Uitspraak
1.HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
2.DE VERDERE BEOORDELING
Vervangende toestemming erkenning
3.DE BESLISSING
,geboren op [geboortedatum] 2016 in Aruba te erkennen;
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 1 december 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot vervangende toestemming voor erkenning van een minderjarige door de vader. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. G.L. Griffith, verzocht om toestemming om zijn kind te erkennen, terwijl de moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. N.S. Gravenstijn, geen bezwaar had tegen de erkenning, mits de minderjarige haar achternaam zou behouden. De bijzondere curator, mevrouw mr. Y. Maduro, adviseerde om de erkenning toe te staan, gezien het gebrek aan bezwaren van de moeder.
Het gerecht overwoog dat de man de verwekker van de minderjarige is en dat er geen bezwaren zijn tegen de erkenning. De moeder had echter aangegeven dat zij de eenheid van naam binnen het gezin wilde behouden, omdat haar andere kinderen de achternaam van hun vader dragen. Het gerecht oordeelde dat de geslachtsnaamswijziging van de minderjarige naar de achternaam van de vader niet in strijd was met de belangen van het kind, aangezien de minderjarige op jonge leeftijd is en de naam voor hem nog niet van groot belang is.
Daarnaast werd het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag te verkrijgen over de minderjarige afgewezen, omdat hij juridisch gezien niet de vader was zolang hij de minderjarige niet had erkend. De uitspraak leidde tot de beslissing dat de minderjarige de achternaam van de vader zou krijgen en dat de omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige werd vastgesteld. De omgangsregeling werd definitief gemaakt en uitgebreid, waarbij de vader om de week en op speciale dagen met de minderjarige omging.