ECLI:NL:OGEAA:2020:392

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
21 september 2020
Publicatiedatum
14 oktober 2020
Zaaknummer
AUA201903349
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van een verblijfsvergunning op basis van vreemdelingenrecht en het gelijkheidsbeginsel

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 21 september 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen de weigering van een verblijfsvergunning. De appellant, een Venezolaanse man, had op 29 januari 2019 een aanvraag ingediend voor een vergunning tot tijdelijk verblijf met toestemming om in Aruba te verblijven en te werken. Deze aanvraag werd afgewezen door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, die zich baseerde op het feit dat de appellant sinds 25 mei 2017 in Aruba verbleef zonder een geldige verblijfstitel. De appellant had eerder een vergunning tot tijdelijk verblijf gekregen, maar deze was ingetrokken door de sportvereniging die als garantsteller fungeerde.

De appellant maakte bezwaar tegen de afwijzing van zijn aanvraag, maar dit bezwaar werd op 16 augustus 2019 ongegrond verklaard. In zijn beroep voerde de appellant aan dat de bestreden beschikking in strijd was met het gelijkheidsbeginsel, omdat in een vergelijkbaar geval een vergunning was verleend. Het Gerecht oordeelde echter dat de Minister voldoende aannemelijk had gemaakt dat er geen sprake was van gelijke gevallen. Het beleid van de Minister vereist dat een vreemdeling de beslissing op een eerste aanvraag om verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf in het buitenland moet afwachten, wat in dit geval ook van toepassing was.

Het Gerecht concludeerde dat de afgewezen aanvraag als een eerste aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning moest worden beschouwd, en dat de afwijzing op het uitlandigheidsvereiste kon worden gegrond. De rechter verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van de Minister. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Soffers en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Uitspraak van 21 september 2020
Lar nr. AUA201903349

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[appellant],

van Venezolaanse nationaliteit,
APPELLANT,
gemachtigde: mr. J.J.C. Odor, LLM,
gericht tegen:

