ECLI:NL:OGEAA:2020:468

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 november 2020
Publicatiedatum
25 november 2020
Zaaknummer
A.R. nr. 2105 van 2017 / AUA201702553
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van huwelijksgoederengemeenschap en pensioenuitkeringen in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 11 november 2020 een tussenvonnis uitgesproken in de zaak tussen [eiseres] en [gedaagde] met betrekking tot de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en de pensioenuitkeringen. De zaak betreft A.R. nr. 2105 van 2017, waarin [eiseres] en [gedaagde] in een huwelijk zijn geweest en nu geschil hebben over de toedeling van pensioenrechten. Het Gerecht heeft vastgesteld dat [gedaagde] recht heeft op een ouderdomspensioen van het Fatumpensioen en het Zwitserlevenpensioen, en dat [eiseres] recht heeft op de helft van deze uitkeringen. Het Gerecht heeft [gedaagde] veroordeeld om aan [eiseres] een bedrag van ANG 8.707,92 te betalen ter zake van het Fatumpensioen en € 9.887,33 ter zake van het Zwitserlevenpensioen, met maandelijkse betalingen die ingaan op 2 december 2020. Tevens is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van [eiseres]. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Vonnis van 11 november 2020
Behorend bij A.R. no. 2105 van 2017/AUA201702553
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
[eiseres],
wonende in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: [eiseres],
gemachtigde: voorheen de advocaat mr. C.S. Edwards, thans de advocaat mr. D.G. Croes,
tegen:
[gedaagde],
wonende in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. G. de Hoogd.

1.HET PROCESVERLOOP

1.1
Het procesverloop tot 4 september 2019 blijkt uit het tussenvonnis van dit Gerecht van die datum. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
-de door [gedaagde] genomen akte houdende uitlatingen, met producties;
-de door [eiseres] op 27 mei 2020 genomen antwoordakte.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Het Gerecht volhardt in zijn in voormeld tussenvonnis neergelegde overwegingen en beslissingen, behoudens het volgende. In de laatste zin van het tussenvonnis van 4 september 2019 staat abusievelijk vermeld “
4 september 2018”. Aldaar moet verbeterd worden gelezen “4 september 2019”.
2.2 [
gedaagde] heeft bij zijn laatst genomen akte met stukken onderbouwd nader gesteld - en dat is ook gebleken - dat hij op grond van het ten tijde van het huwelijk van partijen opgebouwde pensioen bij FATUM (hierna: het Fatumpensioen) hij per 1 februari 2012 gerechtigd is tot een ouderdomspensioen van jaarlijks ANG 2.009,60, ofwel Afl. 167,47 maandelijks (en dat bij achterafbetaling op de eerste van iedere maand). Die stelling heeft [eiseres] niet bestreden, en staat daarom vast. Aldus heeft te gelden dat [gedaagde] vanaf 1 maart 2012 maandelijks telkens ANG 167,47 heeft (behoren te) ontvangen van uit hoofde van het Fatumpensioen. Dit één en ander brengt mee het Fatumpensioen zal worden toebedeeld aan [gedaagde], en dat [gedaagde] ten titel van overbedeling zal worden veroordeeld om aan [eiseres] over de periode vanaf 1 februari 2012 tot en met oktober 2020 te betalen ((8 x 12) + 8 =) 104 maanden x (167,46 : 2 =) ANG 8.707,92 (of het equivalent daarvan in Arubaanse florins). Nu [gedaagde] de vraag niet heeft beantwoord of FATUM bereid is om het deel van het hier besproken pensioen telkens rechtstreeks uit te keren aan [eiseres] zal [gedaagde] verder worden veroordeeld om met ingang van 2 december 2020 telkens op de 2de van iedere maand (167,46 : 2 =) ANG 83,73 (of het equivalent daarvan in Arubaanse florins) te betalen aan [eiseres].
2.3.1
Ter zake van de ouderdomspensioenverzekering bij Zwitserleven (hierna: het Zwitserlevenpensioen) is uit de door [gedaagde] bij zijn akte overgelegde stukken het volgende gebleken. Uit de desbetreffende pensioenverzekeringsovereenkomst blijkt dat (1) die is gesloten op 1 januari 1985, (2) [gedaagde] de verzekerde is en [eiseres] de medeverzekerde, (3) de pensioendatum 1 februari 2012 is en (4) dat er voor die verzekering geen premies meer verschuldigd zijn. Uit dit één en ander volgt dat - anders dan [gedaagde] meent en stelt - deze pensioenverzekering volledig is opgebouwd gedurende het huwelijk van partijen, zodat [eiseres] vanaf 1 februari 2012 gerechtigd is tot de helft van iedere uitkering aan [gedaagde] uit hoofde van het Zwitserlevenpensioen. Verder is gebleken uit het door [gedaagde] overgelegde stuk met als kopje “
Uniform Pensioenoverzicht pensioengerechtigde 2019” dat die uitkering jaarlijks € 2.260,-- bruto per jaar bedraagt, ofwel € 565,-- per kwartaal, ofwel € 188,33 per maand.
2.3.2
Vorenstaande brengt mee dat het Zwitserlevenpensioen zal worden toebedeeld aan [gedaagde], en dat [gedaagde] ten titel van overbedeling zal worden veroordeeld om aan [eiseres] over de periode vanaf 1 februari 2012 tot en met november 2020 te betalen ((8 x 12) + 9 =) 105 maanden x (188,33 : 2) = € 9.887,33 (of het equivalent daarvan in Arubaanse florins). Nu [gedaagde] de vraag evenmin heeft beantwoord of Zwitserleven bereid is om het deel van het hier besproken pensioen telkens rechtstreeks uit te keren aan [eiseres] zal [gedaagde] verder worden veroordeeld om met ingang van 2 december 2020 telkens op de 2de van iedere maand (188,33 : 2) = € 94,17 (of het equivalent daarvan in Arubaanse florins) te betalen aan [eiseres].
2.4
In het licht van al het vorenstaande wordt nog overwogen dat [eiseres] telkens gerechtigd is tot de helft van de aan [gedaagde] uitgekeerde of nog uit te keren bruto bedragen. [eiseres] dient immers over het haar toekomende deel van de pensioenuitkeringen inkomstenbelasting en wellicht premies volksverzekeringen te betalen. De omstandigheid dat [gedaagde] vanaf 2012 telkens de pensioengelden geheel aan zichzelf heeft laten uitkeren komt en blijft voor zijn rekening en risico. Het is aan [gedaagde] om hetgeen hij teveel heeft betaald aan belastingen en premies gerestitueerd te krijgen van de respectieve belastingdiensten. In dat verband ligt het op de weg van [gedaagde] om bedoelde pensioenverzekeraars of -fondsen zo spoedig als mogelijk opdracht te geven om de helft van de uitkeringen telkens rechtstreeks aan [eiseres] te betalen. Gesteld noch is gebleken dat dit niet mogelijk is. Het Gerecht zal aan de veroordeling van [gedaagde] ter zake van nog te verschijnen pensioenuitkeringstermijnen de voorwaarde verbinden dat die veroordelingen niet langer gelden vanaf het moment dat Fatum en Zwitserleven de helft van de bruto pensioenuitkeringen telkens rechtstreeks betalen en blijven betalen aan [eiseres].
2.5
Nu de primaire vordering van [eiseres] zal worden toegewezen, behoeft haar subsidiaire vordering geen bespreking.
2.6 [
gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [eiseres], tot aan deze uitspraak begroot op (450,-- + 185,27 =) Afl. 635,27 aan (aan de griffier van dit Gerecht te betalen) verschotten pro deo en Afl. 3.750,-- aan (niet aan de griffier van dit Gerecht te betalen) salaris voor de gemachtigde pro deo (3 punten, tarief 5).

