In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 1 december 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot gezamenlijk gezag en omgangsregeling tussen de ouders van drie minderjarigen. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. E.J.M. Lotter Homan, verzocht om gezamenlijk gezag over de minderjarigen [naam minderjarige 2] en [naam minderjarige 3]. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. G.L. Griffith, verzocht om het gezamenlijk gezag over [naam minderjarige 1] te beëindigen en het gezag aan haar toe te kennen. De Voogdijraad had eerder een rapport ingediend waarin werd geconcludeerd dat er geen onaanvaardbaar risico bestond dat de minderjarigen klem of verloren zouden raken tussen de ouders, ondanks de problematische communicatie tussen hen. Het gerecht overwoog dat het ouderlijk gezag de plicht en het recht van ouders omvat om hun kinderen te verzorgen en op te voeden, en dat gezamenlijke gezagsuitoefening vereist dat ouders in staat zijn om samen beslissingen te nemen. Na beoordeling van de feiten en het verhandelde ter zitting, concludeerde het gerecht dat de ouders geschikt zijn om gezamenlijk het gezag uit te oefenen en dat de minderjarigen niet in een onaanvaardbare situatie verkeren. De omgangsregeling werd vastgesteld, waarbij de vader om de week de minderjarigen zal ophalen en terugbrengen. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.