ECLI:NL:OGEAA:2020:440

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
17 juli 2020
Publicatiedatum
4 november 2020
Zaaknummer
154 van 2020
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integrale vrijspraak in strafzaak met vordering tot schadevergoeding

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats], die thans gedetineerd is in Aruba, heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 17 juli 2020 uitspraak gedaan. De zaak betreft meerdere tenlasteleggingen, waaronder brandstichting, vuurwapenbezit, bedreiging en vrijheidsberoving. Tijdens de openbare terechtzitting op 3 juli 2020 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.F.K.J. Lejuez. De benadeelde partij, vertegenwoordigd door mr. S.A. Kock, heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het eerste feit en veroordeling voor de overige feiten, met een gevangenisstraf van vijf jaar en schadevergoeding aan de benadeelde partij. De raadsman pleitte voor vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het bevoegd was om de zaak te behandelen. Na beoordeling van de feiten en de verklaringen van de betrokkenen, concludeerde het Gerecht dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De verdachte werd vrijgesproken van alle beschuldigingen, waaronder de brandstichting en het voorhanden hebben van een vuurwapen. Het Gerecht oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor medeplegen van de feiten en dat de verdachte niet de vereiste significante bijdrage had geleverd aan de gepleegde strafbare feiten.

De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt. Het Gerecht gelastte de teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte, met uitzondering van een zwarte Airsoft pistool, waarover het Gerecht zich niet in staat achtte te beslissen. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. M. Soffers, bijgestaan door mw. M.E. Kelly, en is openbaar uitgesproken op 17 juli 2020.

