ECLI:NL:OGEAA:2020:388

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
31 augustus 2020
Publicatiedatum
14 oktober 2020
Zaaknummer
AUA202001157
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke herplaatsing van ambtenaar in het kader van disciplinaire procedure

In deze zaak gaat het om een ambtenaar bij de Dienst Brandweer die tijdelijk op een andere afdeling is geplaatst na een incident op 15 december 2019, waarbij hij de toegang tot dienstlokalen was ontzegd. De commandant van de Dienst Brandweer heeft op 19 maart 2020 een beschikking afgegeven waarin deze tijdelijke herplaatsing werd aangekondigd, in afwachting van de uitkomst van een disciplinair onderzoek. De ambtenaar, klager in deze procedure, heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, stellende dat de beslissing in strijd is met de beginselen van behoorlijk bestuur en dat er geen reden was voor de tijdelijke herplaatsing. De verweerder, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, heeft aangevoerd dat de tijdelijke herplaatsing noodzakelijk was om herhaling van het incident te voorkomen en dat het disciplinair onderzoek in de afrondingsfase was.

Tijdens de zitting op 15 juni 2020 heeft klager zijn standpunt toegelicht, waarbij hij stelde dat hij niet sliep op het moment van het incident, maar op het toilet was. De rechter heeft de feiten en omstandigheden in overweging genomen en vastgesteld dat de ambtenaar, gezien zijn functie, te allen tijde alert moet zijn en zijn taken naar behoren moet uitvoeren. De rechter oordeelt dat de verweerder in redelijkheid gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om klager tijdelijk andere werkzaamheden op te dragen, en dat het belang van de Dienst Brandweer zwaarder weegt dan het belang van klager om zijn werkzaamheden als centralist uit te voeren. De uitspraak verklaart het bezwaar van klager ongegrond en biedt geen mogelijkheid tot proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Uitspraak van 31 augustus 2020
Gaza nr. AUA202001157

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
in de zaak van:

[klager],

wonende te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
tegen:

de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 19 maart 2020 (de bestreden beschikking) heeft de commandant van de Dienst Brandweer klager geïnformeerd dat hij tijdelijk in de afdeling Logistiek/Magazijn is geplaatst totdat het onderzoek naar de gebeurtenissen op 15 december 2019 is afgerond.
Hiertegen heeft klager bezwaar gemaakt, als bedoeld in artikel 35 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La), door indiening van een bezwaarschrift op 16 april 2020 bij dit gerecht.
Verweerder heeft op 12 juni 2020 een pleitnota en stukken ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 juni 2020. Klager is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De feiten

