ECLI:NL:OGEAA:2020:408

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 september 2020
Publicatiedatum
21 oktober 2020
Zaaknummer
AUA202001457
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen in kort geding door onder curatele gestelde tegen curator

In deze zaak, die voor de voorzieningenrechter van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, heeft de onder curatele gestelde, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. G. Rep, een kort geding aangespannen tegen zijn curator, mr. D.W. Ormel. De onder curatele gestelde vorderde onder andere dat de curator binnen 10 dagen een boedelbeschrijving zou overleggen, rekening en verantwoording zou afleggen over het gevoerde bewind, en verschillende bedragen aan hem beschikbaar zou stellen voor tandheelkundige behandelingen en leefgeld. De curator heeft de vorderingen betwist en aangevoerd dat de onder curatele gestelde geen spoedeisend belang heeft en dat de vorderingen onvoldoende vaststaan.

De voorzieningenrechter heeft op 9 september 2020 geoordeeld dat er te veel onduidelijkheid is over de vorderingen van de onder curatele gestelde om in kort geding het bestaan van deze vorderingen aan te nemen. De rechter heeft vastgesteld dat het niet op voorhand vast te stellen is dat de vorderingen in een mogelijke bodemprocedure zullen worden toegewezen. Bovendien is niet gebleken dat er sprake is van onverwijlde spoed die een onmiddellijke voorziening vereist. De voorzieningenrechter heeft de vordering van de onder curatele gestelde in zijn geheel afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 9 september 2020
Behorend bij AUA202001457

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:

[eiser] (geboren op 17 juli 1959),

wonende in Aruba, verblijvende in de afkickkliniek
Corporación con Ánimoin Colombia,
eiser, hierna ook te noemen: de onder curatele gestelde,
gemachtigde: de advocaat mr. G. Rep,
tegen:

