ECLI:NL:OGEAA:2020:528

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
1 december 2020
Publicatiedatum
18 december 2020
Zaaknummer
AUA201900474
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezamenlijk gezag en omgangsregeling tussen ouders van minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 1 december 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot gezamenlijk gezag en omgangsregeling tussen de ouders van drie minderjarigen. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. E.J.M. Lotter Homan, verzocht om gezamenlijk gezag over de minderjarigen [naam minderjarige 2] en [naam minderjarige 3]. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. G.L. Griffith, verzocht om het gezamenlijk gezag over [naam minderjarige 1] te beëindigen en het gezag aan haar toe te kennen. De Voogdijraad had eerder een rapport ingediend waarin werd geconcludeerd dat er geen onaanvaardbaar risico bestond dat de minderjarigen klem of verloren zouden raken tussen de ouders, ondanks de problematische communicatie tussen hen. Het gerecht overwoog dat het ouderlijk gezag de plicht en het recht van ouders omvat om hun kinderen te verzorgen en op te voeden, en dat gezamenlijke gezagsuitoefening vereist dat ouders in staat zijn om samen beslissingen te nemen. Na beoordeling van de feiten en het verhandelde ter zitting, concludeerde het gerecht dat de ouders geschikt zijn om gezamenlijk het gezag uit te oefenen en dat de minderjarigen niet in een onaanvaardbare situatie verkeren. De omgangsregeling werd vastgesteld, waarbij de vader om de week de minderjarigen zal ophalen en terugbrengen. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Beschikking van 1 december 2020
Behorend bij EJ nr. AUA201900474
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[verzoeker],
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. E.J.M. Lotter Homan,
tegen
[verweerster],
wonende in Aruba, [woonadres],
VERWEERSTER, hierna de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. G.L. Griffith.
Belanghebbenden:
[naam minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in Aruba,
[naam minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in Aruba,
[naam minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] in Aruba,
de minderjarigen.

1.DE PROCEDURE

Het eerdere verloop van de procedure blijkt uit de beschikking van dit gerecht van 3 september 2019, waarbij een voorlopige omgangsregeling tussen de vader en de minderjarigen is bepaald en de Voogdijraad is verzocht onderzoek in te stellen naar de sociale omstandigheden van partijen ter beantwoording van de vraag of een onaanvaardbaar risico bestaat dat de minderjarigen klem of verloren zouden raken tussen de ouders indien zij het gezag gezamenlijk zouden uitoefenen, en de vraag op welke wijze invulling dient te worden gegeven aan het omgangsrecht van de vader.
De verdere procedure blijkt uit:
  • het rapport van de Voogdijraad, ingediend op 20 augustus 2020,
  • de mondelinge behandeling ter zitting met gesloten deuren van 20 oktober 2020, waar zijn verschenen de vader via videoverbinding bijgestaan door zijn gemachtigde, de moeder in persoon bijgestaan door haar gemachtigde, en de raadsonderzoeker van de Voogdijraad, mevrouw [naam raadsonderzoeker]. De vader heeft zijn standpunt ter zitting toegelicht aan de hand van voorgedragen en overgelegde aantekeningen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

