ECLI:NL:OGEAA:2020:397

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
3 juni 2020
Publicatiedatum
14 oktober 2020
Zaaknummer
AUA202001094
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot uitzetting van Venezolaanse nationaliteit en verzoek om voorlopige voorziening

Op 3 juni 2020 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om schorsing van een bevel tot uitzetting van een Venezolaanse man. De verzoeker, vertegenwoordigd door drs. M.L. Hassell, had bezwaar gemaakt tegen een bevelschrift van 8 april 2020, waarin zijn uitzetting werd bevolen. De verzoeker was op 11 maart 2020 Aruba binnengekomen als toerist met een verblijfsduur van drie dagen, maar had geen geldige verblijfstitel meer sinds 15 maart 2020. Hij stelde dat hij een verzoek om verlenging van zijn verblijf had ingediend, maar dit verzoek was niet op de juiste wijze ingediend en er was geen bewijs dat hij dit verzoek per e-mail had ingediend na de coronamaatregelen die zijn afspraak bij de Immigratiedienst verhinderden.

De voorzieningenrechter overwoog dat de verzoeker vanaf 15 maart 2020 zonder geldige verblijfstitel in Aruba verbleef, waardoor de verweerder bevoegd was om het bevel tot uitzetting uit te vaardigen. De rechter concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een langere vertrektermijn rechtvaardigden. Het verzoek om schorsing van het bevel tot uitzetting werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Soffers en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Uitspraak van 3 juni 2020
Lar nr. AUA202001094

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[verzoeker],

van Venezolaanse nationaliteit,
VERZOEKER,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
gericht tegen:

de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. M.P. Jansen (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij bevelschrift van 8 april 2020 (de bestreden beschikking) heeft verweerder de uitzetting van verzoeker bevolen.
Tegen deze beschikking heeft verzoeker op 28 april 2020 bezwaar gemaakt.
Op 28 april 2020 heeft verzoeker tevens bij dit gerecht een verzoekschrift als bedoeld in artikel 54 van de Lar ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 20 mei 2020. Verzoeker is in persoon verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De regelgeving

1.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van de indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
1.2
Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) kunnen uitgezet worden personen die tot tijdelijk verblijf werden toegelaten, wanneer zij in het land worden aangetroffen, nadat de geldigheidsduur van hun tijdelijke verblijfsvergunning is verstreken of nadat de geldigheid van de vergunning door enige andere oorzaak is vervallen.
Ingevolge het tweede lid geschiedt de uitzetting krachtens een met redenen omkleed bevelschrift van de minister, belast met justitiële aangelegenheden, houdende het bevel Aruba binnen een daarbij te bepalen termijn te verlaten. Het bevelschrift vermeldt de periode waarin aan de betrokkene de toelating tot Aruba zal worden geweigerd; deze periode bedraagt ten hoogste acht jaar.
Ingevolge het derde lid wordt bij de bepaling van de in de eerste volzin van het tweede lid genoemde termijn aan betrokkene, indien nodig, voldoende tijd gelaten om orde op zijn zaken te stellen.
1.3
Conform het Toelatingshandboek 2018, paragraaf 2.3.2 moet een toerist die langer op Aruba wil verblijven dan het aantal dagen dat bij binnenkomst op de ED-kaart is verleend bij Departamento di Integracion, Maneho y Admision di Stranhero (DIMAS) een verlenging van zijn toeristisch verblijf aanvragen. Het aanvraagformulier alsmede de lijst van vereisten (checklist) voor verlenging van het toeristisch verblijf is beschikbaar op de webpagina van de Immigratiedienst. Een afspraak voor het indienen van een aanvraag voor het verzoek om verlenging van het toeristisch verblijf wordt tevens op de webpagina van de Immigratiedienst gemaakt. Verlenging van het toeristisch verblijf geschiedt in persoon ten kantore van de Immigratiedienst. Aanvragen die na het verstrijken van het reeds toegestane verblijf worden ingediend worden, behoudens in gevallen van overmacht, worden steeds afgewezen.
De standpunten van partijen
2.1
Het verzoek strekt tot schorsing van het bevel tot uitzetting. Verzoeker stelt - kort samengevat - dat hij, anders dan in de bestreden beschikking is vermeld, een verzoek om verlenging van zijn toeristische verblijf heeft ingediend. Op dit verzoek is nog niet beslist. Verzoeker stelt dat hij op 9 april 2020 tegen het uitblijven van een beslissing op zijn verzoek om verlenging van zijn toeristisch verblijf op 28 april 2020 een bezwaar heeft gemaakt. Verzoeker meent dat hij ten tijde van het geven van de bestreden beschikking niet uitzetbaar was, daar hij nog in afwachting is van een antwoord op zijn verzoek om verlenging van zijn toeristisch verblijf.
2.2
Verweerder heeft aan het bevel tot uitzetting onder meer ten grondslag gelegd dat verzoeker sinds 15 maart 2020 niet in het bezit is van een geldige verblijfstitel en ook niet staat ingeschreven in de registers. Bovendien behoeft zijn illegale verblijf op Aruba niet te worden gedoogd.
Beoordeling
3. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
4. Vast staat dat verzoeker, van Venezolaanse nationaliteit, op 11 maart 2020 Aruba is ingereisd als toerist met een toegestane verblijfsduur van 3 dagen.
4.1
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting kan worden opgemaakt dat verzoeker op 12 maart 2020 via de website van DIMAS een afspraak voor 16 maart 2020 heeft gemaakt teneinde een verzoek in te dienen voor verlenging van zijn toeristisch verblijf. Niet in geschil is dat verzoeker op 16 maart 2020 zijn verzoek ter verlenging van zijn toeristisch verblijf niet op de in het Toelatingshandboek 2018 voorgeschreven wijze heeft ingediend. Verzoeker stelt echter dat dit niet aan hem is te wijten. Hij is op 16 maart 2020 naar het kantoor van DIMAS gegaan, maar hem is medegedeeld dat de afspraak niet door kon gaan in verband met de Coronamaatregelen en dat hij zijn verzoek per email kon indienen. De voorzieningenrechter overweegt dat - wat daar ook van zij - uit de stukken en het verhandelde ter zitting niet is gebleken dat verzoeker op of na 16 maart 2020 alsnog een verzoek om verlenging van zijn toeristisch verblijf per e-mail heeft ingediend. Verzoeker verblijft derhalve vanaf 15 maart 2020 zonder geldige verblijfstitel in Aruba, zodat verweerder op grond van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder d, van de Ltu bevoegd is tegen verzoeker een bevel tot uitzetting uit te vaardigen. Verweerder kon daarbij de vetrektermijn op 0 dagen stellen. Bijzondere omstandigheden die nopen tot de conclusie dat verzoeker een langere vertrektermijn moet worden gegund, zijn gesteld noch gebleken.
5. Gezien het voorgaande komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat geen grond bestaat voor schorsing van het bestreden bevelschrift. Het verzoek wordt afgewezen.

BESLISSING

De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. M. Soffers, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 juni 2020 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.