ECLI:NL:OGEAA:2020:488

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
23 november 2020
Publicatiedatum
26 november 2020
Zaaknummer
AUA201902967
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijsopdracht inzake rechtsgeldigheid huwelijk en verblijfsvergunning

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 23 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen appellant, de heer [appellant], en de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie. Appellant had een aanvraag ingediend voor een vergunning tot tijdelijk verblijf om bij zijn echtgenote, [de echtgenote], te verblijven. De aanvraag werd echter afgewezen op basis van het feit dat appellant nog getrouwd zou zijn met mevrouw [Y], met wie hij onder de naam [persoon B] gehuwd was. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard door de Minister.

De rechter heeft in deze uitspraak vastgesteld dat er onduidelijkheid bestaat over de rechtsgeldigheid van de huwelijken van appellant. De Dienst Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister (DBSB) heeft geadviseerd dat indien het huwelijk tussen appellant en mevrouw [Y] rechtsgeldig is, het huwelijk met [de echtgenote] als bigaam huwelijk moet worden beschouwd. De rechter heeft appellant in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren dat zijn huwelijk met mevrouw [Y] niet rechtsgeldig is of dat het is ontbonden voordat hij met [de echtgenote] trouwde. De uitspraak benadrukt het belang van authentieke documenten in deze kwestie.

De zaak is aangehouden voor verdere bewijslevering, en de rechter heeft een nieuwe zitting gepland op 11 januari 2021. De uitspraak is gedaan door mr. N.K. Engelbrecht en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Uitspraak van 23 november 2020
Lar nr. AUA201902967

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[appellant] (aka persoon B),

verblijvend in Aruba,
APPELLANT,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Illes,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. G.M.N. Maduro (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 11 maart 2016 heeft verweerder het verzoek van appellant voor een vergunning tot tijdelijk verblijf om bij zijn echtgenote [naam echtgenote] (hierna: [echtgenote]) te verblijven, afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft appellant op 21 juli 2016 bezwaar gemaakt.
Bij beslissing op bezwaar van 19 juli 2019 heeft verweerder het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen deze beslissing op bezwaar (hierna: de bestreden beslissing) heeft appellant op 30 augustus 2019 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Namens verweerder is op 2 december 2019 een verweerschrift ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 juni 2020. Appellant is verschenen bij zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
Hierna heeft het gerecht advies gevraagd aan de Dienst Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister inzake de rechtsgeldigheid van de huwelijken van appellant. De Dienst Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister (hierna: DBSB) heeft op 3 juli 2020 en op 9 oktober 2020 advies uitgebracht.
De (tussen)uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De standpunten van partijen

