ECLI:NL:OGEAA:2020:449

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 oktober 2020
Publicatiedatum
17 november 2020
Zaaknummer
AUA202000764
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen weigering bevestiging optieverklaring tot verkrijging Nederlanderschap

In deze zaak heeft appellant, de Gouverneur van Aruba, beroep ingesteld tegen de beslissing van verweerder om de bevestiging van zijn optieverklaring tot verkrijging van het Nederlanderschap te weigeren. De appellant had op 17 mei 2018 een optieverklaring afgelegd, maar verweerder weigerde deze op 12 december 2018. Appellant maakte bezwaar op 16 januari 2019, maar dit bezwaar werd op 25 februari 2020 ongegrond verklaard. Appellant stelde dat hij niet in de gelegenheid was gesteld om de gronden van zijn bezwaar aan te vullen en dat hij geen uitnodiging had ontvangen voor de hoorzitting. Het gerecht heeft de zaak op 18 september 2020 behandeld, waarbij zowel appellant als verweerder vertegenwoordigd waren.

De rechter heeft overwogen dat verweerder in dit geval niet correct heeft gehandeld door appellant niet de kans te geven om eventuele verzuimen in zijn bezwaarschrift te herstellen. De rechter oordeelde dat het bezwaarschrift niet voldoende gronden bevatte, maar dat appellant tijdens de hoorzitting alsnog zijn argumenten had kunnen aanvoeren. Aangezien verweerder niet heeft voldaan aan de wettelijke vereisten voor de behandeling van het bezwaarschrift, heeft het gerecht het beroep gegrond verklaard. De beslissing van verweerder is vernietigd en verweerder is opgedragen om binnen drie maanden een nieuwe beslissing te nemen, waarbij appellant in de gelegenheid wordt gesteld om zijn bezwaren aan te vullen. Tevens is verweerder veroordeeld tot betaling van de kosten van rechtskundige bijstand aan appellant en is het griffierecht terugbetaald.

Uitspraak

Uitspraak van 9 november 2020
Lar nr. AUA202000764

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[appellant],

wonende in Aruba,
APPELLANT,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
gericht tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. N.J. Abdul Hamid (Kabinet van de Gouverneur).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 12 december 2018 heeft verweerder de bevestiging van de optieverklaring tot het verkrijgen van het Nederlanderschap van appellant geweigerd.
Daartegen heeft appellant op 16 januari 2019 bezwaar gemaakt.
Bij beslissing op bezwaar van 25 februari 2020 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Hiertegen heeft appellant op 5 maart 2020 beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 17 april 2020 een verweerschrift ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 september 2020. Appellant is verschenen bij zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De feiten

1.1
Appellant heeft op 17 mei 2018 een verklaring tot verkrijging van het Nederlanderschap (optieverklaring) afgelegd.
1.2
Bij beschikking van 12 december 2018 heeft verweerder de bevestiging van de optieverklaring tot het verkrijgen van het Nederlanderschap van appellant geweigerd.
1.3
Appellant heeft op 16 januari 2019 tegen de onder 1.2 genoemde beschikking bezwaar gemaakt. Appellant schrijft:

Bezwaarschrift16 januari 2019
Naam: [naam en achternaam]
Geborte datum: [gaboortedatum]
Adress: [adres] Sanicolas Aruba
[Naam appellant] was in verwachting van zijn Nederlandse passport en de Nederlandse passport is gewijgert en we zijn er niet mee eens.
(…)”.
1.4
Op 12 september 2019 heeft de Lar bezwaaradviescommissie een openbare hoorzitting gehouden ten aanzien van het bezwaarschrift van appellant.
1.5
Bij bestreden beslissing op bezwaar van 25 februari 2020 heeft verweerder het onder 1.3 genoemde bezwaar ongegrond verklaard. Verweerder schrijft onder meer:
“(…)
U heeft als enig argument naar voren gebracht dat u het niet mee eens bent dat uw optieverklaring is geweigerd. Verder heeft u uw argument niet nader toegelicht of onderbouwd. Voorts bent u ook niet ter hoorzitting bij de Commissie verschenen om uw argument mondeling toe te lichten. Uw argument geeft mij dus geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen.
(…)”.
Het wettelijk kader
2.1
Ingevolge artikel 13, eerste lid, aanhef en onder c, van de Lar bevat het bezwaarschrift ten minste de gronden waarop het bezwaarschrift berust.
2.2
Ingevolge artikel 14, eerste lid, van de Lar, wordt, indien niet is voldaan aan enig bij wettelijk voorschrift gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaarschrift, de indiener door of namens het bestuursorgaan binnen twee weken na de ontvangst van het bezwaarschrift in de gelegenheid gesteld het verzuim binnen een bepaalde termijn te herstellen.
De standpunten van partijen
3.1
Appellant voert aan dat hij niet in de gelegenheid is gesteld om de gronden waarop zijn bezwaarschrift berust aan te vullen. Voorts heeft hij geen uitnodiging ontvangen om bij de behandeling van het bezwaarschrift bij de Lar bezwaaradviescommissie aanwezig te zijn.
3.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat appellant weldegelijk, hoewel summier, één grond heeft aangevoerd.
De beoordeling
4.1
Het gerecht ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of verweerder het bezwaar van appellant terecht in behandeling heeft genomen zonder appellant in de gelegenheid te stellen om een eventueel verzuim te herstellen.
4.2
Volgens vaste jurisprudentie worden bij de beoordeling of een bezwaarschrift de gronden van het bezwaar bevat in het algemeen geen hoge eisen gesteld aan de wijze waarop de bezwaren zijn verwoord. Een en ander neemt niet weg dat het bezwaarschrift wel, hoe bondig ook verwoord, een concrete bezwaargrond dient te bevatten.
4.3
Uit het bezwaarschrift kan worden afgeleid dat appellant het niet eens is met de beschikking van 12 december 2018 omdat hij zijn Nederlands paspoort niet heeft ontvangen. Uit de bewoordingen valt niet de reden (het argument) af te leiden die de appellant aanvoert om te bewerkstelligen dat de beschikking wordt herzien (zie 1.3). Naar het oordeel van het gerecht ontbreekt derhalve de grond van het bezwaarschrift. Appellant kon nog tijdens de behandeling van het bezwaarschrift zijn gronden naar voren brengen. Hij is echter voor die behandeling niet correct opgeroepen. Tenslotte heeft verweerder in de beslissing op bezwaar aan appellant te kennen gegeven dat appellant als enig argument naar voren heeft gebracht dat hij het niet eens is dat zijn optieverklaring is geweigerd, maar dat hij dit niet nader heeft toegelicht of onderbouwd (zie 1.5).
4.4
Ingevolge artikel 14, eerste lid, van de Lar, wordt, indien niet is voldaan aan enig bij wettelijk voorschrift gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaarschrift, de indiener door in de gelegenheid gesteld het verzuim binnen een bepaalde termijn te herstellen. In dit geval heeft verweerder dit nagelaten. Gelet op de aard van het gebrek, namelijk het ontbreken van de gronden waarop het bezwaarschrift berust, ziet het gerecht geen aanleiding het geschil finaal te beslechten. Het beroep is gegrond.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de bestreden beslissing op bezwaar van 25 februari 2020,
bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak een nieuwe beslissing dient te nemen op het bezwaar van appellant, en dat verweerder appellant in de gelegenheid stelt om de gronden waarop zijn bezwaarschrift berust, aan te vullen,
veroordeelt verweerder tot betaling van de door appellant voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 700;
gelast dat het door appellant gestorte griffierecht van Afl. 25 aan haar wordt terugbetaald.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 november 2020, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.