3.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
3.1
deelt toe aan [gedaagde] het Fatumpensioen;
3.2
veroordeelt [gedaagde] om ten titel van overbedeling met betrekking tot het Fatumpensioen te betalen aan [eiseres] ANG 8.707,92 (of het equivalent daarvan in Arubaanse florins) ter zake van het aan haar uit hoofde van dat pensioen toekomende deel aan pensioenuitkeringen over de periode vanaf 1 februari 2012 tot en met oktober 2020;
3.3
veroordeelt [gedaagde] om ten titel van overbedeling met betrekking tot het Fatumpensioen met ingang van 2 december 2020 telkens op de 2de van iedere maand verder te betalen aan [eiseres] ANG 83,73 (of het equivalent daarvan in Arubaanse florins), met dien verstande dat die veroordeling komt te vervallen vanaf het moment dat de pensioenverzekeraar of het pensioenfonds dat maandelijkse bedrag telkens rechtstreeks betaalt en blijft betalen aan [eiseres];
3.4
deelt verder toe aan [gedaagde] het Zwitserlevenpensioen;
3.5
veroordeelt [gedaagde] om ten titel van overbedeling met betrekking tot het Zwitserlevenpensioen te betalen aan [eiseres] € 9.887,33 (of het equivalent daarvan in Arubaanse florins) ter zake van het aan haar uit hoofde dat pensioen toekomende deel aan pensioenuitkeringen over de periode vanaf 1 februari 2012 tot en met november 2020;
3.6
veroordeelt [gedaagde] om ten titel van overbedeling met betrekking tot het Zwitserlevenpensioen met ingang van 2 december 2020 telkens op de 2de van iedere maand verder te betalen aan [eiseres] € 94,17 (of het equivalent daarvan in Arubaanse florins), met dien verstande dat die veroordeling komt te vervallen vanaf het moment dat de pensioenverzekeraar of het pensioenfonds dat maandelijkse bedrag telkens rechtstreeks betaalt en blijft betalen aan [eiseres];
3.7
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [eiseres], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 635,27 aan (aan de griffier van dit Gerecht te betalen) verschotten pro deo en Afl. 3.750,-- aan (niet aan de griffier van dit Gerecht te betalen) salaris voor de gemachtigde pro deo;
3.8
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.9
wijst af het meer of anders door [eiseres] verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 11 november 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.