Uitspraak

Parketnummer: P-2020/00352
Zaaknummer: 154 van 2020
Uitspraak: 17 juli 2020 Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Aruba.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 3 juli 2020. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.F.K.J. Lejuez, advocaat in Aruba.
De benadeelde partij [benadeelde partij], heeft zich, bij monde van zijn gemachtigde mr. S.A. Kock, ter terechtzitting in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. T. Akkerman, heeft vrijspraak gevorderd van hetgeen de verdachte onder feit 1 is ten laste gelegd.
De officier van justitie heeft voorts ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder 2, 3, 4 primair, 5 en 6 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf (5) jaren, met aftrek van voorarrest.
Zijn vordering behelst voorts de volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en de oplegging van een daarbij behorende schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte.
De raadsman heeft, conform de door hem overgelegde pleitnota, bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting – ten laste gelegd dat:
1. dat hij
op of omstreeks 3 januari 2020in Aruba, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk brand heeft gesticht aan/bij/in een personenauto van het merk Mercedes Benz, model A180, immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s), toen en aldaar opzettelijk een vloeibaar (ontvlambare)stof op de auto en onkruid gegooid en (vervolgens) in brand gestoken, althans open vuur in aanraking gebracht met een brandbare stof,
ten gevolge waarvan de voornoemde auto geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar te duchten was voor de inwoner(s) van [adres] (waar de auto parkeert was), in elk geval voor goederen toebehorende aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn medeverdachte(n);
(artikel 2:98 jo artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht)
2. dat hij
op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 januari 2020 tot en met 11 januari 2020in Aruba, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, voorhanden heeft gehad een (of meer) pisto(o)l(en), althans een (of meer) vuurwapen(s), althans een of meer op vuurwapens gelijkende voorwerpen in elk geval een vuurwapen als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Vuurwapenverordening;
(artikel 3 van de Vuurwapenverordening jo artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht)
3. dat hij
op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 januari 2020 tot en met 11 januari 2020in Aruba te Aruba, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
[benadeelde partij], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, of met zware mishandeling, of met mishandeling met gebruikmaking van wapenen als bedoeld bij het tweede lid van artikel 1 van de Wapenverordening 1931,
immers heeft hij, verdachte, of een van zijn mededaders, toen en aldaar
meermalen met een (of meer) vuurwapen(s), althans een of meer op vuurwapens gelijkende voorwerpen aan die
[benadeelde partij]getoond en/of in de richting van die
[benadeelde partij]gehouden;
(artikel 2:255 van het wetboek van strafrecht)
4. dat hij
op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 januari 2020 tot en met 11 januari 2020in Aruba, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
[benadeelde partij]wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft hij verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk: die
[benadeelde partij]onder bedreiging met een (of meer) vuurwapen(s) in de zaak [bedrijfsnaam] (gelegen in de Caya Captain Robert Rodgers) van zijn vrijheid beroofd, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s):
- met een pistool naar die
[benadeelde partij]gaan en deze in zijn buik, althans lichaam heeft gedrukt en/of een pistool van die
[benadeelde partij]heeft/hebben afgepakt en die
[benadeelde partij]met deze hebben bedreigd en/of
- een (of meer) pisto(o)l(en), althans een (of meer) vuurwapen(s), althans een of meer op vuurwapens gelijkende voorwerpen in de richting van die
[benadeelde partij]heeft/hebben gericht” en/of
- die
[benadeelde partij]klem/vast hebben gezet en/of
- die
NN-vrouw(waarmee
[benadeelde partij]was) een (of meer) ke(e)r(en) heeft/hebben geslaan/geslagen en/of
- uitvoerig op hem hebben in gepraat (
[verdachte]voor de duur van ongeveer 25 minuten en
NN-man 2voor de duur van 40 minuten in een afgezonderde ruimte) en/of
- de (auto)sleutel van die
[benadeelde partij]heeft/hebben afgenomen en zijn auto heeft/hebben doorzocht,
aldus voor die
[benadeelde parij]een bedreigende situatie hebben doen ontstaan waaraan die
[benadeelde parij]zich niet kon onttrekken en niet uit de voordeur naar buiten kon (gevlucht via een raam of achterdeur)
;
(artikel 2:249 van het Wetboek van Strafrecht)
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen
dat hij
op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 januari 2020 tot en met 11 januari 2020in Aruba, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
[benadeelde partij]door geweld of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid, wederrechtelijk die
[benadeelde partij]dwingt in de zaak [bedrijfsnaam] (gelegen in de Caya Captain Robert Rodgers) te blijven, waarbij de geweld of of door bedreiging met geweld of andere feitelijkheid bestond uit dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- met een pistool naar die
[benadeelde partij]gaan en deze in zijn buik, althans lichaam heeft gedrukt en/of een pistool van die
[benadeelde partij]heeft/hebben afgepakt en die
[benadeelde partij]met deze hebben bedreigd en/of
- een (of meer) pisto(o)l(en), althans een (of meer) vuurwapen(s), althans een of meer op vuurwapens gelijkende voorwerpen in de richting van die
[benadeelde partij]heeft/hebben gericht” en/of
- die
[benadeelde partij]klem/vast hebben gezet en/of
- die
NN-vrouw(waarmee
[benadeelde partij]was) een (of meer) ke(e)r(en) heeft/hebben geslaan/geslagen en/of
- uitvoerig op hem hebben in gepraat (
[verdachte]voor de duur van ongeveer 25 minuten en
NN-man 2voor de duur van 40 minuten in een afgezonderde ruimte) en/of
- de (auto)sleutel van die
[benadeelde partij]heeft/hebben afgenomen en zijn auto heeft/hebben doorzocht,
aldus voor die
[benadeelde partij]een situatie hebben doen ontstaan waardoor zij hem wederrechtelijk dwongen iets te doen of iets niet te doen of iets te dulden, namelijk om hem te dwingen in die lokaliteit te blijven en/of te dulden dat hij niet zomaar kon vertrekken, immers moest die
[benadeelde partij]gevlucht is via een raam of achterdeur
;
(artikel 2:254 van het Wetboek van Strafrecht)
5. dat hij
op of omstreeks 11 januari 2020te Aruba, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk de ramen van de woning gelegen te [adres], in elk geval enig(e) goed(eren), toebehorende aan
[slachtoffer],in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n), heeft/hebben vernield, beschadigd en onbruikbaar gemaakt;
(artikel 2:334 jo artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht)
6. dat hij
op of omstreeks 11 januari 2020te Aruba, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een (of meer)ruit(en) van een auto (van het merk Honda, model Accord met kenteken [kentekennummer]), in elk geval enig(e) goed(eren), toebehorende aan
[benadeelde partij],in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n), heeft/hebben vernield, beschadigd en onbruikbaar gemaakt;
(artikel 2:334 jo artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht)