Gezag

2.1
Aan de orde zijn de onderscheiden verzoeken van de vader om voortaan gezamenlijk met de moeder het gezag over [naam minderjarige 2] en [naam minderjarige 3] uit te oefenen, en van de moeder om het gezamenlijk gezag over [naam minderjarige 1] te beëindigen en te bepalen dat het gezag voortaan aan haar toekomt. Ter beantwoording ligt dus voor de vraag of een onaanvaardbaar risico bestaat dat de minderjarigen klem of verloren zouden raken tussen de ouders indien zij het gezag gezamenlijk zouden uitoefenen.
2.2
De Voogdijraad concludeert in zijn rapport dat de ouders geen vertrouwen in elkaar hebben, dat zij verschillende opvoedingsstijlen hebben waardoor zij niet altijd tot gezamenlijke beslissingen kunnen komen en dat de communicatie tussen hen zodanig verstoord is dat zonder hulpverlening de ontwikkeling van de minderjarigen klem dreigt te raken. Desondanks adviseert de Voogdijraad om de ouders gezamenlijk te belasten met het ouderlijk gezag over de minderjarigen [naam minderjarige 2] en [naam minderjarige 3] en het gezamenlijk gezag over [naam minderjarige 1] te behouden.
2.3
De moeder kan zich niet verenigen met het advies van de Voogdijraad, en persisteert in haar standpunt dat gezamenlijk gezag niet in het belang is van de minderjarigen omdat de communicatie tussen partijen problematisch is. De moeder is van mening dat partijen eerst een communicatiebegeleiding moeten volgen, om daarna te evalueren of zij in staat zijn tot gezamenlijke gezagsuitoefening.
2.4
Het gerecht overweegt als volgt.
2.4.1
Het ouderlijk gezag omvat op grond van artikel 1:247 BW de plicht en het recht van de ouder zijn minderjarig kind te verzorgen en op te voeden. Onder verzorging en opvoeding worden mede verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn van het kind, en het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. Het ouderlijk gezag brengt een aantal bevoegdheden met zich die nodig zijn voor de in voormeld kader te nemen beslissingen, waarbij gedacht moet worden aan zaken als de schoolkeuze, medische behandelingen of levensbeschouwelijke aangelegenheden. In geval van gezamenlijk gezag dienen dergelijke beslissingen tezamen met de andere gezaghebbende ouder te worden genomen. Voor het uitoefenen van gezamenlijk gezag is dan ook vereist, dat de ouders in feite in staat zijn tot een behoorlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen en wel zodanig dat het kind niet klem of verloren zal raken tussen de ouders.
In het geval dat de ouders niet (meer) samenleven en niet of moeizaam communiceren, kan dat zelfs betekenen dat, waar nodig, de verzorgende ouder die beslissingen kan nemen die voor het dagelijkse leven of de veiligheid van (spoedeisend) belang zijn voor het kind en dat de niet-verzorgende ouder deze beslissingen niet blokkeert. Ook is het van belang dat ouders die niet in staat zijn de strijd met elkaar te staken, in ieder geval in staat zijn het kind buiten die strijd te houden. [1]
2.4.2
In dit geval kan uit de stukken en het verhandelde ter zitting het volgende worden afgeleid. Partijen oefenen al vanaf 15 augustus 2011 het gezag over de thans 9-jarige [naam minderjarige 1] samen uit, en gesteld noch gebleken is dat [naam minderjarige 1] klem dreigt te raken tussen de ouders indien zij gezamenlijk het gezag blijven uitoefenen.
Uit het rapport van de Voogdijraad kan verder worden afgeleid dat de vader betrokken is in het leven van de minderjarigen, dat er tot oktober 2019 regelmatig omgang was tussen de vader en zijn familie enerzijds en de minderjarigen anderzijds, en dat beide ouders het beste voor de minderjarigen willen.
2.4.3
Op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting is naar het oordeel van het gerecht niet gebleken dat er een onaanvaardbaar risico is dat de minderjarigen klem of verloren zullen raken tussen de ouders, dan wel dat het afwijzen van het verzoek van de vader om hem gezamenlijk met de moeder met het gezag over [naam minderjarige 2] en [naam minderjarige 3] te belasten anderszins in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is.
Weliswaar is gebleken dat de communicatie tussen de ouders problematisch is, doch dit brengt niet zonder meer mee dat in het belang van de minderjarigen het verzoek van de vader om gezamenlijke gezagsuitoefening dient te worden afgewezen.
Het gerecht acht de ouders geschikt en in staat de minderjarigen naar behoren te verzorgen en op te voeden. Voorts worden zij in staat geacht om zodanig met elkaar te communiceren dat zij tot onderlinge afspraken kunnen komen over de situaties die zich rond de minderjarigen kunnen voordoen. Van de ouders mag verwacht worden dat zij zich daarvoor zullen inzetten en het gerecht acht hen daartoe in staat.
2.5
In het belang van de minderjarigen [naam minderjarige 2] en [naam minderjarige 3], zal het gerecht daarom de ouders gezamenlijk belasten met het gezag over hen. Het gerecht ziet voorts in het vorenstaande geen aanleiding het gezamenlijk gezag over [naam minderjarige 1] te beëindigen.
Omgang
2.6
De Voogdijraad heeft in haar rapport een omgangsregeling voorgesteld. Dit voorstel is ter zitting met partijen besproken, waarna partijen afspraken hebben gemaakt over de omgangsregeling tussen de minderjarigen en de vader. Het gerecht zal hieronder de afgesproken omgangsregeling opnemen.
Kosten
2.7
Gelet op de aard van het verzoek en de familierechtelijke betrekkingen tussen partijen, ziet het gerecht aanleiding om de kosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt dat de vader, [verzoeker], voortaan samen met de moeder, [verweerster], zal worden belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen
- [ naam minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in Aruba, en
- [ naam minderjarige 3], geboren op [geboortedatum in Aruba,
bepaalt de omgangsregeling tussen de vader enerzijds en voornoemde minderjarigen en [naam minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in Aruba, anderzijds als volgt:
- om de week: vanaf vrijdagmiddag na school tot zondag 17:00 uur,
waarbij de vader de minderjarigen ophaalt en thuisbrengt,
  • het ene jaar op Kerstdag,
  • het andere jaar op Nieuwjaarsdag,
wijst het meer of anders verzochte af,
compenseert te kosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, ter zitting van 1 december 2020 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Vgl. Gerechtshof Leeuwarden d.d. 21 juni 2012, ECLI:NL:GHLEE:2012:BX0520