ECLI:NL:OGEAA:2020:423

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
12 oktober 2020
Publicatiedatum
29 oktober 2020
Zaaknummer
AUA202002226
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielverzoek op grond van gebrek aan gegronde vrees voor vervolging

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 12 oktober 2020 uitspraak gedaan in een verzoek ex artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Verzoeker, een Venezolaanse nationaliteit, had eerder op 24 juli 2020 een asielverzoek ingediend dat door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie was afgewezen. Verzoeker stelde te vrezen voor vervolging door de overheid in Venezuela wegens zijn politieke overtuiging en had zijn asielaanvraag pas ingediend na zijn aanhouding door de Guarda Nos Costa (GNC) op 13 mei 2020. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat hij gegronde vrees voor vervolging had in zijn land van herkomst. De rechter concludeerde dat verzoeker in 2019 legaal naar Aruba was gereisd en dat zijn verklaringen over de redenen voor zijn vertrek uit Venezuela niet geloofwaardig waren. De voorzieningenrechter wees het verzoek tot schorsing van de bestreden beschikking af, omdat er geen grond was voor het treffen van een voorlopige voorziening. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Uitspraak van 12 oktober 2020
Lar nr. AUA202002226

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoeker],

van Venezolaanse nationaliteit,
VERZOEKER,
gemachtigde: de advocaat mr. D.M. Canwood,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER.

PROCESVERLOOP

Bij beschikking, gedateerd 24 juli 2020 (bestreden beschikking), heeft verweerder het asielverzoek van verzoeker afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft verzoeker op 31 augustus 2020 bezwaar gemaakt.
Op 8 september 2020 heeft verzoeker bij dit gerecht een verzoekschrift ex artikel 54 van de Lar ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 28 september 2020. Verzoeker is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Wettelijk kader

