ECLI:NL:OGEAA:2020:560
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.H.M. van de Leur
- Rechtspraak.nl
Nakoming van beëindigingsovereenkomst en betalingsonwil versus betalingsonmacht in arbeidsrechtelijke context
In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft verzoekster, een schoonmaakster, een vordering ingesteld tegen haar voormalige werkgever, Arubiana Inn, ter hoogte van Afl. 6.882,04. Deze vordering is gebaseerd op een beëindigingsovereenkomst die op 28 februari 2020 tussen partijen is gesloten, waarin was afgesproken dat Arubiana Inn het verschuldigde bedrag uiterlijk op 30 april 2020 zou betalen. Verzoekster heeft gesteld dat deze betaling is uitgebleven, wat heeft geleid tot de huidige procedure.
Arubiana Inn heeft verweer gevoerd en betwist dat het gevorderde bedrag correct is, en heeft aangevoerd dat de hoogte van de vergoeding afhankelijk is van de duur van het dienstverband van verzoekster. Daarnaast heeft Arubiana Inn gesteld dat er geen sprake is van betalingsonwil, maar van betalingsonmacht, als gevolg van de coronapandemie, waardoor het bedrijf sinds maart 2020 geen inkomsten heeft.
Het Gerecht heeft echter geoordeeld dat de beëindigingsovereenkomst geldig is en dat Arubiana Inn verplicht is om het gevorderde bedrag te betalen. Het verweer van betalingsonmacht werd verworpen, omdat dit in het algemeen niet aan een veroordeling tot betaling in de weg staat. De vordering van verzoekster werd toegewezen, en Arubiana Inn werd veroordeeld in de proceskosten. De beschikking werd uitgesproken op 15 december 2020 door mr. A.H.M. van de Leur.