1.1
Verzoeker is ambtenaar bij de Dienst Brandweer, laatstelijk in de functie van centralist.
1.2
Klager is naar aanleiding van een incident op 15 december 2019 de toegang tot alle dienstlokalen, -gebouwen, -terreinen en voertuigen van de Dienst Brandweer ontzegd.
1.3
Van het incident is door politieambtenaren van het Korps Politie Aruba (KPA) op 18 december 2019 op ambtseed rapport opgemaakt. In dat rapport staat - voor zover hier van belang – het volgende:
“(…) Op 15 december 2019 waren wij, [A] en [B], bezig met het vervoeren van een verdachte (…) naar de politiewacht te Shaba. Toen wij klaar waren bij de politiewacht te Shaba, vroeg de centralist genaamd ZIJLSTRA van de Centrale Meldkamer, aan de patrouille van Oranjestad (…) om naar post van Brandweer te gaan, om te kijken wat gaande was, gezien dat ze een melding van een aanrijding met persoonlijk ongeval hadden gekregen. De Centrale Meldkamer gaf verder door, dat ze hierdoor een ambulance nodig hadden en dat niemand bij AC de telefoon opneemt. (…)
Ter plaatse aangekomen ging ik, [B], binnen het gebouw om naar het kantoor van AC te gaan. Ik, [B], klopte aan de deur, maar niemand reageerde hierop. Ik, [B], maakte de deur toen open om te controleren of alles goed was in het kantoor en trof de dienstdoende centralist in slaap aan. De centralist werd door mij, [B], wakker gemaakt en hem op de hoogte gesteld om contact op te nemen Sectie Centrale Post. (…)”.
1.4
in de bestreden beschikking van 19 maart 2020 staat – voor zover hier van belang het volgende:
“ (…) In het kader van het onderzoek naar de gebeurtenissen op 15 december 2019 en dat de periode van toegang ontzegging (inclusief verlenging) is afgelopen, wordt u hierbij tijdelijk in de afdeling Logistiek/Magazijn geplaatst conform advies van de DSRH totdat zij het onderzoek kan afronden. (…)”
1.5
Bij uitspraak van 2 juni 2020 van de voorzieningenrechter (AUA202001158) is het verzoek van klager, om de bestreden beschikking te schorsen, afgewezen.
De standpunten van partijen
2.1
Klager kan zich niet verenigen met de in de bestreden beschikking genomen beslissing om hem tijdelijk op een andere afdeling te plaatsen en stelt zich - kort samengevat - op het standpunt dat de bestreden beschikking in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en dan met name met het motiverings-, rechtszekerheids- en fair play beginsel, nu hij reeds twaalf weken de toegang tot het werk was ontzegd in verband met een lopend disciplinair onderzoek naar de gebeurtenissen op 15 december 2019. Volgens klager dient verweerder voortvarendheid te betrachten bij een disciplinair onderzoek en is het incident niet dusdanig dat het onderzoek niet binnen twaalf weken dient te worden c.q. kon worden afgerond. Er is dan ook geen reden om hem tegen zijn wil en voor onbepaalde tijd op een andere afdeling te plaatsen waar hij werkzaamheden van ver beneden zijn niveau dient te verrichten, aldus klager. Ter zitting heeft klager verteld dat hij bedoelde telefoon niet had opgenomen omdat hij toen op het toilet zat. Toen de politieambtenaar aanklopte lag hij inderdaad op het daar aanwezige veldbed (“
cot”) met de ogen dicht, terwijl zijn collega op de grond lag en het licht uit was, maar hij lag niet te slapen, aldus klager.
2.2
Verweerder heeft aangevoerd dat het een tijdelijke plaatsing betreft totdat een beslissing is genomen omtrent de op te leggen disciplinaire straf, en om te voorkomen dat een dergelijk incident zich weer voordoet. Verweerder heeft ter zitting desgevraagd aangegeven dat het disciplinair onderzoek momenteel in de afrondingsfase is.
Het wettelijk kader
3. Ingevolge artikel 52, eerste lid, van de Lma is de ambtenaar verplicht zo nodig tijdelijk andere ambtelijke werkzaamheden te verrichten dan die hij gewoonlijk verricht.
Ingevolge het derde lid van dit artikel worden de in het eerste lid bedoelde werkzaamheden aan de ambtenaar opgedragen door of namens de betrokken minister.
De beoordeling
4.1
In geschil is de vraag of verweerder - via de commandant van de Brandweer - in redelijkheid gebruik mocht maken van zijn bevoegdheid om klager tijdelijk andere werkzaamheden op te dragen.
4.2
Het gerecht overweegt dat de toetsing van een beschikking waarbij een ambtenaar verplicht wordt tijdelijk andere werkzaamheden te verrichten, gegeven de ruime bevoegdheid tot het tijdelijk opdragen van andere werkzaamheden, een terughoudend karakter draagt. Verweerder heeft een ruime beoordelingsvrijheid bij de keuze van de werkzaamheden en bij dergelijke tijdelijke werkzaamheden kan niet spoedig worden gezegd dat deze niet redelijkerwijs opgedragen kunnen worden.
4.3
Het gerecht is van oordeel dat verweerder in dit geval in redelijkheid gebruik mocht maken van zijn bevoegdheid om klager tijdelijk andere werkzaamheden op te dragen. Zo staat vast dat op 15 december 2019 de telefoon bij de alarmcentrale niet opgenomen werd toen er werd gebeld voor een ambulance. Verder staat vast dat klager die avond liggend/slapend op een veldbed in een donkere meldkamer lag.
Van een centralist mag worden verwacht dat hij te allen tijde alert is en zijn taak – inhoudende het beantwoorden van de telefoon – naar behoren uitvoert. Hiervan kan moeilijk sprake van zijn, wanneer de centralist ligt te slapen. Het lopende disciplinaire onderzoek zal moeten uitwijzen of klager tijdens die bewuste dienst de telefoon niet heeft opgenomen, omdat hij lag te slapen.
4.4
Gelet op het bovenstaande is het gerecht van oordeel dat het belang van verweerder om klager tijdelijk andere werkzaamheden dan die van centralist op te dragen in afwachting van het resultaat van het disciplinair onderzoek, zwaarder weegt dan het belang van klager om zijn werkzaamheden als centralist uit te voeren.
4.4
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, ambtenarenrechter, en wordt geacht in het openbaar te zijn uitgesproken op 31 augustus 2020, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen de uitspraak op het verzoek ex artikel 94 van de Landsverordening ambtenrenrechtspraak staat geen voorziening open.
Tegen de uitspraak op het bezwaar ex artikel 35 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.