ECLI:NL:OGEAA:2020:582

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 november 2020
Publicatiedatum
11 mei 2021
Zaaknummer
453 van 2020
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de avondklok in het kader van COVID-19 maatregelen

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 5 november 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig had gemaakt aan het overtreden van de avondklok, ingesteld ter bestrijding van de COVID-19 pandemie. De verdachte werd beschuldigd van het zich buiten zijn woning bevinden op 3 september 2020, terwijl de avondklok van kracht was. Het Gerecht oordeelde dat de avondklok een legitieme maatregel was, die niet disproportioneel was in het licht van de volksgezondheidsrisico's die de COVID-19 uitbraak met zich meebracht. De regering had de avondklok ingesteld om de verspreiding van het virus tegen te gaan, en het Gerecht concludeerde dat deze maatregel een adequate reactie was op de toenemende besmettingen in Aruba. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, te vervangen door 20 dagen hechtenis, omdat hij de volksgezondheid in gevaar had gebracht door zich niet aan de regels te houden. Het Gerecht bevestigde dat de avondklok een noodzakelijke en proportionele maatregel was, die voldeed aan de eisen van de wet en de bescherming van de gezondheid.

Uitspraak

Parketnummer: P-2020/05653
Zaaknummer: 453 van 2020
Uitspraak: 5 november 2020 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres].
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2020. De verdachte is, zonder bijstand van een advocaat, ter terechtzitting verschenen.
De officier van justitie, mr. R.J. Wildeman, heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvolging.
De verdachte heeft het woord ter verdediging gevoerd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
dat hij zich op 3 september 2020 omstreeks 2:00 uur in of nabij de L.G. Smith Boulevard ter hoogte van het Parlementsgebouw te Aruba buiten zijn woning en/of verblijfsgelegenheid begaf en/of bevond.
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd, met dien verstande:
dat hij zich op 3 september 2020 omstreeks 2:00 uur
opin of nabijde L.G. Smith Boulevard ter hoogte van het Parlementsgebouw te Aruba buiten zijn woning
en/of verblijfsgelegenheid begaf en
/ofbevond.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring.
* Een proces-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt en op 3 september 2020 gesloten en getekend door [verbalisant], agent eerste klasse bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
relaas van die verbalisant, -zakelijk weergegeven-:
Op 3 september 2020 omstreeks 02.00 uur zag ik op de openbare weg en wel buiten een woning of verblijfgelegenheid ter hoogte van het Parlementsgebouw op de L.G. Smith Boulevard een man, genaamd [verdachte].
* De
verklaring van de verdachte, op 15 oktober 2020 afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting, voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
Het klopt dat ik op 3 september 2020 omstreeks 02.00 uur op de L.G. Smith Boulevard te Aruba liep. Ik wist dat ik op dat moment de avondklok overtrad. Ik wist dat het verboden was om tussen 00.00 en 05.00 buiten op straat te lopen.
Verweren ten aanzien van de strafbaarheid
Het openbaar ministerie vordert dat de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvolging. Volgens het openbaar ministerie voldoet deze “tweede” avondklok, die in Aruba vanaf 28 augustus 2020 is ingesteld, inhoudende dat het een ieder is verboden zich tussen 00.00 en 05.00 uur buiten hun woningen of verblijfsgelegenheden te begeven of te bevinden, niet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit en dient derhalve artikel 2.1 van de betreffende ministeriele regelingen, waarbij onderhavige tweede avondklok is ingesteld, als onverbindend te worden aangemerkt. Hiertoe heeft het openbaar ministerie het volgende aangevoerd:
“Ten tijde van het instellen van de vorige avondklok in maart 2020 waren de grenzen gesloten. Scholen waren dicht. Alle horeca was dicht. Alle niet essentiële bedrijven waren dicht. Shelter in Place was ingesteld. Je bleef thuis tenzij het absoluut noodzakelijk was om buiten te zijn. Het Openbaar Ministerie heeft ten aanzien van de eerste avondklok gevonden dat het juist het samenstel van al deze maatregelen was dat het instellen van de avondklok, een beperking van je recht op bewegingsvrijheid, legitiem maakte. Echter, geen van deze maatregelen zijn genomen in augustus. De grenzen bleven open, de restaurants, hotels en bedrijven bleven open. Er was geen Shelter in Place. De situatie in augustus 2020 was derhalve niet vergelijkbaar met die in maart 2020. De regering heeft aangegeven dat zij tot deze avondklok is gekomen, omdat er huisfeesten zouden worden gehouden waar besmettingen zouden ontstaan. Door de avondklok in te stellen wilde men een eind maken aan die huisfeesten en daarmee aan de kans op besmettingen op die feesten. Ook zou de druk op het ziekenhuis verminderd kunnen worden doordat er door de avondklok minder verkeer op de weg zou zijn en daarmee minder ongelukken.
