ECLI:NL:OGEAA:2020:47

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 februari 2020
Publicatiedatum
19 februari 2020
Zaaknummer
AUA201802117
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om wijziging van ouderlijk gezag en omgangsregeling tussen ouders van minderjarigen

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de moeder verzocht om alleen belast te worden met het gezag over de minderjarigen, terwijl de vader zich hiertegen verzet. De moeder stelt dat de vader geen interesse toont in de kinderen en dat er al drie jaar geen contact is geweest. De vader vreest dat hij door een eenhoofdig gezag geen contact meer zal hebben met zijn kinderen. De Voogdijraad heeft geadviseerd om de moeder alleen met het gezag te belasten, omdat de communicatie tussen de ouders gebrekkig is en zij niet in staat zijn om gezamenlijk gezag uit te oefenen. Het gerecht heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende feiten zijn die aantonen dat het gezamenlijk gezag in het belang van de kinderen moet worden beëindigd. De communicatieproblemen zijn niet zo ernstig dat de kinderen klem komen te zitten tussen de ouders. Het verzoek van de moeder is dan ook afgewezen.

Daarnaast heeft de vader verzocht om een definitieve omgangsregeling met de minderjarigen. Het gerecht heeft vastgesteld dat het in het belang van de kinderen is dat zij contact hebben met hun vader. De voorlopige omgangsregeling is goed verlopen en er zijn geen zwaarwegende belangen die zich tegen omgang verzetten. De omgangsregeling is vastgesteld, waarbij de vader de kinderen om het weekend en minstens één keer per week bij de grootouders mag zien. De beschikking is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Beschikking van 11 februari 2020
behorend bij EJ nr. AUA201802117
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak tussen:
[verzoekster],
wonende in Aruba,
VERZOEKSTER, hierna de moeder,
procederende in persoon,
tegen
[verweerder],
wonende in Aruba,
VERWEERDER, hierna de vader,
procederende in persoon.
Belanghebbenden:
[naam minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in Aruba,
[naam minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in Aruba,
[naam minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] in Aruba,
hierna samen aan te duiden als: de minderjarigen.

1.HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het eerdere verloop van de procedure blijkt uit de beschikking van dit gerecht van 18 juni 2019, waarbij tussen de vader en de minderjarigen een voorlopige omgangsregeling is vastgesteld.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de mondelinge behandeling ter zitting van 10 december 2019, waar zijn verschenen de ouders in persoon.
De uitspraak .

