ECLI:NL:OGEAA:2020:378

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
25 september 2020
Publicatiedatum
9 oktober 2020
Zaaknummer
199 van 2020
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop van verdovende middelen en aanzetten tot drugshandel

In deze strafzaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 25 september 2020 uitspraak gedaan tegen de verdachte, die gedurende een periode van ongeveer vier jaar vanuit zijn woning verdovende middelen, waaronder cocaïne en marihuana, aan derden heeft verkocht. De verdachte heeft niet alleen zelf deze middelen verkocht, maar heeft vanaf 1 augustus 2019 ook een medeverdachte, die verslaafd is aan cocaïne, aangezet tot het verkopen van deze middelen. De verdachte betaalde de medeverdachte met cocaïne en speelde een organiserende rol in deze drugshandel. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vijf jaar, maar het Gerecht heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest.

Het onderzoek ter openbare terechtzitting vond plaats op 4 september 2020, waarbij de verdachte aanwezig was met zijn raadsman, mr. D.G. Illes. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk handelen in strijd met de Landsverordening verdovende middelen, waarbij de verdachte in vereniging met anderen handelde. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Na het horen van de bewijsvoering heeft het Gerecht de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten.

Bij de strafoplegging heeft het Gerecht rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en het feit dat de verdachte eerder voor soortgelijke misdrijven was veroordeeld. De verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten, die schadelijk zijn voor de gezondheid en de samenleving. Het Gerecht heeft daarom besloten tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij de verbeurdverklaring van in beslag genomen geldbedragen is gelast, aangezien deze verkregen zijn door middel van de bewezen verklaarde feiten.

Uitspraak

Parketnummer: P-2020/01316
Zaaknummer: 199 van 2020
Uitspraak: 25 september 2020 Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Aruba.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 4 september 2020. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. D.G. Illes, advocaat in Aruba.
De officier van justitie, mr. Y. Pronk, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf (5) jaren, met aftrek van voorarrest.
Haar vordering behelst voorts de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen verdovende middelen, alsmede de verbeurdverklaring van de overige in beslag genomen voorwerpen.
De raadsman heeft het woord tot verdediging gevoerd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd:
1. dat hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van het jaar 2012 tot en met 11 februari 2020 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk hennep, althans enige gebruikelijke bereiding waaraan de hars die uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt, als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening verdovende middelen of in de Regeling aanwijzing verdovende middelen I, in bezit heeft gehad en/of aanwezig heeft gehad en/of heeft verkocht en/of heeft afgeleverd en/of heeft vervoerd;
2. dat hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van het jaar 2012 tot en met 11 februari 2020 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een hoeveelheid cocaïne, zijnde cocaïne een stof als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening verdovende middelen of in de Regeling aanwijzing verdovende middelen I en IV, althans enig zout van cocaïne als vorenbedoeld heeft verkocht en/of heeft afgeleverd en/of heeft vervoerd en/of in bezit heeft gehad en/of aanwezig heeft gehad.

3.Formele voorvragen

Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Bewezenverklaring

Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd, met dien verstande:
1. dat hij op
een (of meer)tijdstip
(pen
)in of omstreeks de periode van het jaar
20122016tot
1 augustus 2019 in Aruba alleen en van 1 augustus 2019 toten met 11 februari 2020 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,opzettelijk hennep
, althans enige gebruikelijke bereiding waaraan de hars die uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt, als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening verdovende middelen of in de Regeling aanwijzing verdovende middelen I,in bezit heeft gehad en
/ofaanwezig heeft gehad en
/ofheeft verkocht
en/of heeft afgeleverd en/of heeft vervoerd;
2. dat hij op
een (of meer)tijdstip
(pen
)in of omstreeks de periode van het jaar
20122016tot
1 augustus 2019 in Aruba alleen en van 1 augustus 2019 toten met 11 februari 2020 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,opzettelijk een hoeveelheid cocaïne
, zijnde cocaïne een stof als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening verdovende middelen of in de Regeling aanwijzing verdovende middelen I en IV, althans enig zout van cocaïne als vorenbedoeldheeft verkocht en
/of heeft afgeleverd en/of heeft vervoerd en/ofin bezit heeft gehad en
/ofaanwezig heeft gehad.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

5.Bewijsmiddelen

Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door het Gerecht gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.