Buiten kijf staat dat de regering moest handelen toen het aantal besmettingen met het Coronavirus toenam. Het Openbaar Ministerie stelt evenwel ernstige vraagtekens bij de vraag of het middel dat de regering daarvoor heeft gekozen wel passen en geboden was.
Vaststaand feit is dat het verspreiden van het Coronavirus plaatsvindt als er (veel) mensen bij elkaar zijn en deze geen afstand van elkaar houden. Maatregelen die het aantal besmettingen moeten tegengaan zullen dus vooral op die situatie betrekking moeten hebben. Het is lastig voor te stellen dat juist tussen 12 uur en 5 uur in de nacht er veel en grote groepen mensen bij elkaar zullen zijn. Daarnaast: als er mensen huisfeesten houden tijdens de nachtelijke uren in de huidige situatie met Corona dan zullen deze mensen ook voor 12 uur in de avond en overdag niet geneigd zijn zich aan de regels te houden en om die reden hoe dan ook - ook los van een avondklok - een bron van besmetting kunnen zijn. Alleen daarom lijkt een dergelijke avondklok lastig te rijmen met het doel van tegengaan van besmettingen. Zeker als er overdag – wanneer er wel veel mensen op straat zijn - buiten 1,5 meter afstand houden en het samenscholingsverbod, nauwelijks beperkingen gelden. Dat er wellicht minder ongelukken zullen plaatsvinden tussen 12 en 5 uur door een avondklok is in zichzelf niet een argument dat ziet op het tegengaan van de verspreiding van het virus en kan daarmee het ingrijpen op een grondrecht op de grondslag van het tegengaan van de verspreiding van het Coronavirus niet dragen.
Het zijn deze overwegingen die maken dat het Openbaar Ministerie – zoals gezegd – twijfelt of deze avondklok, in het licht van de situatie zoals die gold in augustus als het gaat om het totaalpakket aan maatregelen dat aanzienlijk verschilt van het pakket aan maatregelen in maart 2020, voldoet aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit die nodig is om te kunnen beslissen tot het inperken van een grondrecht van een burger.”
Het Gerecht overweegt als volgt.
In augustus 2020 nam het aantal vastgestelde coronabesmettingen in Aruba fors toe. Dit fors stijgende aantal coronabesmettingen was voor de regering de reden opnieuw maatregelen af te kondigen om verdere verspreiding van de infectieziekte COVID 19 te voorkomen. Ter uitvoering van artikel 16, eerste lid, van de Calamiteitenverordening heeft de minister steeds voor een periode van ten hoogste 72 uur regels gesteld ter voorkoming van gevaar voor personen, in casu het urgente belang van de volksgezondheid bij de beheersing en voorkoming van verdere verspreiding van de infectieziekte COVID 19. Deze regels zijn telkens middels ministeriële regelingen, – kort gezegd – aangeduid als “Algemene regeling COVID 19”, vastgesteld. Vanaf 28 augustus 2020 is op grond van deze achtereenvolgende ministeriële regelingen onder andere onderhavige avondklok ingesteld, inhoudende dat het een ieder is verboden zich tussen 00:00 en 05:00 uur buiten hun woningen of verblijfsgelegenheden te begeven of te bevinden. Ten tijde van onderhavige overtreding op 3 september 2020 was deze avondklok (nog steeds) van kracht.
