ECLI:NL:OGEAA:2020:54
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Venezolaanse nationaliteit
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 19 februari 2020 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van een Venezolaanse verzoeker. De verzoeker had eerder een asielverzoek ingediend, dat door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie was afgewezen. De verzoeker vreesde vervolging in zijn land van herkomst, Venezuela, en had daarom een verzoek ingediend op basis van artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Tijdens de zitting op 12 februari 2020 heeft de verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij na terugkeer naar Venezuela vervolging zal vrezen in de zin van het Vluchtelingenverdrag. De voorzieningenrechter oordeelde dat de bedreigingen die de verzoeker had ervaren niet voortkwamen uit een overheidsfunctie, maar uit persoonlijke motieven van enkele sub-inspecteurs van de Venezolaanse politie. Bovendien is er geen bewijs dat de verzoeker na terugkeer zal worden onderworpen aan folteringen of onmenselijke behandelingen, zoals beschermd door het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Gezien deze overwegingen heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de conclusie dat het bezwaar tegen de bestreden beschikking geen redelijke kans van slagen heeft.