1.1
Aan de bestreden beslissing heeft verweerder ten grondslag gelegd dat appellant onder een andere valse naam, te weten [persoon B], nog getrouwd is met mevrouw [naam Y], en dat hem daarom geen vergunning in het kader van gezinshereniging met [de echtgenote] zal worden verleend.
Verder is als motivering van de beslissing gegeven dat appellant criminele antecedenten heeft, nu hij strafrechtelijk is veroordeeld en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 15 jaar opgelegd heeft gekregen, welke veroordeling ten tijde van de aanvraag nog geen vijf jaar oud was.
Tenslotte is als motivering gegeven dat de werkelijke identiteit van appellant nog moet worden vastgesteld, nu hij eerst met een valse identiteit en vals paspoort alhier is toegelaten, en nog geen bewijzen heeft overgelegd waaruit zou blijken dat de naam [naam appellant] zijn werkelijke naam is. Vermoed wordt immers dat zijn werkelijke naam [andere achternaam] is.
In zijn verweerschrift heeft verweerder geconcludeerd tot het alsnog niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaar, nu deze is ingediend na het verlopen van de bezwaartermijn, dan wel tot het ongegrond verklaren van het beroep, omdat de bestreden beslissing op goede gronden is genomen.
1.2
Appellant kan zich niet verenigen met de afwijzing van zijn vergunningsaanvraag en heeft daartoe het volgende betoogd.
Verweerder was op de hoogte van zijn justitieel verleden, zoals blijkt uit het verwijderingsbevel dat jegens hem is uitgevaardigd op 1 juni 2013. Desondanks heeft verweerder (dan wel diens ambtsvoorganger) hem diverse toestemmingen verleend, bijvoorbeeld een inkorting op zijn terugkeerverbod. Daarmee heeft verweerder bij appellant het vertrouwen gewekt dat hem een verblijfsvergunning zal worden verleend.
Verder heeft appellant zich op het standpunt gesteld dat zijn eerdere huwelijk onder de naam [persoon B] met mevrouw [Y] een nietig huwelijk is en nimmer bestaansrecht heeft genoten. Derhalve heeft hij zich niet schuldig gemaakt aan bigamie. Appellant is rechtsgeldig met [de echtgenote] getrouwd en dit huwelijk is ook geregistreerd in het bevolkingsregister. Hij en [de echtgenote] kunnen hun gezinsleven niet elders gaan opbouwen nu [de echtgenote] twee kinderen heeft uit een eerder huwelijk die op Aruba wonen. Zodoende bestaat er in deze recht op family life waarmee verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden.
Tenslotte heeft appellant aangevoerd dat de stelling van verweerder dat zijn identiteit niet kan worden vastgesteld niet valide is, nu appellant bij zijn aanvraag afschriften van authentieke identiteitsbewijzen heeft overgelegd, en gesteld noch gebleken is dat deze valse documenten zijn. Aldus appellant.
Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren, de bestreden beslissing te vernietigen en verweerder te gelasten om binnen twee maanden danwel een redelijke termijn, een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaarschrift, met veroordeling van verweerder in de kosten.
Het wettelijk kader
2.1
Ingevolge artikel 6, eerste lid van de Landsverordening toelating, uitzetting (Ltu) wordt, behalve in de artikelen 1 en 3 vermelde personen niemand in Aruba toegelaten zonder een vergunning tot tijdelijk verblijf of tot verblijf.
2.2
Ingevolge artikel 9, van de Ltu, kan een verzoek om een vergunning tot tijdelijk verblijf worden geweigerd:
a. in verband met de openbare orde of het algemeen belang, waartoe ook de bescherming van de volksgezondheid en de arbeidsmarkt wordt gerekend te behoren;
(…)
e. indien de toelatingsplichtige onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel gegevens heeft achtergehouden terwijl die gegevens tot afwijzing van een aanvraag tot het verlenen, verlengen of wijzigen zouden hebben geleid;
f. op grond van een onherroepelijk geworden veroordeling ter zake van een misdrijf tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van drie maanden of langer;
g. indien de toelatingsplichtige naar het oordeel van de Minister een gevaar vormt of kan gaan vormen voor de openbare orde of veiligheid.
De feiten
3.1
Appellant is op [datum] 1993 in de Dominicaanse Republiek onder de naam [persoon B] gehuwd met de in Aruba geboren Nederlandse [naam Y], en heeft vanaf juni 1993 in Aruba gewoond en ingeschreven gestaan. De (oude) Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) was niet van toepassing op appellant.
3.2
In maart 2001 is appellant, onder de naam [persoon B], strafrechtelijk veroordeeld en aan hem is een gevangenisstraf van twaalf jaar opgelegd. Vanaf maart 2001 tot en met 17 maart 2011 heeft appellant in het KIA vastgezeten. Op 6 maart 2013 is appellant onder de naam [persoon B] aangehouden omdat aan de grens werd geconstateerd dat het paspoort dat appellant in zijn bezit had vals of vervalst was. Op 1 juni 2013 is hij uit het KIA ontslagen en overgedragen aan de vreemdelingenpolitie.