[gedaagde], (geboren op 24 november 1978),

in zijn hoedanigheid van curator,
wonende in Aruba,
gedaagde, hierna ook te noemen: de curator,
gemachtigde: de advocaat mr. D.W. Ormel.
DE PROCEDURE
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 18 juni 2020;
- de op voorhand opgestuurde producties zijdens partijen;
- de mondelinge behandeling ter zitting van 20 augustus 2020, waarbij zijn verschenen eiser bij zijn gemachtigde voornoemd, en de curator in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd.
Vonnis is bepaald op heden.
DE OVERWEGINGEN
De feiten
1.1
Bij beschikking van dit gerecht van 24 februari 2015 (behorend bij EJ nr. 2100 van 2014) is eiser onder curatele gesteld en zijn zoon benoemd als zijn curator.
1.2
De onder curatele gestelde is in 2018 getrouwd met een jonge Venezolaanse vrouw.
1.3
Vanaf oktober 2019 is de onder curatele gestelde opgenomen in de afkickkliniek
Corporación con Ánimoin Colombia, alwaar hij een intensief intramuraal alcohol- en drugsbehandelingsprogramma van maximaal 1½ jaar volgt.
1.4
De curator betaalt de kosten gemoeid met dit programma via overmaking op de bankrekening van de kliniek.
1.5
De curator stuurt maandelijks – via Western Union – een bedrag ad USD 1.000,- (duizend Amerikaanse dollars) naar de onder curatele gestelde, als leef-/zakgeld.
Het geschil
2.1
Eiser vordert in kort geding bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad dat het gerecht de curator:
I. veroordeelt om binnen 10 dagen na het wijzen van het vonnis in deze een door hem ondertekende boedelbeschrijving te overleggen met volledige opgave van de bij de aanvang van de curatele aanwezige vermogensbestanddelen, waaronder onroerende zaken, banksaldi, aandelen en overige activa/passiva;
II. veroordeelt om binnen 10 dagen na het wijzen van het vonnis in deze rekening en verantwoording af te leggen over het door hem vanaf de datum van aanvang van de curatele gevoerde bewind over het vermogen van de onder curatele gestelde;
III. beveelt om binnen 48 uur na het wijzen van het vonnis in deze het bedrag van USD 1.787,- aan provisorische tandheelkundige behandelingskosten aan de onder curatele gestelde beschikbaar te stellen middels storting op de bankrekening van de kliniek;
IV. beveelt om binnen 48 uur na het wijzen van het vonnis in deze het bedrag van USD 4.000,- aan achterstallig leefgeld aan de onder curatele gestelde beschikbaar te stellen middels storting op de bankrekening van de kliniek;
V. beveelt om binnen 48 uur na het wijzen van het vonnis in deze het bedrag van USD 9.000,- aan achterstallige behandelingskosten van de kliniek aan de kliniek te betalen;
VI. beveelt om de terbeschikkingstelling van leefgeld aan de onder curatele gestelde ad USD 1.000,- per maand en de betaling van behandelingskosten aan de kliniek ten bedrage van USD 4.000 per maand voort te zetten uiterlijk op de 5de van iedere maand met ingang van juli 2020;
VII. beveelt om binnen 48 uur na het wijzen van het vonnis in deze in overleg te treden met en medewerking te verlenen aan de gemachtigde van de onder curatele gestelde in het kader van een door deze te verzoeken nietigverklaring van het huwelijk van de onder curatele gestelde;
VIII. beveelt om binnen 48 uur na het wijzen van het vonnis in deze een voorschotbedrag van USD 10.000,- aan kosten van tandheelkundige behandeling alsook kosten van juridische bijstand van de onder curatele gestelde, aan hem beschikbaar te stellen;
IX. alles (sub I t/m VIII) op verbeurte van een dwangsom van Afl. 1.000,- voor ieder onderdeel sub I t/m VIII en voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de curator in gebreke blijft om aan enig bevel van uw gerecht te voldoen, kosten rechtens.
2.2
Eiser heeft daartoe - kort samengevat - aangevoerd dat de curator niet heeft voldaan aan zijn wettelijke verplichtingen als curator, en na heeft gelaten om tot op heden inzicht te verschaffen in het vermogen van de onder curatele gestelde en de actuele financiële stand van zaken alsook in de inkomsten en uitgaven over de afgelopen jaren. De onder curatele gestelde is vermogend, nu hij eigenaar is/was van diverse onroerende zaken in Aruba, aandeelhouder is van een lokale vennootschap en aanzienlijke banksaldi zowel in Aruba als in het buitenland heeft/had, aldus de onder curatele gestelde.
Verder voert hij aan dat hij sinds enige tijd ernstige klachten heeft door de aanwezigheid van abcessen in zijn mond en aanzienlijke schade aan zijn kaak en gebit als gevolg van zijn voormalig middelenmisbruik. Hij heeft de curator verzocht om in te stemmen met de nodige gebitsreparatie en de daarmee gepaard gaande kosten. De specialist in Colombia heeft vastgesteld dat de (gebit/mond) gezondheidssituatie van de onder curatele gestelde kritisch is en dat hij op kortst mogelijke termijn behandeling nodig heeft. Ondanks toezegging door de curator aan de kliniek dat hij de gebitsbehandeling zou betalen, is betaling uitgebleven, aldus de onder curatele gestelde.
Sinds maart 2020 hebben de onder curatele gestelde en de kliniek geen betalingen meer ontvangen. Er staat thans een totaalbedrag van USD 4.000,- open aan achterstallig leefgeld, en een totaalbedrag van USD 9.000,- open aan achterstallige behandelingskosten over de maanden april, mei en juni 2020. Nu er, ondanks vele verstuurde e-mails, whatsappberichten en pogingen tot het krijgen van telefonisch contact door/namens de onder curatele gestelde, geen enkele communicatie mogelijk is, dreigt hij ernstig en mogelijk onomkeerbaar te worden benadeeld in zijn levensonderhoud, aldus nog steeds de onder curatele gestelde.
3.1
De curator heeft hiertegen verweer gevoerd en zich daarbij op het standpunt gesteld dat de onder curatele gestelde geen spoedeisend belang heeft in deze procedure, en dat een aantal vorderingen onvoldoende vaststaan, en geconcludeerd tot de niet-ontvankelijkheid dan wel afwijzing van het verzoek.
3.2
Daartoe heeft de curator het volgende aangevoerd.
Vanaf het moment dat hij de oproeping van onderhavig kort geding ontving, heeft hij waar nodig en mogelijk zijn medewerking verleend. Volgens de curator heeft hij op 18 augustus 2020 de eerste concepten van de rekening en verantwoording overgelegd, en is hij thans met zijn accountant doende om de rekening en verantwoording 2016 tot en met 2019 en de boedelbeschrijving op te stellen.
