ECLI:NL:OGEAA:2020:504

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
25 november 2020
Publicatiedatum
4 december 2020
Zaaknummer
AUA201904258
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallige huur en schadevergoeding uit huurovereenkomst

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vorderde eiser, een inwoner van Aruba, dat gedaagde, eveneens inwoner van Aruba, werd veroordeeld tot betaling van Afl. 5.934,-- wegens achterstallige huur en schadevergoeding. De vordering was gebaseerd op een huurovereenkomst waarbij gedaagde een woning huurde van eiser. Eiser stelde dat gedaagde de huur voor de maand april 2019 niet had betaald en dat er schade was ontstaan aan de woning bij het einde van de huurperiode. Gedaagde voerde verweer en betwistte de vordering van eiser.

De procedure omvatte verschillende schriftelijke stukken, waaronder een verzoekschrift, conclusies van antwoord en repliek, en een akte van niet dienen van dupliek. Het Gerecht beoordeelde de stellingen van beide partijen en kwam tot de conclusie dat gedaagde inderdaad de huur voor april 2019 niet had betaald. Daarnaast werd vastgesteld dat gedaagde de woning in een slechtere staat had achtergelaten dan bij aanvang van de huur, wat resulteerde in extra kosten voor eiser voor schoonmaak, schilderwerk en reparaties.

Het Gerecht oordeelde dat de vordering van eiser op verschillende onderdelen toewijsbaar was, met uitzondering van de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, die werd afgewezen. Uiteindelijk werd gedaagde veroordeeld tot betaling van het totaalbedrag van Afl. 5.934,--, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 10 juli 2019, en in de proceskosten van eiser. Het vonnis werd uitgesproken op 25 november 2020 door mr. A.H.M. van de Leur.

