ECLI:NL:OGEAA:2020:529

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
1 december 2020
Publicatiedatum
18 december 2020
Zaaknummer
AUA201903113
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming tot erkenning en geslachtsnaamswijziging in omgangsregeling voor minderjarige

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 1 december 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot vervangende toestemming voor erkenning van een minderjarige door de vader. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. G.L. Griffith, verzocht om toestemming om zijn kind te erkennen, terwijl de moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. N.S. Gravenstijn, geen bezwaar had tegen de erkenning, mits de minderjarige haar achternaam zou behouden. De bijzondere curator, mevrouw mr. Y. Maduro, adviseerde om de erkenning toe te staan, gezien het gebrek aan bezwaren van de moeder.

Het gerecht overwoog dat de man de verwekker van de minderjarige is en dat er geen bezwaren zijn tegen de erkenning. De moeder had echter aangegeven dat zij de eenheid van naam binnen het gezin wilde behouden, omdat haar andere kinderen de achternaam van hun vader dragen. Het gerecht oordeelde dat de geslachtsnaamswijziging van de minderjarige naar de achternaam van de vader niet in strijd was met de belangen van het kind, aangezien de minderjarige op jonge leeftijd is en de naam voor hem nog niet van groot belang is.

Daarnaast werd het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag te verkrijgen over de minderjarige afgewezen, omdat hij juridisch gezien niet de vader was zolang hij de minderjarige niet had erkend. De uitspraak leidde tot de beslissing dat de minderjarige de achternaam van de vader zou krijgen en dat de omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige werd vastgesteld. De omgangsregeling werd definitief gemaakt en uitgebreid, waarbij de vader om de week en op speciale dagen met de minderjarige omging.

Uitspraak

Beschikking van 1 december 2020
Behorend bij EJ nr. AUA201903113
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[Naam verzoeker],
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna te noemen: de man,
gemachtigde: de advocaat mr. G.L. Griffith,
tegen
[Naam verweerster],
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna te noemen: de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn,
Belanghebbenden:
[Naam belanghebbende],geboren op [geboortedatum] 2016 in Aruba,
de minderjarige,
De Voogdijraad, in de hoedanigheid van bijzondere curator.

1.HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het eerdere verloop van de procedure blijkt uit het proces-verbaal van dit gerecht van 29 september 2020, waarbij een voorlopige omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige is vastgesteld.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit de mondelinge behandeling ter zitting met gesloten deuren van 3 november 2020, waar zijn verschenen de man bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd, de moeder bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd en voor de bijzondere curator mevrouw mr. Y. Maduro.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