Met het instellen van een avondklok wordt het recht op bewegingsvrijheid, als bedoeld in artikel 2, Vierde Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), beperkt [1] . De avondklok is derhalve een vrijheidsbeperkende maatregel. Ingevolge het derde lid van artikel 2, Vierde Protocol bij het EVRM mag de uitoefening van het recht op bewegingsvrijheid aan geen andere beperkingen worden gebonden dan die die bij de wet zijn voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn voor (in dit geval) de bescherming van de gezondheid. Dit betekent dat een vrijheidsbeperkende maatregel (I) dient te berusten op een voldoende heldere en kenbare wettelijke grondslag, (II) een legitiem doel moet dienen en (III) dient te voldoen aan de eisen van geschiktheid, noodzakelijkheid en proportionaliteit (evenredigheidsvereiste).
Bij onherroepelijke uitspraak van 30 juni 2020 [2] heeft dit Gerecht geoordeeld dat de ministeriële regelingen, waarbij onder meer de avondklok (Toque de Queda) is ingesteld, berusten op een voldoende heldere en kenbare wettelijke grondslag.
De avondklok is blijkens de ministeriële regelingen ingesteld ter voorkoming van gevaar voor personen, in casu het urgente belang van de volksgezondheid bij de beheersing en voorkoming van verdere verspreiding van de infectieziekte COVID 19. Daarmee dient de preventieve maatregel van de avondklok een legitiem doel, te weten de bescherming van de algemene volksgezondheid van Aruba.
In augustus 2020 werd Aruba geconfronteerd met een exponentiële groei van het aantal coronabesmettingen (de tweede golf) en was het noodzakelijk om maatregelen te treffen die spoedig de verdere verspreiding van de infectieziekte COVID 19 tegengingen. De verspreiding van de infectieziekte COVID 19 kan effectief worden geremd door het aantal contactmomenten tussen en verplaatsingen van personen te beperken. Met het instellen van een avondklok, inhoudende dat personen zich tussen bepaalde tijdstippen (in dit geval tussen 00:00 en 05:00 uur) niet buiten hun woning/verblijfplaats mogen begeven, wordt het aantal contactmomenten tussen en verplaatsingen van personen beperkt. Aldus mag worden aangenomen dat het instellen van een avondklok op zich een geschikte maatregel is om verdere verspreiding van de infectieziekte COVID 19 tegen te gaan. In dit licht bezien is de keuze voor het invoeren van de preventieve vrijheidsbeperkende maatregel van de avondklok niet onbegrijpelijk. Het Gerecht neemt hierbij tevens in ogenschouw dat inmiddels wereldwijd verschillende landen een avondklok hebben ingesteld om op een effectieve manier de verdere verspreiding van de infectieziekte COVID 19 tegen te gaan.
Vervolgens is aan de orde de vraag of de vrijheidsbeperkende maatregel van de avondklok voldoet aan het vereiste van proportionaliteit. Bij deze beoordeling hanteert het Europees Hof van de Rechten voor de Mens (EHRM) als uitgangspunt dat een preventieve vrijheidsbeperkende maatregel als onderhavige in beginsel een “minimally intrusive measure” [3] vormt. Het is afhankelijk van de omstandigheden van het geval of een vrijheidsbeperkende maatregel disproportioneel is te achten. Bij deze beoordeling spelen in het bijzonder de volgende factoren een belangrijke rol: de duur en de mate van belastbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregel alsmede de procedurele zorgvuldigheid, inhoudende dat er voldoende momenten dienen te zijn om de proportionaliteit van de vrijheidsbeperkende maatregel te kunnen beoordelen [4] . Voorop staat dat een avondklok, inhoudende een verbod om de woon- en/of verblijfplaats te verlaten, een behoorlijke beperking van het recht op bewegingsvrijheid met zich brengt. Vastgesteld wordt dat de avondklok - ten tijde van onderhavige overtreding - voor een periode van zeven dagen van kracht was en dat de werking van de avondklok zich uitsluitend uitstrekte tot de voor de nachtrust bestemde uren (van 00:00 tot 05:00 uur), zijnde in het algemeen de minder belastende uren voor een dergelijk verbod. Naar het oordeel van het Gerecht geven de relatief korte duur noch de daadwerkelijke belastbaarheid van de maatregel aanleiding om te concluderen dat de avondklok disproportioneel is te achten. Daarbij komt dat de maatregel van de avondklok, volgens het wettelijke systeem, telkens voor een periode van ten hoogste 72 uren van kracht is en dat derhalve telkens binnen 72 uren de proportionaliteit van de vrijheidsbeperkende maatregel dient te worden beoordeeld.