3.3
Bij bevelschrift van 1 juni 2013 heeft verweerder de uitzetting van appellant bevolen en aan hem een periode van niet toelating van zestig maanden opgelegd.
3.4
Op [datum] 2013 is appellant, onder de naam [naam appellant], in de Dominicaanse Republiek in het huwelijk getreden met [de echtgenote], een in Aruba geboren Nederlandse.
3.5
Op 31 oktober 2013 is appellant bij verstek veroordeeld ter zake van bezit van een vals reisdocument.
3.6
Verweerder heeft op 22 november 2013 ten behoeve van appellant, onder de naam [naam appellant], een voorlopige toelating tot Aruba (vta) afgegeven, waarna appellant op 8 januari 2014 Aruba is binnengekomen. Op 28 januari 2014 is aan appellant, onder de naam [naam appellant], een vergunning tot tijdelijk verblijf verleend. Bij beschikking van 29 april 2014 heeft verweerder deze vergunning tot tijdelijk verblijf ingetrokken.
3.7
Op 25 september 2015 heeft appellant, onder de naam [naam appellant], een aanvraag ingediend voor een vergunning tot tijdelijk verblijf om bij zijn echtgenote, [de echtgenote], te verblijven.
3.8
Bij beschikking van 11 maart 2016 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. In die beschikking staat – voor zover hier van belang – het volgende:
“(…)
Naar aanleiding van dit laatste verzoek heeft het bestuursorgaan op 5-11-2015 aan het Openbaar Ministerie van Aruba een verklaring omtrent het gedrag van u gevraagd. Conform ambtsberichten van het OM komt u voor in het bestand van de Justitiële documentatie.
(…)
Gezien het ambtsbericht van het OM is uw verzoek afgewezen. (…).”
3.9
Op 21 juli 2016 heeft appellant bezwaar gemaakt tegen bovenvermelde beschikking van 11 maart 2016. Bij beslissing op bezwaar van 4 april 2017 heeft verweerder dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Bij uitspraak van dit gerecht van 29 januari 2018 (AUA201701281) heeft het gerecht deze beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat verweerder binnen drie maanden een nieuwe beslissing dient te nemen op het bezwaar van 21 juli 2016. Daarbij is het volgende overwogen:
“(…) 2.5 Appellanten hebben aangevoerd dat zij pas op 11 juli 2016 kennis hebben kunnen nemen van de beschikking en dat zij binnen twee weken nadien, derhalve zo snel als mogelijk bezwaar hebben gemaakt. Ter staving hiervan is een afschrift van het ontvangstbewijs van de beschikking (CRV-5001113532) overgelegd met daarop een stempelafdruk van 11 juli 2016. Uit het verhandelde ter zitting en de gedingstukken leidt het gerecht af dat het niet aan appellanten te wijten is dat zij pas op 11 juli 2016 kennis hebben genomen van de beschikking. Zo hebben zij tijdig een adreswijziging doorgegeven aan het postkantoor en ook acht het gerecht het betoog aannemelijk dat zij diverse keren bij het postkantoor en de DIMAS navraag hebben gedaan naar de beschikking op bezwaar. Het gerecht acht de termijnoverschrijding dan ook verschoonbaar. Het bezwaar is derhalve ontvankelijk. Verweerder zal met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing op het bezwaar dienen te nemen.(…)”
Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep aangetekend.
3.1
Bij de thans bestreden beslissing op bezwaar van 19 juli 2019 heeft verweerder het bezwaarschrift van 21 juli 2016 ongegrond verklaard. In die beslissing staat – voor zover hier van belang – het volgende:
“(…) In dit geval wordt geen vergunning in het kader van gezinshereniging aan de heer [appellant] verleend, terwijl hij nog getrouwd is met iemand anders. Het feit dat betrokkene een andere valse naam heeft gebruikt om in het jaar 1993 te trouwen met mevrouw [Y], betekent niet dat de heer [appellant] niet meer getrouwd is met mevrouw [Y].
Betrokkene en mevrouw [Y] zijn niet gescheiden of het huwelijk is niet nietig verklaard. Hierdoor kan niet nogmaals een verblijfstitel aan betrokkene worden verleend ondanks dat hij nu zou blijken zijn reële naam te gebruiken. Officieel is betrokkene tweemaal getrouwd en dat is conform de wetten van Aruba strafbaar. Aangezien betrokkene tweemaal getrouwd blijkt te zijn en dit strafbaar is, blijft het verzoek om toelating om bij mevrouw [de echtgenote] te verblijven omdat zou blijken dat betrokkenen getrouwd zouden zijn, afgewezen.
Bovendien moet eerst de werkelijke identiteit van betrokkene worden vastgesteld. Betrokkene heeft geen bewijzen overgelegd waaruit blijkt dat de naam [naam appellant] wel werkelijk zijn naam zou zijn. Uit verklaringen blijkt dat [achternaam appellant] evenmin zijn werkelijk naam is maar eerder [andere achternaam].
