ECLI:NL:OGEAA:2020:531

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
1 december 2020
Publicatiedatum
18 december 2020
Zaaknummer
AUA201904199
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en benoeming voogdes in een familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 1 december 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot beëindiging van het gezamenlijk gezag van de moeder en verzoekster over de minderjarige. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.M.R.F. Scheper, heeft verzocht om de moeder te ontheffen van het gezag, omdat zij feitelijk jarenlang haar zorgplicht niet heeft vervuld. De moeder, die niet verschenen was op de zitting, heeft in een rapport van de Voogdijraad aangegeven dat zij geen contact wenst met verzoekster, maar in de toekomst mogelijk samen met haar zus voor de minderjarige wil zorgen. De Voogdijraad concludeert dat de moeder, vanwege haar lichte verstandelijke beperkingen, niet in staat is om alleen voor de minderjarige te zorgen.

Het gerecht heeft vastgesteld dat verzoekster de minderjarige vanaf diens geboorte heeft verzorgd en opgevoed, terwijl de moeder haar zorgplicht niet heeft nageleefd. Gezien deze omstandigheden heeft het gerecht besloten om het gezamenlijk gezag te beëindigen en verzoekster als voogdes aan te stellen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen. Deze beslissing is genomen door rechter mr. N.K. Engelbrecht in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking van 1 december 2020
Behorend bij EJ nr. AUA201904199
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van:
[verzoekster],
wonende in Aruba,
VERZOEKSTER, hierna ook te noemen [verzoekster],
gemachtigde: de advocaat mr. J.M.R.F. Scheper,
tegen
[verweerster],
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
VERWEERSTER, hierna: de moeder,
niet verschenen.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[naam minderjarige],geboren op [geboortedatum] in Nederland,
de minderjarige.

1.DE PROCEDURE

Het eerdere verloop van de procedure blijkt uit de beschikking van dit gerecht van 12 mei 2020, waarbij de Voogdijraad is verzocht om een onderzoek in te stellen naar de sociale omstandigheden van partijen, ter beantwoording van de vraag of er gronden voor de ontheffing van de moeder bestaan.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het rapport van de Voogdijraad, ingediend op 21 augustus 2020;
- de mondelinge behandeling ter zitting met gesloten deuren van 20 oktober 2020, waar zijn verschenen [verzoekster] in persoon en bijgestaan door haar gemachtigde en de raadsonderzoeker van de Voogdijraad, mevrouw [naam raadsonderzoeker]. De moeder is ondanks behoorlijk te zijn opgeroepen niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Aan de orde is het verzoek van verzoekster om de moeder van het gezag te ontheffen en verzoekster alleen met het gezag te belasten.
2.2
In dit geval staat vast dat verzoekster bij beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Arnhem van 16 december 2011, naast de moeder met het gezag over de minderjarige is belast, het een en ander ingevolge artikel 1:253t van het Nederlandse Burgerlijk Wetboek (NBW). In het Arubaanse Burgerlijk Wetboek (BWA) ontbreekt een soortgelijke bepaling.
Ingevolge artikel 1:253v van het NBW is op de gezamenlijke gezagsuitoefening door de ouder en de ander, artikel 1:253n NBW van overeenkomstige toepassing. Ingevolge die bepaling, kan de rechtbank het gezamenlijk gezag op verzoek van een van de ouders beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd. Alsdan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over ieder der minderjarige kinderen toekomt. Dit artikel is gelijk aan artikel 1:253n BWA.
Uit het vierde lid van artikel 1:253v van het NBW volgt dat na beëindiging van de gezamenlijke gezagsuitoefening door de ouder en de ander, de rechter deze ander met de voogdij kan belasten.
2.3
In het rapport van de Voogdijraad staat dat de moeder te kennen heeft gegeven dat verzoekster altijd voor de minderjarige heeft verzorgd, en dat de moeder nu geen contact wenst met verzoekster, maar dat zij in de toekomst al dan niet samen met haar zus, die ook in Nederland woont, voor de minderjarige wil zorgen. Zij acht zich daartoe in staat, maar kan niet zeggen wanneer en op welke manier zij het gezag zal gaan uitoefenen.
Geconcludeerd wordt dat de moeder, vanwege haar (lichte) verstandelijke beperkingen. niet in staat is om alleen voor de minderjarige te zorgen en van het gezag dient te worden ontheven. Geadviseerd wordt om verzoekster, die feitelijk altijd voor de minderjarige heeft gezorgd, met de voogdij over hem te belasten.
2.4
Het gerecht stelt op grond van het vorenstaande en het verhandelde ter zitting vast dat de moeder feitelijk jarenlang haar plicht tot verzorging en opvoeding van de minderjarige niet heeft vervuld, en dat verzoekster de minderjarige vanaf diens geboorte heeft verzorgd en opgevoed. Het gerecht ziet gelet hierop aanleiding om de gezamenlijke gezagsuitoefening door de moeder en verzoekster te beëindigen, en verzoekster met de voogdij te belasten.
2.5
Dit leidt tot de volgende beslissing.

3.DE BESLISSING

Het gerecht:
beëindigt de gezamenlijke gezagsuitoefening door de moeder [verweerster] en verzoekster [verzoekster] over de minderjarige, [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] in Nederland,
benoemt [verzoekster] tot voogdes over voornoemde minderjarige,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven op 1 december 2020 door de rechter mr. N.K. Engelbrecht in tegenwoordigheid van de griffier.