ECLI:NL:OGEAA:2020:577
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Kort geding
- A.H.M. van de Leur
- Rechtspraak.nl
Ontslag op staande voet en de rechtsgeldigheid daarvan in kort geding
In deze zaak, die op 23 december 2020 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een eiseres en de stichting FUNDACION PARLAMENTO HUBENIL ARUBA (FPHA). De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.A.R. Bryson, vordert onder andere haar terugkeer naar haar werkzaamheden en betaling van achterstallig loon na een ontslag op staande voet door FPHA. FPHA, vertegenwoordigd door mr. G. de Hoogd, voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
De eiseres stelt dat het ontslag niet onverwijld is gegeven en dat er geen dringende reden voor ontslag is. Het Gerecht oordeelt dat FPHA de reden voor het ontslag niet tijdig heeft medegedeeld, waardoor het ontslag nietig is. Het Gerecht overweegt dat de eiseres op goede gronden de nietigheid van het ontslag heeft ingeroepen, en dat FPHA geen dringende reden voor ontslag kan aanvoeren. De eiseres heeft ook recht op haar opgebouwde vakantiedagen en een dwangsom wordt opgelegd aan FPHA voor het niet opvolgen van het vonnis.
Het Gerecht beslist dat FPHA de eiseres 60% van haar reguliere loon moet betalen, met inachtneming van de coronamaatregelen, en dat FPHA binnen 48 uur moet overgaan tot toelating van de eiseres tot haar werkzaamheden. FPHA wordt ook veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en is uitgesproken in het openbaar.