Het openbaar ministerie heeft – kort samengevat - betoogd dat de avondklok een disproportionele maatregel is, nu - in tegenstelling tot de eerste golf - er thans overdag geen shelter in place is afgekondigd, de grenzen met het buitenland deels zijn geopend en de horecagelegenheden tot op een bepaald tijdstip zijn geopend. Dit betoog faalt. Voorop moet worden gesteld dat aan de regering een ruime beoordelingsvrijheid (“margin of appreciation”) toekomt bij de keuzen die haar uit het oogpunt van algemeen belang nodig of gewenst voorkomen, in het bijzonder als het gaat om preventieve maatregelen op het gebied van gezondheid [5] . Bij die keuzen dient de regering tevens rekening te houden met alle (ook economische) belangen. De omstandigheid dat de regering, anders dan tijdens de eerste golf, heeft gekozen voor een minder vergaand en derhalve voor een voor de burger en de economie minder belastend samenstel van maatregelen, dat naar verwachting op effectieve en spoedige wijze de verdere verspreiding van de infectieziekte COVID 19 tegengaat, maakt niet dat reeds daarom de vrijheidsbeperkende maatregel van de avondklok disproportioneel is te achten. De visie van de regering dat het samenstel van de getroffen maatregelen, waaronder de avondklok, nodig en proportioneel is om op spoedige en effectieve wijze de verdere verspreiding van de infectieziekte COVID 19 tegen te gaan, wordt bovendien onderstreept door de internationale ontwikkelingen. De aanpak in veel andere landen wijkt niet substantieel af van de Arubaanse aanpak en is soms zelfs nog verdergaand dan die in Aruba.
Het Gerecht komt dan ook tot de conclusie dat de regering onder de huidige omstandigheden in redelijkheid heeft kunnen kiezen voor - onder andere - het instellen van een avondklok. Deze vrijheidsbeperkende maatregel is op dit moment niet disproportioneel te achten.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 2.1 van de Algemene Regeling Bestrijding COVID19 LX [6] ,
strafbaar gesteld bij artikel 19 van de Calamiteitenverordening.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan overtreding van de avondklok. Door aldus te handelen heeft hij het urgente belang van de volksgezondheid van Aruba, dat vanwege de uitbraak van COVID 19 in het geding was, geschonden. Op dat moment was een ramp in Aruba gaande, namelijk de verspreiding van COVID 19. Door zich niet te houden aan de noodzakelijke regels ter voorkoming van de verspreiding van COVID 19 heeft de verdachte de algemene volksgezondheid van Aruba in gevaar gebracht. Dit wordt hem kwalijk genomen.
Het Gerecht houdt ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is, zo blijkt uit zijn uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 5 oktober 2020, niet eerder veroordeeld voor een soortgelijk overtreding.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat na te noemen taakstraf passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:11, 1:45, 1:46 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan.
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een werkstrafvoor de duur van
veertig (40) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
twintig (20) dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. S. Verheijen, bijgestaan door mw. M.V. Alvarez, (zittingsgriffier), en op 5 november 2020 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.EHRM 6 november 1980, Guzzardi/Italië, nr. 7367/76.
3.EHRM 13 oktober 2005, Fedorov en Fedorova/Rusland, nr. 31008/02
4.EHRM 17 juli 2003, Luordo/Italië, nr. 32190/96 en EHRM 24 april 2008, Rosengren/Roemenië, nr. 70786/01 en EHRM 20 april 2010, Villa/Italië, nr. 19675/06.
5.EHRM 4 januari 2008, Shelly/VK, nr. 23800/06.
6.Ministeriële Regeling van 2 september 2020 ter uitvoering van artikel 16, eerste lid, van de Calamiteitenverordening (AB 1989 no. 51)