Op 21 februari 2020 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplegen van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. De verdachte, geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] en thans gedetineerd in Aruba, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. D.G. Illes. Tijdens de openbare terechtzitting op 7 februari 2020 eiste de officier van justitie, mr. W. Bos, een gevangenisstraf van dertig maanden, terwijl de raadsman pleitte voor vrijspraak.
De tenlastelegging betrof een incident op 4 juli 2019, waarbij de verdachte samen met anderen het slachtoffer, terwijl deze op de grond lag, zou hebben geslagen en geschopt. Het Gerecht oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot doodslag, omdat de verwondingen van het slachtoffer beperkt waren tot oppervlakkige wonden en er geen bewijs was van opzet op de dood. De verdachte werd daarom vrijgesproken van het impliciet primair ten laste gelegde feit.
Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan het impliciet subsidiair ten laste gelegde feit van poging tot zware mishandeling. Het Gerecht legde een gevangenisstraf op van vierentwintig maanden, met aftrek van voorarrest. De beslissing werd genomen na afweging van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was gepleegd, waarbij rekening werd gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsdelicten. Het vonnis werd uitgesproken door rechter mr. S. Verheijen, bijgestaan door mw. M.E. Kelly als zittingsgriffier.