaats waar de incinerator (en de windvaan) zich bevindt ter controle of die machine bij niet duidelijk aflandige wind en/of bij afwezigheid van bedoelde windvaan en/of bij afwezigheid van bedoelde rode vlag evenwel in werking is gesteld (en er dwangsommen worden verbeurd door het Land).
4.9
Het hiervoor vermelde brengt met zich dat [eiseres] naar het oordeel van het Gerecht geen of onvoldoende rechtens te respecteren (spoedeisend) belang heeft bij toewijzing van haar vordering onder b.. Die vordering zal daarom worden afgewezen.
4.1
Wat betreft de vuilbegraafplaats te Seroe Tijshi wordt het volgende overwogen. Vast staat dat in het niet ver voor de aanvang van de onderhavige procedure gelegen verleden zich aldaar regelmatig spontane branden voordeden als gevolg van het niet op de juiste wijze begraven van commercieel- en huisafval door of vanwege Serlimar. Ter zitting heeft [eiseres] zelf gesuggereerd dat die werkzaamheden uitbesteed moeten worden aan het bedrijf dat thans die begraafwerkzaamheden verricht, omdat het volgens haar heel veel professioneler en deskundiger zou zijn dat Serlimar. Gedurende de descente is gebleken dat dit door [eiseres] beoogde bedrijf thans inderdaad bedoelde vuilverwerkingswerkzaamheden en vuilbegraafwerkzaamheden verricht, en dat volgens het Land nog in ieder geval nog voor de duur van twee à drie jaren. In zoverre is naar het voorlopig oordeel van het Gerecht ten opzichte van het nog recente verleden sprake van een behoorlijke verbetering ter plaatse, die met zich brengt dat niet aannemelijk is dat de vuilbegraafplaats thans nog onrechtmatige hinder of overlast veroorzaakt voor (het gezin van) [eiseres]. Niet valt te verwachten immers dat aldaar thans of op korte termijn opnieuw spontane branden zullen ontstaan met schadelijke rookontwikkeling als gevolg daarvan, en hetzelfde geldt met betrekking tot stank.
4.11
Al het vorenstaande brengt mee dat [eiseres] geen of onvoldoende rechtens te respecteren belang heeft bij toewijzing van haar (overigens vage) vordering onder c.. Die vordering zal daarom worden afgewezen.
4.12
De vordering van [eiseres] onder e. ziet - zo het Gerecht begrijpt - op actieve uitstoot van gassen, rook en stank (ofwel op van incinerator afkomstige emissie en op van openluchtverbrandingen op (het terrein van) de vuilnisbelt afkomstige emissie). Ook ter zake van die vordering is het Gerecht van oordeel dat [eiseres] in het licht van al het vorenstaande geen of onvoldoende rechtens te respecteren (spoedeisend) belang heeft. De vordering onder e. en de daaraan gekoppelde vordering onder f. zullen daarom worden afgewezen.
4.13
Al het hiervoor overwogene brengt met zich dat in zoverre geldt dat [eiseres] evenmin (spoedeisend) belang heeft bij toewijzing van haar vordering onder h..
4.14.1
Ter zake van overlast of hinder als gevolg van van de vuilnisbelt afkomstige stank (door verrottingsprocessen van het aldaar aanwezige doorgaans onverpakt begraven vuil/afval) wordt het volgende overwogen, waarbij voorop wordt gesteld dat het Gerecht het aannemelijk oordeelt dat het voor het Land schier onmogelijk is om daar op korte en wellicht zelfs op langere termijn een al dan niet duurzaam einde aan te maken.
4.14.2
Het is van algemene bekendheid dat de vuilnisbelt als gevolg van rottingsprocessen stank veroorzaakt, die - zoals hiervoor is gebleken ter zake van onder meer rook – over een jaar gezien grotendeels aflandig en dus niet in de richting van de woning trekt behalve op dagen dat er geen wind is of de wind afwijkend van normaal in de richting van de woning waait. Van die situatie was echter - en dat is eveneens van algemene bekendheid - ook zeven jaar geleden sprake, toen [eiseres] er in weerwil daarvan voor koos om de woning met haar gezin te betrekken. Onder die omstandigheid kan [eiseres] thans naar het voorlopig oordeel van het Gerecht van het Land in redelijkheid niet vergen om daaraan maar op de meest korte termijn, liefst onmiddellijk, een einde te maken. Voor zover dit onderdeel valt binnen het bereik van het onder d. verzochte zal die vordering in zoverre worden afgewezen.
4.14.3
Onder de hiervoor onder 4.14.2 omschreven omstandigheid kan van het Land in redelijkheid evenmin worden gevergd om (het gezin van) [eiseres] op zijn kosten elders in een vergelijkbare woning te huisvesten zoals gevorderd onder h.. Dat en hetgeen hiervoor is overwogen onder 4.13 betekent dat de vordering onder h. eveneens zal worden afgewezen.