1.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid van genoemd artikel kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van genoemde indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
1.2
Het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen (Vluchtelingenverdrag), aangepast bij het Protocol van New York, geeft in artikel 1A, aanhef en ten tweede, de volgende definitie van vluchteling: ‘Elke persoon die uit gegronde vrees voor vervolging wegens zijn ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of zijn politieke overtuiging, zich bevindt buiten het land waarvan hij de nationaliteit bezit, en die de bescherming van dat land niet kan of, uit hoofde van bovenbedoelde vrees, niet wil inroepen, of die, indien hij geen nationaliteit bezit en ten gevolge van bovenbedoelde gebeurtenissen verblijft buiten het land waar hij vroeger zijn gewone verblijfplaats had, daarheen niet kan of, uit hoofde van bovenbedoelde vrees, niet wil terugkeren’.
1.3
Ingevolge artikel 33, eerste lid, van het Vluchtelingenverdrag zal geen der Verdragsluitende Staten, op welke wijze ook, een vluchteling uitzetten of terugleiden naar de grenzen van een grondgebied waar zijn leven of vrijheid bedreigd zou worden op grond van zijn ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of zijn politieke overtuiging.
1.4
Ingevolge artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) mag niemand worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen.
Feiten
2.1
Verzoeker is op 30 november 2019 Aruba binnengekomen als toerist.
2.2
Op 13 mei 2020 is verzoeker door de Guarda Nos Costa (GNC) werkend aangetroffen.
2.3
Bij bevelschriften van 13 mei 2020 heeft verweerder de inbewaringstelling en verwijdering van verzoeker bevolen.
2.4
Op 14 mei 2020 heeft verzoeker een asielverzoek ingediend. Verweerder heeft verzoeker gehoord in mei 2020.
2.5
Bij beschikking van 24 juli 2020 heeft verweerder het asielverzoek van verzoeker afgewezen.
Relaas verzoeker
3. Verzoeker stelt te vrezen voor vervolging door de overheid wegens zijn politieke overtuiging. Verzoeker is sinds zijn achttiende jaar samen met zijn vader lid van “Primero Justicia”. Verzoeker stelt dat hij en zijn vader door de regering van Maduro vervolgd werden. Zij werden van frauduleuze handelingen beschuldigd tijdens het bouwen van verschillende volkswoningen. Er vonden verschillende invallen plaats en er zijn een computer en zeven telefoons meegenomen. Er waren meer dan zeven gerechtelijke procedures. Verzoeker is daarom in 2017 naar Ecuador gereisd.
Bestreden beschikking
4. Verweerder heeft het asielverzoek van verzoeker afgewezen omdat niet aannemelijk is geworden dat verzoeker gegronde vrees voor vervolging heeft. Daartoe heeft verweerder overwogen dat uit de verklaring van verzoeker niet blijkt dat zijn verzoek op bescherming louter op politieke overtuigingen berust en dat door verzoeker niet aannemelijk is gemaakt door middel van documentatie of bewijsmiddelen dat hij wordt bedreigd. Ook heeft verzoeker geen poging ondernomen om bescherming in te roepen. Pas nadat hij door GNC werd aangehouden heeft hij een asielaanvraag ingediend.
Verzoeker komt evenmin in aanmerking voor een verblijfsvergunning op grond van humanitaire redenen nu hij niet behoort tot de categorie mensen voor wie terugkeer naar het land van herkomst in verband met de algemene situatie aldaar van bijzondere hardheid is.
Het verzoek
5. Het verzoek strekt tot schorsing van de beschikking van 24 juli 2020.
Beoordeling
6.1
Voor zover de toetsing aan het in artikel 54 van de Lar neergelegde criterium meebrengt dat een beoordeling van het geschil in de hoofdzaak wordt gegeven, heeft het oordeel van het gerecht een voorlopig karakter en is dat niet bindend in de bodemprocedure.
6.2
In geschil is of verzoeker gegronde vrees voor vervolging heeft in zijn land van herkomst danwel bij terugkeer een reëel risico loopt in een situatie strijdig met artikel 3 EVRM te komen.
6.3
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder op goede gronden heeft geconcludeerd dat niet is gebleken dat verzoeker gegronde vrees voor vervolging heeft in zijn land van herkomst. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat verzoeker in 2020, na zijn aanhouding, asiel heeft aangevraagd terwijl hij al in 2019 Aruba was ingereisd, hetgeen op voorhand afbreuk doet aan de oprechtheid van zijn asielverzoek. De verklaring van verzoeker dat hij niet wist dat hij op Aruba asiel kon aanvragen of zijn verklaring in bezwaar dat hem werd afgeraden om bij de luchthaven op Aruba asiel aan te vragen, is ontoereikend. Ook heeft verzoeker in 2017 in Ecuador gewoond, waar hij ook geen asiel heeft aangevraagd.
6.4
Voorts stelt de voorzieningenrechter vast dat verzoeker eerst in bezwaar melding ervan maakt dat hij uit Venezuela is vertrokken vanwege zeven gerechtelijke procedures in verband met corrupt handelen en vermist geld, en dat er verschillende invallen zijn gedaan waarbij computers en mobiele telefoons zijn meegenomen. Dit doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas.
6.5
Voorts overweegt de voorzieningenrechter dat verzoeker op 30 november 2019 legaal vanuit Venezuela is gereisd naar Aruba, hetgeen niet duidt op een gerichte individuele aandacht van de autoriteiten.
6.6
Gelet op het voorgaande is het niet aannemelijk geworden dat verzoeker na terugkeer vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag zal behoeven te vrezen wegens zijn politieke overtuiging.
6.7
Evenmin ziet de voorlopige voorzieningenrechter in de algemene mensenrechtensituatie in Venezuela grond voor de conclusie dat eenieder door louter zijn aanwezigheid in Venezuela een reëel risico loopt op schending van artikel 3 EVRM.
6.8
Gezien het voorgaande is er geen grond voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek wordt afgewezen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 oktober 2020 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.