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Ouderlijk gezag
2.1.1
Aan de orde is ten eerste het verzoek van de moeder om voortaan alleen belast te worden met het gezag over de minderjarigen. Zoals het gerecht reeds in de tussenbeschikking van 6 november 2018 heeft overwogen, is dit verzoek gebaseerd op artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW). Om op grond van die bepaling het gezamenlijk gezag te beëindigen dient er sprake te zijn van een zodanige verandering van de situatie, dat het niet langer in het belang van het kind is de bestaande gezagsuitoefening te handhaven.
2.1.2
De moeder heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd, dat de vader geen enkele interesse in de minderjarigen toont, dat hij geen bijdrage levert in de kosten van hun verzorging en opvoeding, dat zij en de kinderen al ruim drie jaar niets van hem hebben gehoord en dat zij het vervelend en zelfs gevaarlijk vindt dat zij zijn medewerking nodig heeft voor aangelegenheden aangaande de minderjarige, zoals naar Nederland verhuizen.
2.1.3
De vader heeft zich verzet tegen het verzoek om het gezamenlijk gezag te beëindigen en heeft daarbij de vrees geuit dat de moeder bij eenhoofdig gezag hem de kinderen niet meer zal laten zien. Hij wil deel blijven uitmaken van het leven van zijn kinderen en zal een verhuizing van de kinderen naar Nederland, in het belang van de verdere ontwikkeling van de (autistische) kinderen, niet tegenwerken. Aldus de vader.
2.1.4
De Voogdijraad heeft in het rapport van 27 mei 2019 -kort samengevat- geadviseerd om de moeder alleen met het gezag te belasten, omdat de ouders niet op adequate wijze met elkaar kunnen communiceren, de vader niet heeft geprobeerd de communicatie met de moeder of de minderjarigen in stand te houden en het voor partijen onmogelijk is het gezag gezamenlijk uit te oefenen.
2.1.5
Het gerecht overweegt als volgt.
Het ouderlijk gezag omvat op grond van artikel 1:247 BW de plicht en het recht van de ouder zijn minderjarig kind te verzorgen en op te voeden. Onder verzorging en opvoeding worden mede verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn van het kind, en het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. Het ouderlijk gezag brengt een aantal bevoegdheden met zich die nodig zijn voor de in voormeld kader te nemen beslissingen, waarbij gedacht moet worden aan zaken als de schoolkeuze, medische behandelingen of levensbeschouwelijke aangelegenheden.
In geval van gezamenlijk gezag dienen dergelijke beslissingen tezamen met de andere gezaghebbende ouder te worden genomen. Voor het uitoefenen van gezamenlijk gezag is dan ook vereist, dat de ouders in feite in staat zijn tot een behoorlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen en wel zodanig dat het kind niet klem of verloren zal raken tussen de ouders.
In het geval dat de ouders niet (meer) samenleven en niet of moeizaam communiceren, kan dat zelfs betekenen dat, waar nodig, de verzorgende ouder die beslissingen kan nemen die voor het dagelijkse leven of de veiligheid van (spoedeisend) belang zijn voor het kind en dat de niet-verzorgende ouder deze beslissingen niet blokkeert. Ook is het van belang dat ouders die niet in staat zijn de strijd met elkaar te staken, in ieder geval in staat zijn het kind buiten die strijd te houden (vgl. Gerechtshof Leeuwarden van 21 juni 2012, ECLI:NL:GHLEE:2012:BX0520).
Het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders brengt niet zonder meer mee dat in het belang van een kind het ouderlijk gezag aan één van de ouders moet worden toegekend (vgl. Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten, en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 19 februari 2019, ECLI:NL:OGHACMB:2019:58).
2.1.6
Het gerecht is gelet op het bovenstaande, op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting van oordeel dat onvoldoende feiten en/of omstandigheden zijn gesteld of gebleken waaruit kan worden afgeleid dat het gezamenlijk gezag in dit geval in het belang van de kinderen dient te worden beëindigd. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is weliswaar gebleken dat er sprake is van een verstoorde relatie tussen de moeder en de vader en dat zij niet althans weinig met elkaar communiceren, echter gesteld noch gebleken is dat de niet-verzorgende ouder, in dit geval de vader, de verzorgende ouder, in dit geval de moeder, heeft belemmerd bij het nemen van de beslissingen die voor het dagelijkse leven of de veiligheid van (spoedeisend) belang zijn voor de minderjarigen. Het gerecht acht de (communicatie-)problemen tussen de vader en de moeder niet zodanig ernstig dat het gevaar bestaat dat bij handhaving van het gezamenlijk gezag de minderjarigen klem of verloren zullen raken tussen de vader en de moeder. Evenmin zijn andere gronden aanwezig die meebrengen dat het in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is dat het eenhoofdig gezag aan de moeder moet worden toegewezen. Het gerecht zal het verzoek van de moeder dan ook afwijzen.
2.2
Omgang
2.2.1
Verder ligt voor het verzoek van de vader om een (definitieve) omgangsregeling tussen hem en de minderjarigen vast te stellen.
Uitgangspunt is dat het in het algemeen in het belang van een kind is te achten dat het contact heeft met de niet-verzorgende ouder en in beginsel hebben beiden ook recht op omgang met elkaar, tenzij zwaarwegende belangen van het kind zich daartegen verzetten.
2.2.2
De Voogdijraad heeft in zijn rapport van 27 mei 2019 een omgangsregeling tussen de vader en de minderjarigen voorgesteld. Aan de hand daarvan is bij beschikking van 18 juni 2019 een voorlopige omgangsregeling tussen de vader en de minderjarigen vastgesteld.
2.2.3
De vader heeft ter zitting van 18 juni 2019 te kennen gegeven dat hij drie jaar lang geen contact heeft gehad met zijn kinderen, omdat de moeder dat niet toestond. Hij wil zijn kinderen graag zien en meer contact met hen hebben. Ter zitting van 10 december 2019 heeft hij te kennen gegeven dat de voorlopige omgangsregeling goed is verlopen, en dat hij de omgang wil uitbreiden met overnachtingen.
2.2.4
De moeder heeft ter zitting van 10 december 2019 te kennen gegeven dat de voorlopige omgangsregeling tussen de vader en de minderjarigen overwegend goed is verlopen. Zij verzet zich tegen overnachtingen en stelt zich daarbij op het standpunt dat de twee jongste kinderen autistisch zijn en moeilijk in de omgang, en dat zij er geen vertrouwen in heeft dat de vader hen zal aankunnen indien zij bij hem blijven overnachten.
2.2.5
Dat zwaarwegende belangen van de minderjarigen zich tegen omgang met de vader verzetten, is niet gebleken. Nu er geen sprake is van enige contra-indicatie ten aanzien van de omgangsregeling, is het gerecht van oordeel dat het in het belang van de minderjarigen moet worden geacht dat er contact bestaat tussen hen en hun vader. Gelet hierop en op wat ter zitting verder met partijen is besproken, zal het gerecht de omgangsregeling zoals hieronder vermeld vaststellen. Daarbij geldt dat deze omgangsregeling niet-limitatief is en door partijen in onderling overleg kan worden uitgebreid. Voorts mag in dit geval, van de moeder als primair verzorgende ouder worden verlangd, dat zij, in het belang van de minderjarigen, hen door haar houding, steun, vertrouwen en toestemming dient te geven voor een omgangsregeling met de vader.
2.3
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

3.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt de omgangsregeling tussen de vader en de minderjarigen als volgt:
  • om het weekend, te beginnen zaterdag 15 februari 2020: van zaterdagochtend tot zondagmiddag, waarbij de vader de minderjarigen op zaterdagochtend om 10.00 uur thuis ophaalt en hen op zondagmiddag om 18.00 uur weer thuisbrengt,
  • elke week: minstens één keer per week bij de grootouders thuis,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken ter zitting van dinsdag 11 februari 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.