4.15
De vordering onder i. zal, met inachtneming van het hiervoor overwogene, als zijnde verder te vaag en onbepaald worden afgewezen.
4.16
Afweging van de belangen van partijen maakt al het vorenstaande niet anders, omdat het Gerecht geen zwaarwegender belangen ziet aan de zijde van het Land ten opzichte van die van [eiseres] bij afwijzing van haar toe te wijzen vorderingen, en het Gerecht omgekeerd geen zwaarwegender belangen ziet aan de zijde van [eiseres] ten opzichte van die van het Land bij toewijzing van haar af te wijzen vorderingen.
4.17
Al het vorenstaande brengt met zich dat alle overige stellingen van partijen, wat van de inhoud daarvan ook zij, onbesproken kunnen blijven.
4.18
Dwangsommen zullen daar waar nodig gematigd en gemaximeerd worden opgelegd aan het Land. Verbeurde dwangsommen komen, zoals onbestreden subsidiair verzocht door het Land, niet ten goede aan [eiseres]. Bepaald zal worden dat dwangsommen worden verbeurd ten behoeve het Rode Kruis Aruba, welke organisatie zich inzet mede in het algemeen belang van Aruba.
4.19
In de omstandigheid dat partijen over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld ziet het Gerecht aanleiding om de kosten van deze procedure te compenseren tussen hen als na te melden.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
5.1
verklaart [eiseres] niet-ontvankelijk in haar vorderingen voorzover zij die naast voor zichzelf ook voor, namens of ten behoeve van derden richt tegen het Land;
5.2
verbiedt het Land per onmiddellijk de incinerator verder op te richten en al dan niet testmatig in werking/bedrijf te stellen zolang het Land niet over de daartoe vereiste hindervergunning beschikt;
5.3
verbiedt het Land om na verkrijging van voormelde hindervergunning de incinerator al dan niet testmatig in werking/bedrijf te stellen indien en voorzover de wind ter plaatse niet duidelijk aflandig richting zee waait;
5.4
verbiedt het Land om na verkrijging van voormelde hindervergunning de incinerator al dan niet testmatig in werking/bedrijf te stellen indien ter plaatse niet een voor een ieder vanaf de Bucutiweg ter plaatse zichtbare goed werkende windvaan in de buurt van de uitlaat van de incinerator in de vrije wind is geplaatst en aanwezig is;
5.5
verbiedt het Land verder om na verkrijging van voormelde hindervergunning de incinerator al dan niet testmatig in werking/bedrijf te stellen indien ter plaatse niet een voor een ieder vanaf de Bucutiweg ter plaatse zichtbare rode vlag uithangt als teken van het in al dan niet testmatig in werking/bedrijf zijn van de incinerator;
5.6
verbiedt het Land per onmiddellijk toe te laten dat Serlimar of andere tot de vuilnisbelt toegelaten personen vuil/afval van welke aard dan ook op (het terrein van) de vuilnisbelt in de open lucht (doen) verbranden indien en voorzover de wind ter plaatse niet duidelijk aflandig richting zee waait;
5.7
verbiedt het Land per onmiddellijk toe te laten dat voormelde openluchtverbrandingen elders plaatsvinden op (het terrein van) de vuilnisbelt dan op de daartoe bestemde plaats gelegen helemaal in het zuidoosten van de vuilnisbelt nabij de zeewaterkant;
5.8
beveelt het Land zich telkens zoveel als redelijkerwijze mogelijk in te spannen om spontaan en illegaal ontstane branden in/op (het terrein van) de vuilnisbelt te (doen) blussen in elk geval zodra de wind ter plaatse van de vuilnisbelt niet duidelijk aflandig waait;
5.9
bepaalt dat de deurwaarder met dit vonnis in de hand te alle tijden vrije toegang heeft tot (het terrein van) de vuilnisbelt ter controle van de naleving of overtreding door het Land van voormelde verboden;
5.1
bepaalt verder dat al hetgeen hiervoor onder 5.2 tot en met 5.9 is beslist geldt zolang in een bodemprocedure niet anders is geoordeeld;
5.11
bepaalt dat het Land ten behoeve van het Rode Kruis Aruba (Kamer van Koophandelnummer H8318.0) een dwangsom verbeurt van Afl. 5.000,-- voor iedere dag of deel daarvan dat het Land de hiervoor onder 5.2 tot en met 5.7 vermelde verboden overtreedt, met dien verstande dat het Land dienaangaande niet meer dan Afl. 500.000,-- aan dwangsommen kan verbeuren;
5.12
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad, met uitzondering van de niet-ontvankelijkverklaring onder 5.1;
5.13
compenseert de proceskosten tussen partijen, aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt;
5.14
wijst af het meer of anders door [eiseres] verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van vrijdag 21 augustus 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.