Uitspraak

Vonnis van 25 november 2020
Behorend bij B.B. nr. AUA201904258
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[EISER],
wonende in Aruba,
eiser,
hierna ook te noemen: [Eiser],
procederend in persoon,
tegen:
[GEDAAGDE],
wonende in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [Gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-de conclusie van antwoord, met producties;
-de conclusie van repliek, met producties;
-de tegen [gedaagde] verleende akte van niet dienen van dupliek.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1 [
Eiser] vordert dat het Gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] beveelt om aan [eiser] te betalen Afl. 5.934,-- uit hoofde van achterstallige huur en schadevergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 10 juli 2019 en met 15% aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, kosten rechtens.
2.2 [
Gedaagde] voert verweer dat strekt tot afwijzing van het door [eiser] verzochte.
2.3
Voor zover van belang voor de uitkomst van deze procedure worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Vast staat tussen partijen in elk geval dat [gedaagde] krachtens een tussen partijen gesloten huurovereenkomst een woning huurde van [eiser] (hierna: de woning) tegen betaling van een maandelijkse bij vooruitbetaling te betalen huur van Afl. 2.000,--. [gedaagde] heeft het gehuurde op enig moment verlaten; hij heeft de sleutels daarvan op enig moment ingeleverd bij [eiser].
3.2
In het licht van vorenstaande heeft [eiser] niet of onvoldoende bestreden gesteld dat [gedaagde] over de maand april 2019 de aan [eiser] verschuldigde huur ad Afl. 2.000,-- onbetaald heeft gelaten. Dat onderdeel van de vordering van [eiser] zal daarom ten belope van dat bedrag worden toegewezen.
3.3
Voor de beoordeling van de overige onderdelen van de vordering van [eiser] wordt het volgende vooropgesteld. Uit de huurovereenkomst volgt dat [gedaagde] de woning bij het einde van de huur in gelijkwaardige toestand als bij de aanvang daarvan ter beschikking diende te stellen van [eiser]. Indien [gedaagde] die contractuele verplichting niet is nagekomen, verkeert hij zonder ingebrekestelling in verzuim en is hij gehouden de schade van [eiser] als gevolg van de desbetreffende wanprestatie te vergoeden.
3.4
Bij gelegenheid van repliek heeft [eiser] gesteld dat de woning van binnen vies was achtergelaten door [gedaagde], en daarom tegen betaling van Afl. 250,-- van binnen schoongemaakt moest worden. Die stelling heeft [gedaagde] niet nader bestreden, waardoor die vast komt te staan. Nu is gesteld noch is gebleken dat de woning bij aanvang van de huur ook vies was, zal de vordering van [eiser] op dit onderdeel worden toegewezen.
3.5
Bij gelegenheid van repliek heeft [eiser] nader gesteld dat de binnenmuren van de woning geverfd moesten worden, omdat de kinderen van [gedaagde] die vies hadden gemaakt. Ook die stelling heeft [gedaagde] niet nader bestreden, waardoor die vast komt te staan. Gesteld noch is gebleken in dat verband dat bij aanvang van de huur de binnenmuren van de woning vies waren en daarom geverfd moesten worden. Dit één en ander brengt mee dat [gedaagde] de kosten die [eiser] heeft moeten maken voor het verven van de binnenmuren van de woning zal moeten vergoeden. [Eiser] heeft (impliciet) gesteld dat die kosten Afl. 3.200,-- bedragen, welke stelling [gedaagde] niet heeft bestreden. Ook in zoverre kan de vordering van [eiser] worden toegewezen.
3.6
Bij gelegenheid van repliek heeft [eiser] verder nader gesteld dat de tuin van de woning bij aanvang van de huur schoon was, doch dat dit niet het geval was bij het einde van de huur. De tuin zag er volgens [eiser] anders dan bij aanvang van de huur armzalig uit en was vol met houten pallets. Ook die stellingen heeft [gedaagde] niet nader bestreden, waardoor die vast komen te staan. [Eiser] heeft al dan niet impliciet doch onbestreden gesteld dat het schoonmaken en opruimen van de tuin hem Afl. 250,-- heeft gekost. Ook in zoverre zal de vordering van [eiser] worden toegewezen.
3.7
Bij gelegenheid van repliek heeft [eiser] verder nader gesteld dat bij het einde van de huur drie stopcontacten van de woning gebroken waren. Die stelling heeft [gedaagde] niet bestreden, terwijl is gesteld noch gebleken dat die stopcontacten al gebroken waren bij aanvang van de huur. [Eiser] heeft de kosten van reparatie begroot op Afl. 325,--, welke begroting [gedaagde] niet heeft bestreden. Ook deze deelvordering van [eiser] zal worden toegewezen.
3.8
Bij gelegenheid van repliek heeft [eiser] verder nader gesteld dat de airco’s van de woning vuil waren en onderhouden moesten worden. Ook die stelling heeft [gedaagde] niet nader bestreden, terwijl gesteld noch is gebleken dat de airco’s van de woning bij aanvang van de huur niet onderhouden waren. De kosten van onderhoud van de airco’s heeft [eiser] onbestreden begroot op Afl. 175,--. De deelvordering van [eiser] op dit onderdeel zal eveneens worden toegewezen.
3.9
Al het vorenstaande levert een totaalschadepost op van (250,-- + 3.200,-- + 250,-- + 325,-- + 175,-- =) Afl. 4.200,--. Vermeerderd met de achterstallige huur is [gedaagde] in totaal (2.000,-- + 4.200,-- =) Afl. 6.200,-- verschuldigd aan [eiser]. Naar het Gerecht begrijpt heeft [eiser] naar zijn zeggen de door [gedaagde] betaalde borg ad Afl. 266,-- verrekend met een deel van voormelde schade, waardoor het thans in hoofdsom gevorderde bedrag ad Afl. 5.934,-- resteert.
3.1
Vorenstaande brengt mee dat de vordering van [eiser] in hoofdsom zal worden toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente zoals onbestreden gevorderd.
3.11
De door [eiser] gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zal worden afgewezen, nu die vordering voldoende grondslag mist. De enkele door [eiser] overgelegde aanmaningsbrief van 2 juli 2019 heeft te gelden als een verrichting ter voorbereiding en instructie van de onderhavige procedure, waarvoor artikel 63a Rv een voorziening geeft. De omstandigheid dat is aangemaand bij deurwaardersexploot maakt dat niet anders.
3.12 [
Gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden verwezen in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [eiser], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 50,-- aan verschotten (griffiegeld).

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen Afl. 5.934,--, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 10 juli 2019 tot de dag der algehele voldoening;
-veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [eiser], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 50,-- aan verschotten;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 25 november 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 25 november 2020
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: ARBB. nr. AUA201904258
Inhoudsindicatie: civiel, achterstallige huur en schadevergoeding, huurovereenkomst.
Formele relaties (optioneel):
Rechtsgebieden: Civiel
Rechter: mr. A.H.M. van de Leur
Bijzondere kenmerken: