ECLI:NL:OGEAA:2020:441

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
17 juli 2020
Publicatiedatum
4 november 2020
Zaaknummer
153 van 2020
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens vuurwapenbezit en bedreiging met geweld

In deze strafzaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 17 juli 2020 uitspraak gedaan tegen de verdachte, die zich gedurende een korte periode schuldig heeft gemaakt aan meerdere ernstige strafbare feiten. De verdachte is geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] en woont in [woonplaats]. Hij is thans gedetineerd in het huis van bewaring in Aruba. Het onderzoek ter openbare terechtzitting vond plaats op 3 juli 2020, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. D.G. Illes. De benadeelde partij, R.E. Pilier de la Rosa, heeft zich met een vordering tot schadevergoeding gevoegd in het strafproces, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. S.A. Kock. De officier van justitie, mr. T. Akkerman, heeft gevorderd dat de verdachte tot vier jaar gevangenisstraf wordt veroordeeld, maar het Gerecht heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van dertig maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest.

De tenlastelegging omvatte onder andere het voorhanden hebben van een vuurwapen en bedreiging met geweld. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het bevoegd was om kennis te nemen van de zaak. Feit 3, dat betrekking had op vrijheidsberoving, is niet bewezen verklaard, terwijl de andere feiten wel wettig en overtuigend bewezen zijn verklaard. De verdachte is vrijgesproken van de overige tenlastegelegde feiten.

Bij de strafoplegging heeft het Gerecht rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had geen eerdere veroordelingen en het Gerecht oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend was. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet van zo eenvoudige aard was dat deze zich leende voor beslissing in de strafzaak. De uitspraak is gedaan door mr. M. Soffers, bijgestaan door mw. M.E. Kelly, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Parketnummer: P-2020/00246
Zaaknummer: 153 van 2020
Uitspraak: 17juli 2020 Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Aruba.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 3 juli 2020. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. D.G. Illes, advocaat in Aruba.
De benadeelde partij R.E. Pilier de la Rosa, heeft zich, bij monde van zijn gemachtigde mr. S.A. Kock, ter terechtzitting in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. T. Akkerman, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier (4) jaren, met aftrek van voorarrest.
Zijn vordering behelst voorts de volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en de oplegging van een daarbij behorende schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte.
De raadsman heeft, conform de door hem overgelegde pleitnota, bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte zijn de feiten ten laste gelegd die zijn vermeld op de dagvaarding en op vordering van de officier van justitie zijn gewijzigd. Afschriften van de dagvaarding en de vordering wijziging tenlastelegging zijn, als bijlagen I en II, aan dit vonnis gehecht.

3.Formele voorvragen

Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak van feit 3

Feit 3 (medeplegen vrijheidsberoving/dwang te [bedrijfsnaam] in de periode van 10 januari 2020 tot en met 11 januari 2020).
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting acht het Gerecht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte en de medeverdachten [benadeelde partij 1] (hierna: [benadeelde partij 1]) van zijn vrijheid hebben beroofd en beroofd hebben gehouden dan wel dat [benadeelde partij 1] door geweld of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid, op een wederrechtelijke manier in zijn vrijheid van handelen wordt beperkt doordat dwang ten aanzien van hem wordt uitgeoefend. Hetgeen zich in de [bedrijfsnaam] heeft plaatsgevonden, is naar het oordeel van het Gerecht, mede gelet op de zeer summiere verklaring van [benadeelde partij 1], niet als zodanig te kwalificeren.