Vervangende toestemming erkenning

2.1
Aan de orde is het verzoek van de man om hem vervangende toestemming te verlenen om de minderjarige te erkennen.
2.2
Het verzoek om vervangende toestemming tot erkenning is gebaseerd op artikel 1:204, lid 3 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba. Voor zover hier van belang, kan ingevolge deze bepaling de toestemming van de moeder wier kind de leeftijd van zestien nog niet heeft bereikt, op verzoek van de man die het kind wil erkennen worden vervangen door de toestemming van dit gerecht, indien de erkenning de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind of de belangen van het kind niet zou schaden, en de man de verwekker is van het kind.
2.3
De moeder heeft niet weersproken dat de man de verwekker van de minderjarige is, en heeft in principe geen bezwaren geuit tegen erkenning van de minderjarige door de man, mits de minderjarige haar achternaam behoudt.
Daartoe heeft de moeder aangevoerd dat zij de eenheid van naam binnen het gezin wenst te bewaren, nu haar andere kinderen de achternaam “[achternaam kinderen]” dragen, zijnde de achternaam van hun vader, met wie moeder binnenkort in het huwelijk zal treden. De moeder acht het dan ook niet in het belang van de minderjarige dat hij als enige binnen de familie een andere achternaam draagt, zijnde de achternaam “[achternaam vader]”.
2.4
De bijzondere curator heeft bij zijn akte namens de minderjarige geadviseerd om de man vervangende toestemming te verlenen om de minderjarige te erkennen, nu de moeder geen bezwaren tegen de erkenning heeft geuit. Wat betreft de naamkeuze heeft de bijzondere curator ter zitting betoogd dat het in deze gaat om een jong kind, zodat de geslachtsnaamswijziging hem niet zal schaden en zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van het gerecht.
2.5
De man heeft gepersisteerd in zijn verzoek om de minderjarige te erkennen, waarbij de achternaam van de minderjarige wordt gewijzigd in zijn achternaam. Daartoe heeft hij gesteld dat de minderjarige zijn enige kind is, dat hij gedurende de eerste twee levensjaren van de minderjarige hem alleen heeft verzorgd en opgevoed en dat hij graag wil dat de minderjarige zijn geslachtsnaam draagt.
2.6
Het gerecht overweegt als volgt.
Nu tussen partijen niet in geschil is dat de man de verwekker is van de minderjarige, is hiermee naar het oordeel van het gerecht het verwekkerschap van de man afdoende vast komen te staan. Het gerecht zal, gelet op het voorgaande, de man vervangende toestemming verlenen om de minderjarige te erkennen.
Geslachtsnaam na erkenning
2.7
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de minderjarige bij de erkenning de geslachtsnaam van de moeder behoudt of die van de vader krijgt.
Het gerecht overweegt als volgt.
2.7.1
Ingevolge artikel 1:5 Burgerlijk Wetboek van Aruba (BWA) is de geslachtsnaam van een kind die van zijn vader, en anders die van de moeder. Conform het geldende recht krijgt de minderjarige bij de erkenning de geslachtsnaam van de vader.
2.7.2
Algemeen aanvaard is dat in het huidige Arubaanse namenrecht de moeder van een kind wordt achtergesteld bij de vader zonder dat daarvoor voldoende rechtvaardiging is. Deze ongelijke behandeling is in (elk geval) strijdig met artikel I.1 van de Staatsregeling van Aruba en artikel 26 van het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten.
2.7.3
De Arubaanse wetgever heeft dit rechtstekort onder ogen gezien. Bij Landsverordening van 23 september 2016 – tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek van Aruba in verband met een aantal onderwerpen die nog een regeling of aanpassing in het Burgerlijk Wetboek van Aruba behoeven (aanvulling Burgerlijk Wetboek van Aruba), AB 2016, no. 51 (hierna: Landsverordening aanvulling BWA) – is bepaald dat art. 1:5 BWA wordt vervangen door veertien nieuwe wetsartikelen (art. 1:5 tot en met art. 1:5m BWA).
Artikel 1:5 van de Landsverordening aanvulling BWA bepaalt, voor zover hier van belang, dat de ouders bij de keuze van de geslachtsnaam van hun kind kunnen kiezen voor de geslachtsnaam van de vader dan wel voor die van de moeder.
Artikel 1:5b Landsverordening aanvulling BWA bevat een regeling voor geschillen omtrent de naamskeuze. Het eerste lid van dit artikel luidt:
“Een geschil tussen de ouders of toekomstige ouders over de naamskeuze kan op verzoek van beiden of één van hen aan de rechter in eerste aanleg worden voorgelegd. Deze beproeft, alvorens te beslissen, een vergelijk tussen hen. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.”
Artikel 1:5g, eerste lid, Landsverordening aanvulling BWA luidt:
“Indien een kind door erkenning in familierechtelijke betrekking tot de vader komt te staan, behoudt het de geslachtsnaam van de moeder, tenzij de moeder en de erkenner ter gelegenheid van de erkenning gezamenlijk verklaren naamskeuze te doen. Van deze verklaring wordt melding gemaakt in de akte van erkenning. Het voorgaande is van overeenkomstige toepassing bij erkenning van een ongeboren kind.”
2.7.4
De Landsverordening aanvulling BWA is nog niet in werking getreden.
2.7.5
De Hoge Raad heeft bij beschikking van 13 juli 2017 (ECLI:NL:2017:2614) overwogen dat nu de Landsverordening aanvulling BWA nog niet in werking is getreden en onbekend is op welke termijn dat het geval zal zijn, de rechter thans voor Aruba dient te bezien of in dit rechtstekort kan worden voorzien. De rechter kan door bij de keuze van de wetgever, zoals gemaakt bij de vaststelling van de Landsverordening aanvulling BWA, aan te sluiten een oplossing bieden voor het rechtstekort van de geldende wetgever (rechtsoverwegingen 3.4.6 en 3.4.8).
2.7.6
Voor de in deze zaak aan de orde zijnde erkenning ziet het gerecht geen aanleiding zich aan te sluiten bij het bepaalde in artikel 1:5g, eerste lid, van de Landsverordening aanvulling BWA, waarin wordt bepaald dat een kind dat door erkenning in familierechtelijke betrekking tot de vader komt te staan in beginsel de geslachtsnaam van de moeder behoudt. Het betreft in dit geval een jong kind van vier jaar oud dat gedurende twee jaar lang door de vader is verzorgd en opgevoed. Niet is gesteld noch is gebleken dat de minderjarige in zijn ontwikkeling wordt belemmerd indien zijn geslachtsnaam wordt gewijzigd in die van zijn vader. Een dergelijke belemmering acht het gerecht overigens niet aannemelijk, nu over het algemeen heeft te gelden dat op die leeftijd de geslachtsnaam voor een kind nog een betrekkelijk kleine rol speelt en kinderen nog redelijk flexibel zijn ten aanzien van wijzigingen. Weliswaar betekent een naamwijziging van de minderjarige dat het gezin van de moeder uit drie verschillende geslachtsnamen zal bestaan, maar dit argument levert gelet op de bovenstaande onvoldoende grond om de naamwijziging te weigeren. Overigens valt niet in te zien waarom de minderjarige onthouden dient te worden van het krijgen van de geslachtsnaam van zijn vader, terwijl de andere kinderen van de moeder wel de geslachtsnaam van hun vader hebben. Voorts neemt het gerecht in aanmerking dat de moeder tegenover de bijzondere curator heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen een erkenning van de minderjarige door de man, waarbij de geslachtsnaam van de minderjarige wordt gewijzigd in die van de vader.
2.7.7
Gelet op het voorgaande is het gerecht van oordeel dat het belang van de moeder, zijnde dat de minderjarige bij de erkenning door de man de geslachtsnaam van de moeder behoudt, niet zwaarder dient te wegen dan het belang en het recht van de minderjarige om de geslachtsnaam van de vader te krijgen. Dit leidt tot de slotsom dat de geslachtsnaam van de minderjarige na de erkenning door de man, op de voet van artikel 1:5 BW, die van de vader is.
Omgang
2.8
Ter zitting is gebleken dat de voorlopige omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige goed verloopt. Het gerecht ziet daarom aanleiding om die definitief te maken en uit te breiden als na te melden.
Gezag
2.9
De man is wat betreft zijn verzoek om hem gezamenlijk met de moeder te belasten met de uitoefening van het gezag over de minderjarige, niet-ontvankelijk. Daarbij overweegt het gerecht dat de man niet de tot het gezag bevoegde vader is, zolang hij de minderjarige niet heeft erkend en derhalve niet zijn juridische vader is.

