ECLI:NL:OGEAA:2020:422
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van asielverzoek en verzoek om voorlopige voorziening op grond van de Landsverordening administratieve rechtspraak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 12 oktober 2020 uitspraak gedaan op een verzoek van een Venezolaanse nationaliteit, die een asielverzoek had ingediend. De verzoeker had eerder op 21 maart 2020 een afwijzing van zijn asielverzoek ontvangen en maakte bezwaar tegen deze beslissing. Op 4 augustus 2020 stelde hij beroep in en diende op 7 september 2020 een verzoekschrift in op basis van artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Tijdens de zitting op 28 september 2020 was de verzoeker aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de verweerder op goede gronden had geconcludeerd dat de verzoeker geen gegronde vrees voor vervolging had in zijn land van herkomst. De verzoeker had niet aangetoond dat hij zich tot de autoriteiten had gewend voor bescherming, wat wel van hem verwacht mocht worden. Bovendien had hij na de incidenten in Venezuela nog enige tijd in dat land verbleven en had hij legaal het land kunnen verlaten. De rechter concludeerde dat de verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat hij na terugkeer naar Venezuela vervolging zou vrezen of dat hij onderworpen zou worden aan onmenselijke behandelingen, zoals bedoeld in artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en de voorzieningenrechter verklaarde dat er geen grond was voor het treffen van een dergelijke voorziening. De uitspraak werd gedaan door mr. A.J.H. van Suilen en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.