3.Formele voorvragen

Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak

Feit 1 (medeplegen brandstichting auto te [adres] op 3 januari 2020)
Het Gerecht is, overeenkomstig de standpunten van de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde feit, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Feit 2 (medeplegen vuurwapenbezit in de periode van 10 januari 2020 tot en met 11 januari 2020)
Bij de beoordeling in deze stelt het Gerecht het navolgende voorop.
Vooropgesteld dient te worden dat voor een veroordeling wegens het voorhanden hebben van een wapen en munitie in de zin van artikel 3, eerste lid, van Vuurwapenverordening (Nederlandse tegenhanger: artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie) volgens vaste jurisprudentie is vereist dat sprake is geweest van een meerdere of mindere mate van bewustheid bij de verdachte omtrent de aanwezigheid daarvan. Voorts dient deze een zekere beschikkingsmacht over het wapen en de munitie te hebben.
Voor medeplegen van een strafbaar feit in de zin van artikel 1:123, eerste lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafrecht van Aruba is vereist dat de verdachte daartoe met een of meer andere personen nauw en bewust samenwerkt. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezen verklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Er moet sprake zijn van een significante bijdrage. De bijdrage van de medepleger zal in de regel worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit, maar de bijdrage kan ook zijn geleverd in de vorm van verschillende gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip, waarbij aan het zich niet distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomst.
Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter zitting komt naar voren dat de verdachte op de bewuste nacht van 10 en 11 januari 2020 in de [bedrijfsnaam] aanwezig was met de medeverdachten [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]) en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]). Uit het proces-verbaal van bevindingen van 20 januari 2020 [1] , waarin de videobeelden van de [bedrijfsnaam] van 10 januari 2020 en 11 januari 2020 worden beschreven blijkt dat [medeverdachte 1] [2] op enig moment een vuurwapen uit de tas van [benadeelde partij] (hierna: [benadeelde partij]) heeft afgepakt. Uit de beschrijving van de videobeelden [3] blijkt voorts dat de verdachte aan de bar zat terwijl [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (dreigend) bij [benadeelde partij] stonden en zich op enig moment met hem naar een andere ruimte hebben begeven. Uit de beschrijving van de videobeelden noch uit de verklaringen van de verdachte of de medeverdachten is vast te stellen dat de verdachte op enig moment de beschikkingsmacht heeft gehad over het vuurwapen. Evenmin is voldaan aan een op het voorhanden hebben van dat vuurwapen gerichte bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]. De verklaring van [benadeelde partij] dat de verdachte [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] opdracht heeft gegeven hem naar een andere ruimte te brengen, is daartoe onvoldoende. Het Gerecht acht daarom niet bewezen dat de verdachte het vuurwapen voorhanden heeft gehad. De verdachte zal daarom worden van dit feit worden vrijgesproken.
Ook ten aanzien van de feiten 3 en 4 (medeplegen bedreiging en vrijheidsberoving/dwang te [bedrijfsnaam] in de periode van 10 januari 2020 tot en met 11 januari 2020) kan naar het oordeel van het Gerecht niet genoegzaam is komen vast te staan dat de verdachte zich, in de vorm van medeplegen, aan deze feiten heeft schuldig gemaakt. Uit de stukken die zich in het dossier bevinden en het verhandelde ter terechtzitting kan niet kan worden vastgesteld dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan de bedreiging en/of vrijheidsberoving van [benadeelde partij] door de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]. Het Gerecht spreekt de verdachte van het tenlastegelegde onder 3 en 4 vrij.
Feiten 5 en 6 (medeplegen vernieling van ramen en auto te [adres] op 11 januari 2020)
De officier van justitie heeft betoogd – kort gezegd - dat de verdachte dient te worden veroordeeld tot het medeplegen van vernieling van de ramen van de woning gelegen te [adres] en een op de oprit te voormeld adres geparkeerde auto (van het merk Honda, model Accord) van [benadeelde partij] omdat hij – mede gelet op de context - niet ‘slechts’ de chauffeur was, maar dat zijn rol als significanter was.
Anders dan de officier van justitie is het Gerecht van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 5 en 6 ten laste gelegde feiten, nu niet genoegzaam is komen vast te staan dat de bijdrage van de verdachte van zodanig gewicht is geweest dat er sprake is van medeplegen. Ter toelichting dient het volgende.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de verdachte samen met de medeverdachten vanuit de [bedrijfsnaam] naar de woning van [bedrijfsnaam] is gereden. De verdachte zat op de achterbank van de auto. De verdachte is bij de woning bij de auto gebleven terwijl de medeverdachten de ruiten van de woning en de auto hebben vernield. De verdachte is op het moment dat de patrouille aankwam alleen met de auto weggereden.
Gelet op het voorgaande is er geen sprake van een significante bijdrage van de verdachte aan de ten laste gelegde gedragingen. Dat de verdachte voorafgaand wist wat de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] van plan waren vernielingen aan de woning van [benadeelde partij] aan te brengen, maakt dat niet anders. Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte een grotere rol hierbij heeft gespeeld in de zin dat hij de vernielingen heeft gepland dan wel de medeverdachten de opdracht hiertoe heeft gegeven. Dat de verdachte een onderliggend conflict met [benadeelde partij] heeft, is daartoe onvoldoende. Nu de vernieling van de ramen en de auto niet in de vorm van medeplichtigheid aan verdachte ten laste is gelegd dient de verdachte van de gehele tenlastelegging te worden vrijgesproken.
De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de onder 5 en 6 ten laste gelegde feiten.
Het Gerecht concludeert tot integrale vrijspraak van het ten laste gelegde.