3.DE BESLISSING

Het gerecht:
- verleent de man [naam verzoeker], bij gebreke van toestemming van de moeder, vervangende toestemming om de minderjarige [naam belanghebbende]
,geboren op [geboortedatum] 2016 in Aruba te erkennen;
- verstaat dat de minderjarige bij de erkenning de geslachtsnaam ‘[achternaam vader]’ zal krijgen;
- bepaalt de omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige als volgt:
* om de week, van vrijdagmiddag tot zondagmiddag, waarbij de moeder de minderjarige op vrijdagmiddag na school bij de man thuis afzet en op zondag om 17:00 uur bij de man ophaalt,
* om het jaar op de verjaardag van de minderjarige,
* op Vaderdag, tenminste voor 4 uur aaneengesloten indien die dag niet in het weekeinde van de man valt,
* tijdens de Kerstvakantie: afwisselend het ene jaar gedurende de eerste helft, en het andere jaar gedurende de tweede helft, waarbij de minderjarige tenminste 4 aaneengesloten uren met de andere ouder omgang heeft op Kerstdag en op Nieuwjaarsdag,
* de helft van de Paasvakantie, zomervakantie en herfstvakantie, nader door partijen over een te komen,
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn verzoek om samen met de moeder het met gezag te worden belast.
Deze beschikking is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter, en wordt geacht in het openbaar te zijn uitgesproken ter zitting van 1 december 2020 in aanwezigheid van de griffier.