Betrokkene heeft onder de naam [persoon B] een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 15 jaar opgelegd gekregen en is op 20 maart 2011 voorwaardelijk in vrijheid gesteld. Het gebruik van een valse naam is ook strafbaar, waardoor op grond hiervan de afwijzende beschikking van 11 maart 2016 gehandhaafd blijft. (…)”
3.11
In het advies van de DBSB van 3 juli 2020 staat voor zover hier van belang het volgende:
“(…) De rechter heeft de volgende vragen:
Wat is de rechtsgeldigheid op Aruba van het huwelijk tussen [persoon B] en [mevrouw Y]?
Wat is de rechtsgeldigheid op Aruba van het huwelijk tussen [appellant] en [de echtgenote]?
(…)
In het bevolkingsregister zijn momenteel zowel dhr. [persoon B] als dhr. [appellant] en hun huwelijken ingeschreven. (…)
1. Dhr. [persoon B], geboren op [datum] 1965 in Moca, Dominicaanse Republiek, is sinds 7 juni 1993 ingeschreven in het bevolkingsregister van Aruba. Volgens de gegevens in het bevolkingsregister is hij op [datum] 1993 in de Dominicaanse Republiek in het huwelijk getreden met mw. [Y] (…). Betrokkenen hebben 3 kinderen samen (…).
2. Dhr. [appellant], geboren op [datum] 1968 in de Dominicaanse Republiek, is sinds 25 februari 2014 ingeschreven in het bevolkingsregister van Aruba. Volgens de gegevens in het bevolkingsregister is hij op [datum] 2013 in het huwelijk getreden met mw. [de echtgenote] (…). Betrokkenen hebben geen kinderen samen.
(…)
Met betrekking tot de identiteit van dhr. [persoon B] c.q. [appellant] staat naar het oordeel van de DBSB vast dat het dezelfde persoon betreft. (…)
Dit zou betekenen dat indien het huwelijk tussen dhr. [persoon B] en mw [Y] rechtsgeldig is voltrokken, het huwelijk met mw. [de echtgenote] een bigaam huwelijk betreft dat in het bevolkingsregister dient te worden doorgehaald. Gezien echter het feit dat (tot nog toe) alle documenten m.b.t. dhr. [persoon B] vals c.q. vervalst zijn gebleken (geboorteakte en paspoort), staat naar het oordeel van de DBSB zonder nader onderzoek onvoldoende vast of er daadwerkelijk sprake is van een rechtsgeldig huwelijk.
Mocht blijken dat de huwelijksakte van dhr. [persoon B] en mw. [Y] een valse c.q. vervalste akte betreft, kan worden geconcludeerd dat het huwelijk niet rechtsgeldig is voltrokken. Het huwelijk met mw. [de echtgenote] is dan een ‘eerste huwelijk’. (…)
CONCLUSIE
(…)
Mocht worden vastgesteld dat het huwelijk tussen dhr. [persoon B] en mw. [Y] niet rechtsgeldig is voltrokken (d.w.z. de huwelijksakte is vals of vervalst) dan dient het huwelijk in het bevolkingsregister te worden doorgehaald en er dient verbetering van de geboorteakten van de in Aruba geboren kinderen te worden verzocht.
Mocht worden vastgesteld dat het huwelijk tussen dhr. [persoon B] en mw. [Y] rechtsgeldig is voltrokken, dan betreft het huwelijk met mw. [de echtgenote] een bigaam huwelijk dat in het bevolkingsregister dient te worden doorgehaald.”
3.12
In het nader advies van DBSB van 9 oktober 2020 staat – voor zover hier van belang- het volgende:
“(…)
Conclusie
Gezien het vorengaande kan de DBSB zich (vooralsnog) niet uitlaten over de echtheid van de Dominicaanse huwelijksakte van het huwelijk dat tussen dhr. [persoon B] en mw. [Y] werd voltrokken, nu deze akte niet beschikbaar is.”
De beoordeling
4. Ten aanzien van het ontvankelijkheidsverweer van verweerder stelt het gerecht vast dat bij inmiddels in kracht van gewijsde gegane uitspraak van 29 januari 2018 (AUA201701281) is geoordeeld dat het bezwaarschrift niet niet-ontvankelijk is. Het verweer slaagt dus niet.
5.1
Het gerecht overweegt verder dat nu omtrent de rechtsgeldigheid van de huwelijken van appellant, nog zoveel onduidelijkheid bestaat en de DBSB niet de beschikking heeft over een authentiek afschrift van de huwelijksakte tussen appellant onder de naam [persoon B] en mevrouw [Y], appellant zal moeten bewijzen, door overlegging van een authentiek afschrift van de huwelijksakte dan wel echtscheidingsbeschikking, dat zijn huwelijk met mevrouw [Y] niet rechtsgeldig is danwel is ontbonden voordat hij met [de echtgenote] trouwde.
5.2
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

DE BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- stelt appellant in de gelegenheid te bewijzen, door overlegging van een authentiek afschrift van de huwelijksakte dan wel echtscheidingsbeschikking, dat zijn huwelijk met mevrouw [Y] niet rechtsgeldig is danwel is ontbonden voordat hij met [de echtgenote] trouwde,
- verwijst de zaak naar de zitting van
maandag 11 januari 2021 om 8.30 uur, voor voornoemde bewijslevering
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag, 23 november 2020 in aanwezigheid van de griffier.