6.Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1: opzettelijk handelen in strijd met artikel 4, eerste lid onder B en C, van de Landsverordening verdovende middelen, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van die Landsverordening
(in of omstreeks de periode van het jaar 2016 tot 1 augustus 2019)
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 4, eerste lid onder B en C, van de Landsverordening verdovende middelen, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van die Landsverordening juncto artikel 1:123 van het Wetboek van het Strafrecht van Aruba.
(in of omstreeks de periode van 1 augustus 2019 tot en met 11 februari 2020)
Feit 2: opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, eerste lid onder B en C, van de Landsverordening verdovende middelen, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van die Landsverordening
(in of omstreeks de periode van het jaar 2016 tot 1 augustus 2019)
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, eerste lid onder B en C, van de Landsverordening verdovende middelen, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van die Landsverordening juncto artikel 1:123 van het Wetboek van het Strafrecht van Aruba.
(in of omstreeks de periode van 1 augustus 2019 tot en met 11 februari 2020)
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.

7.Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

8.Oplegging van straf

Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte is te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Meer in het bijzonder heeft het Gerecht het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft gedurende een periode van ongeveer vier jaar vanuit een woning verdovende middelen (cocaïne en marihuana) aan derden verkocht. Hij beperkte zich hierbij niet tot het zelf verkopen van de verdovende middelen, maar hij heeft vanaf 1 augustus 2019 ook een ander (de medeverdachte die verslaafd is aan cocaïne) hiertoe aangezet, waarbij de verdachte hem met cocaïne betaalde en een organiserende rol speelde. De handel in verdovende middelen is een bron van veel vermogens- en geweldscriminaliteit. Bovendien is het gebruik van cocaïne en marihuana schadelijk voor de gezondheid en heeft het een ontwrichtende werking op de samenleving. De verdachte heeft zich daaraan niets gelegen laten liggen en was kennelijk uitsluitend uit op zijn eigen financieel gewin. Aldus heeft de verdachte ernstige strafbare feiten gepleegd.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Ten nadele van de verdachte houdt het Gerecht rekening met het feit dat hij al eerder onherroepelijk voor soortgelijke misdrijven is veroordeeld.
De verdachte heeft het bewezen verklaarde gepleegd in een proeftijd van een opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf. Dat heeft verdachte er niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft het Gerecht er acht op geslagen dat een aanzienlijk kortere pleegperiode bewezen is geacht dan is ten laste gelegd.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat na te noemen gevangenisstraf passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.

9.In beslag genomen voorwerpen

Aan de orde zijn voorts de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
A. Verbeurdverklaring
De onder de verdachte in beslag genomen geldbedragen (totaal Afl. 2.541,60 en US$ 32,-) zijn vatbaar voor verbeurdverklaring. De gelden behoren immers toe aan de verdachte en ter zitting is gebleken dat de gelden geheel of grotendeels door middel van het bewezen verklaarde zijn verkregen. Het Gerecht zal daarom de verbeurdverklaring gelasten.
B. Afstand gedaan
De verdachte heeft tegenover de politie afstand gedaan van de overige in beslag genomen voorwerpen. Ten aanzien daarvan zal dan ook geen beslissing volgen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:62, 1:67, 1:68, 1:136 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
achtenveertig (48) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
verklaart verbeurd de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen genoemd in rubriek 9A.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. E.M.D. Angela, bijgestaan door mw. M.E. Kelly, (zittingsgriffier), en op 25 september 2020 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.