5.In beslag genomen voorwerpen

Aan de orde zijn voorts de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
A. Teruggave aan de verdachte
De onder de verdachte in beslag genomen voorwerpen, met uitzondering van de reeds teruggeven witte Kia Rio aan de rechthebbende [4] , het in rubriek B aangegeven voorwerp en de onder nummers 12 en 13 ter vernietiging overgedragen verdovende middelen, behoren hem toe. Het Gerecht zal de teruggave daarvan, zoals aangeduid op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst (bijlage I), aan de verdachte gelasten, nu die voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.
B. Niet in staat te beslissen
Het Gerecht acht zich niet in staat te beslissen omtrent het in de zaak van de verdachte in beslag genomen voorwerp, te weten een zwarte Airsoft pistool.
Artikel 397, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering van Aruba bepaalt dat het Gerecht de teruggave van de in beslag genomen voorwerpen gelast voor zover deze niet worden verbeurd verklaard of onttrokken aan het verkeer, tenzij het Gerecht verklaart tot het afgeven van een zodanige last niet in staat te zijn.
Het Gerecht overweegt dat daarvan in dit geval sprake is.
Er is geen sprake van een veroordeling wegens een strafbaar feit, terwijl evenmin een strafbaar feit kan worden vastgesteld. Daarom kan het desbetreffende voorwerp niet worden verbeurd verklaard of onttrokken aan het verkeer. Aangezien de verdachte niet gerechtigd is om het voorwerp voorhanden te hebben, zou teruggave daarvan een strafbaar feit opleveren. Gelet daarop zal het Gerecht op dit punt geen beslissing nemen en verklaren dat het tot het geven van een last tot teruggave niet in staat is.

6.Schadevergoeding

De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft, bij monde van zijn gemachtigde mr. S.A. Kock, een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen de verdachte (en diens medeverdachten). Deze bedraagt Afl. 19.500,-. Bestaande uit Afl. 17.500,- aan materiële schade en Afl. 2.000,- aan immateriële schade.
De verdediging heeft de vordering betwist.
Nu het Gerecht de verdachte zal vrijspreken van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt, kan de benadeelde partij niet in zijn vordering worden ontvangen.
BESLISSING
Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
gelast de teruggave aan de verdachte van de in rubriek 5A genoemde voorwerpen;
verklaart ten aanzien van het in rubriek 5B genoemde voorwerp, die niet voor verbeurdverklaring en onttrekking aan het verkeer vatbaar zijn, dat het Gerecht tot het geven van een last tot teruggave niet in staat is;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M. Soffers, bijgestaan door mw. M.E. Kelly, (zittingsgriffier), en op 17 juli 2020 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.

Voetnoten

1.Proces-verbaal bevinding videobeelden “[bedrijfsnaam]” van 20 januari 2020, bijlage 36 (procesdossier ‘[procesdossier]’).
2.Proces-verbaal bevinding [medeverdachte 1] van 8 juni 2020, bijlage 1 (procesdossier ‘[procesdossier]’).
3.Proces-verbaal bevinding videobeelden [bedrijfsnaam] van 11 februari 2020, bijlage AMB 32 (onderzoeksnaam ‘[onderzoeksnaam]’).
4.Bijlage 39, procesdossier ‘[procesdossier]’.