Verder heeft hij op 30 juli 2020 een bedrag van USD 1.800,- overgemaakt op de bankrekening van de kliniek voor de provisorische tandheelkundige behandelingskosten van de onder curatele gestelde.
Over het leefgeld heeft de curator aangevoerd dat hij tot en met juli 2020 via Western Union maandelijks een bedrag van USD 1.000,- heeft gestuurd. De onder curatele gestelde heeft het geld niet kunnen ophalen vanwege de in zijn verblijfplaats in Colombia getroffen maatregelen in verband met covid-19.
Ook de met de kliniek overeengekomen behandelingskosten van USD 2.500,- per maand, zijn tot en met juli 2020 betaald via overmaking op de bankrekening van de kliniek. De curator heeft niet ingestemd met de vanaf februari 2020 eenzijdige verhoging door de directeur van de kliniek van de behandelingskosten tot USD 4.000,- per maand, en heeft dat verhoogde bedrag dan ook niet betaald. Aldus de curator.
De beoordeling
4.1
Om een voorziening te kunnen treffen zoals gevorderd, dient met een redelijke mate van zekerheid te kunnen worden aangenomen dat een rechter in een aanhangig te maken bodemprocedure een met de gevraagde voorziening overeenstemmende vordering zal toewijzen. Die beoordeling geschiedt op basis van hetgeen in deze procedure naar voren is gebracht en aannemelijk is gemaakt.
4.2
Verder geldt in zijn algemeenheid dat bij een vordering tot betaling van een geldsom in kort geding terughoudendheid op zijn plaats is. Bij een dergelijke vordering moet niet alleen onderzocht worden of de juistheid van de vordering voldoende aannemelijk is en verwacht mag worden dat de vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen, maar ook of sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. Daarnaast zal de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan leiden tot weigering van de voorziening.
5.1
In dit geval heeft eiser onder punten II tot en met VI en VIII betaling gevorderd van bedragen ten behoeve van zijn persoonlijke kosten (het zak-/leefgeld), bedragen uit hoofde van tandheelkundige behandeling(en), en bedragen ten behoeve van de kliniek waar eiser verblijft en een afkickprogramma volgt.
5.2
De curator heeft de vorderingen betwist en daartoe aangevoerd dat de gevorderde bedragen deels reeds zijn betaald en deels niet juist zijn dan wel (nog) niet bestaan.
6.1
De voorzieningenrechter dient te beoordelen of de onder curatele gestelde een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering en concludeert dat op basis van de gestelde feiten en omstandigheden niet is gebleken dat ten aanzien van zijn vorderingen een onverwijlde voorziening vereist is. De voorzieningenrechter overweegt hierover het navolgende.
6.2
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter staat de omvang van de vorderingen van de onder curatele gestelde - gelet op de gemotiveerde betwisting door de curator - onvoldoende vast.
6.2.1
Wat betreft het zak-/leefgeld heeft de curator onbestreden betoogd dat hij dat geld gedurende de maanden maart tot en met juli 2020 op de gebruikelijke manier – via Western Union – naar de onder curatele gestelde heeft gestuurd, maar dat de onder curatele gestelde vanwege omstandigheden gelegen buiten de curator om, die gelden niet heeft kunnen innen.
6.2.2
Wat betreft de vordering voor de provisorische tandheelkundige behandeling is gebleken dat de betaling inmiddels – eind juli 2020 – is voldaan.
6.2.3
Wat betreft de vordering voor de behandeling in de kliniek van het verschil tussen het overeengekomen bedrag van USD 2.500,- per maand en het verhoogde bedrag van USD 4.000,- per maand, overweegt de voorzieningenrechter dat nog daargelaten dat de curator heeft betoogd dat hij niet heeft ingestemd met enige verhoging van de behandelingskosten, dit een geschil betreft tussen de curator en de kliniek en niet tussen partijen.
6.2.4
Wat betreft het bedrag als voorschot voor een tandheelkundige behandeling, overweegt het gerecht dat tussen partijen kennelijk nog in discussie is of de onder curatele gestelde bij deze tandheelkundige specialist de voorgestelde behandeling zal ondergaan dan wel dat hij door een andere specialist – al dan niet in Aruba en die al dan niet door de AZV zal worden vergoed – zal worden behandeld.
6.3
De voorzieningenrechter is van oordeel dat er teveel onduidelijkheid is over de vorderingen over en weer om in kort geding het bestaan van de vorderingen aan te nemen. Het is niet op voorhand vast te stellen dat de vorderingen van de onder curatele gestelde in een mogelijke bodemprocedure zullen worden toegewezen en het vaststellen van de vorderingen over en weer valt buiten het bestek van dit kort geding.
6.4
Bovendien is niet gebleken dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is. De onder curatele gestelde heeft ter onderbouwing van zijn spoedeisend belang niet aangevoerd dat hij de van de curator gevorderde geldbedragen op korte termijn nodig heeft, zodat niet geoordeeld kan worden dat er met onverwijlde spoed een voorziening moet worden getroffen. Hij heeft ter onderbouwing van zijn spoedeisend belang slechts aangevoerd dat hij ernstig en mogelijk onomkeerbaar dreigt te worden benadeeld in zijn levensonderhoud, verzorging en behandeling.
Het enkele risico om te worden benadeeld levert, behalve dat dit niet is gebleken, geen spoedeisend belang bij het gevorderde op.
6.5
Wat betreft het gevorderde onder punten I, II en VII, overweegt de voorzieningenrechter dat deze zien op de wijze waarop de curator zich van zijn taak als zodanig heeft gekweten, het een en ander als bedoeld in artikelen 1:383 e.v. van het Burgerlijk Wetboek van Aruba. Om de aan deze vordering ten grondslag liggende geschilpunten te kunnen beoordelen is een diepgaand feitenonderzoek nodig. Een kort geding leent zich niet daarvoor.
7. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vordering van de onder curatele gestelde in zijn geheel zal worden afgewezen.
De kosten
8. De voorzieningenrechter ziet in de aard van de procedure en de relatie tussen partijen aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

DE BESLISSING

De voorzieningenrechter
- wijst de vordering af,
- compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.K. Engelbrecht, rechter, en in het openbaar uitgesproken op woensdag 9 september 2020 in aanwezigheid van de griffier.