5.Bewezenverklaring

Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2, 4 en 5 is ten laste gelegd, met dien verstande:
1. dat hij
opeen (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van10 januari 2020tot en met 11 januari 2020in Aruba, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, voorhanden heeft gehad
een (of meer) pisto(o)l(en), althans een (of meer) vuurwapen(s), althanseen
of meerop
eenvuurwapen
sgelijkend
evoorwerp
en in elk geval een vuurwapenals bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Vuurwapenverordening;
2. dat hij
opeen (ofmeer) tijdstip(pen)in of omstreeks de periode van 10 januari 2020 tot en met 11 januari 2020in Arubate Aruba, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,
[benadeelde partij 1], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
of met zware mishandeling, of met mishandeling met gebruikmaking van wapenen als bedoeld bij het tweede lid van artikel 1 van de Wapenverordening 1931,
immers heeft hij, verdachte, of
een vanzijn mededader
s, toen en aldaar
meermalen met een
(of meer)vuurwapen
(s), althans een
of meerop vuurwapen
sgelijkende voorwerp
enaan die
[benadeelde partij 1]getoond en/of in de richting van die
[benadeelde partij 1]gehouden;
4. dat hij
opof omstreeks11 januari 2020te Aruba, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk de ramen van de woning gelegen te [adres],
in elk geval enig(e) goed(eren),toebehorende aan
[benadeelde partij 2],in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n), heeft/hebben vernield
, beschadigd en onbruikbaar gemaakt;
5. dat hij
opof omstreeks11 januari 2020te Aruba, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleenopzettelijk en wederrechtelijk
een (ofmeer
)ruit
(en
)van een auto
(van het merk Honda, model Accord
met kenteken [kentekennumer]),
in elk geval enig(e) goed(eren),toebehorende aan
[benadeelde partij 1],in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n), heeft/hebben vernield
, beschadigd en onbruikbaar gemaakt.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd; omwille van de leesbaarheid zijn ook wijzigingen aangebracht in de bewezenverklaring (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

6.Bewijsmiddelen

Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door het Gerecht gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.

7.Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1: Overtreding van een verbod, gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening, strafbaar gesteld bij artikel 11 van deze Landsverordening.
Feit 2: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
strafbaar gesteld bij artikel 2:255, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
Feiten 4 en 5, telkens: Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 2:334, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.

8.Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

9.Oplegging van straf

Bij de bepaling van de op te leggen straffen wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte is te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Met betrekking tot de ernst van het bewezen verklaarde wordt het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich, gedurende een korte periode, schuldig gemaakt aan een aantal ernstige strafbare feiten. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vuurwapenbezit, in vereniging gepleegd Als strafverhogende factoren merkt het Gerecht aan dat hij het vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tijdens een voor publiek toegankelijke gelegenheid (in de [bedrijfsnaam]) en in de nachtelijke uren voor handen heeft gehad, alsmede en daarmee een persoon bedreigd. Het voorhanden hebben van een dergelijk vuurwapen kan gevaarlijke situaties met zich mee brengen en behoort tot een categorie feiten die een ernstig inbreuk maken op de rechtsorde en gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving veroorzaken. De verdachte heeft voorts samen met zijn mededader het slachtoffer [benadeelde partij 1] bedreigd met enig misdrijf tegen leven gericht.
Vervolgens heeft de verdachte samen met zijn mededader, de auto van deze [benadeelde partij 1] en de ramen van zijn woning vernield. Dit zijn hinderlijke en ergerlijke feiten, die angst bij de bewoner en materiële schade hebben veroorzaakt.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het Gerecht houdt ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is, zo blijkt uit het uittreksel uit het justitieel documentatieregister, hier te lande niet eerder veroordeeld voor enig misdrijf.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld. Het Gerecht merkt daarbij op dat de op te leggen straf lager is dan die door de officier van justitie is gevorderd, omdat het Gerecht tot een andere bewezenverklaring komt.

10.In beslag genomen voorwerpen

Aan de orde zijn voorts de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
Teruggave aan de verdachte
De onder de verdachte in beslag genomen enveloppe inhoudende vijfduizend Antilliaanse guldens behoort toe aan de verdachte. Het Gerecht zal de teruggave daarvan aan de verdachte gelasten, nu dit voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.

11.Schadevergoeding

De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft, bij monde van zijn gemachtigde mr. S.A. Kock, een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen de verdachte (en diens medeverdachten). Deze bedraagt Afl. 19.500,-. Bestaande uit Afl. 17.500,- aan materiële schade en Afl. 2.000,- aan immateriële schade.
De verdediging heeft de vordering betwist.
Het Gerecht is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor beslissing in de strafzaak. De benadeelde partij kan daarom niet worden ontvangen en dat deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:62, 1:136 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
dertig (30) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
gelast de teruggave aan de verdachte van het in rubriek 10 genoemde voorwerp;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M. Soffers, bijgestaan door mw. M.E. Kelly, (zittingsgriffier), en op 17 juli 2020 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.