de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. G.M.N. Maduro (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 21 februari 2019 heeft verweerder de aanvraag van appellant van 29 januari 2019 ter verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf met toestemming om in Aruba te mogen verblijven en te mogen werken, afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft appellant op 8 maart 2019 bezwaar gemaakt.
Bij beschikking op bezwaar van 16 augustus 2019 (de bestreden beschikking) is het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
Tegen de bestreden beschikking heeft appellante op 27 september 2018 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Verweerder heeft op 18 november 2019 een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 6 juli 2020, alwaar is verschenen verweerder bij mr. N.R. Sneek (DIMAS) occuperende voor mr. G.M.M. Maduro (DIMAS). Appellant is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.
OVERWEGINGEN
Het wettelijk kader
1.1
Ingevolge artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu), kan een verzoek om verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf door of namens de minister, belast met vreemdelingen-zaken, worden geweigerd:
a. in verband met de openbare orde of het algemeen belang, waartoe ook de bescherming van de volksgezondheid en de arbeidsmarkt wordt ge-rekend te behoren;
(…);
d. indien de betrokkene tijdens een vorig verblijf in Aruba de periode waarvoor men toegelaten was, heeft overschreden;
(…);
h. indien de toelatingsplichtige niet voldoet aan een of meer van de aan zijn vergunning tot tijdelijk verblijf verbonden beperkingen of voorschriften of anderszins in strijd handelt met de bij of krachtens deze landsverordening gegeven voorschriften;
(…).
1.2.1
In het Toelatingsbesluit 2018, onder paragraaf 1.5.2 is bepaald dat in het kader van de bevordering van de lokale sportbeoefening en in het bijzonder ter bevordering van Aruba als internationale sportcentrum worden twee soorten vergunningen tot tijdelijk verblijf afgegeven. Het betreft een vergunning tot tijdelijk verblijf als sportcoach en een vergunning als sportbeoefenaar.
1.2.2
Onder paragraaf 1.5.2.2 van het besluit is bepaald dat vergunningen die in het kader van sport aan een sportbeoefenaar worden afgegeven, steeds voor een jaar wordt afgegeven en normaal gesproken tot 3 jaren verlengd kan worden, met de mogelijkheid tot een verlenging van nog een jaar (dus maximaal 4 jaren), mits de overeenkomst tussen de sportorganisatie en de sportbeoefenaar zolang geldig blijft. De vergunning is expliciet geldig voor die sportorganisatie, wijziging daarvan is dus niet toegestaan.
1.3
In het Toelatingsbesluit 2018, onder paragraaf B.2 is bepaald dat een vreemdeling die een eerste aanvraag voor een vergunning tot tijdelijk verblijf heeft ingediend, de beslissing op zijn aanvraag in het buitenland moet afwachten. Indien de vreemdeling (in het verleden) in strijd met de LTUV op Aruba is verbleven kan zijn aanvraag worden afgewezen.
De feiten
2.1
Aan appellant is op 2 juni 2016 een eerste vergunning tot tijdelijk verblijf verleend met als doel sportbeoefenaar onder garantstelling van S.V. Deportivo Nacional (X).
2.2
Op 3 februari 2017 is bovenstaande vergunning gewijzigd in die zin dat onder beroep werd vermeld maintenance man en onder werkgever kwam te staan Vasco Enterprises N.V.
2.3
Op 8 augustus 2017 heeft appellant een aanvraag ingediend ter verlenging van zijn tijdelijke vergunning. Deze aanvraag werd ingetrokken daar S.V. Deportivo Nacional zijn garantstelling had ingetrokken.
2.4
Op 29 januari 2019 heeft appellant een aanvraag ingediend ter verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf met toestemming om te werken. Deze aanvraag is bij beschikking van 21 februari 2019 afgewezen.
2.5
Bij bestreden beschikking van 16 augustus 2019 is het bezwaar van appellant van 8 maart 2019 gericht tegen voornoemde afwijzing, ongegrond verklaard.
De standpunten van partijen
3.1
Appellant voert - kort gezegd - aan dat de bestreden beschikking in strijd is met het gelijkheidsbeginsel daar verweerder in een vergelijkbaar geval wel een wijziging heeft toegestaan. Appellant verwijst hierbij naar het geval van [A]. Voorts voert appellant aan dat de bestreden beschikking in strijd is met het verbod op détournement de procédure, het verbod van willekeur en het zorgvuldigheids- en evenredigheidsbeginsel.
3.2
Verweerder heeft aan de bestreden beslissing ten grondslag gelegd dat aan appellant een eerste verblijfsvergunning is verleend in kader van sport, welke vergunning vervolgens is gewijzigd in een vergunning met toestemming om bij een expliciete werkgever werkzaam te mogen zijn. Nu de sportvereniging zijn garantstelling heeft ingetrokken, kwam het doel waarvoor appellant hier kon en mocht zijn, namelijk in het kader van sport voor de betreffende vereniging, te vervallen. Conform beleid is wijziging niet mogelijk, dan nadat appellant eerst een jaar in het buitenland verblijft en in aanmerking komt voor een andere verblijfsvergunning. Voorts voert verweerder aan dat appellant na zijn laatste vergunning illegaal in Aruba verblijft. De aanvraag van appellant van 29 januari 2019 dient derhalve te worden aangemerkt als een eerste vergunningsaanvraag, waardoor appellant de beslissing hierop in het buitenland moet afwachten, aldus verweerder.
De beoordeling
4.1.1
Het bij de bestreden beschikking van 16 augustus 2019 afgewezen verzoek van appellant strekt ertoe om als maintenance man werkzaam te zijn Vasco Enterprises N.V. Ter zitting heeft verweerder gemotiveerd verweer gevoerd en wederom te kennen gegeven dat hij het beleid voert dat een vreemdeling de beslissing op een eerste aanvraag om verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf in het buitenland moet afwachten.
4.1.2
Het uitlandigheidsvereiste in het beleid van verweerder strekt ertoe te voorkomen dat de minister voordat deze kan beoordelen of een vreemdeling aan alle voor toelating gestelde eisen voldoet, door diens aanwezigheid hier te lande voor voldongen feiten wordt geplaatst. Aanvragen van vreemdelingen voor eerste toelating tot Aruba dienen daarom in principe in het buitenland te worden afgewacht.
4.1.3
Niet in geschil is dat appellant sinds 25 mei 2017 in Aruba verblijft zonder een geldige verblijfstitel. Het gerecht is het dan ook met verweerder van oordeel dat de afgewezen aanvraag als een eerste aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning heeft te gelden, waardoor de afwijzing mede op het zogenoemde uitlandigheidsvereiste kan worden gegrond. Dat laatste is door appellant niet (gemotiveerd) bestreden.
5. In het kader van zijn beroep op het gelijkheidsbeginsel verwijst appellant naar een vreemdeling aan wie verweerder volgens appellant een vergunning tot tijdelijk verblijf met toestemming om te werken heeft verleend, ondanks dat hij ook een verblijfsvergunning met doel sport had. Dit beroep faalt nu verweerder, naar het oordeel van het gerecht, voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er geen sprake is van gelijke gevallen.
6. Gelet op het vorenstaande overweegt het gerecht dat in hetgeen appellant naar voren heeft gebracht geen grond te vinden is voor het oordeel dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven. Het enkele feit dat appellant reeds een positief advies van de DPL heeft, is daartoe onvoldoende. Dit leidt tot de conclusie dat verweerder in dit geval gebruik kan maken van zijn bevoegdheid om verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf af te wijzen.
7. Het beroep is mitsdien ongegrond.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. M. Soffers, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 september 2020 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.