ECLI:NL:OGEAA:2020:371

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
29 september 2020
Publicatiedatum
6 oktober 2020
Zaaknummer
AUA202000262
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag en verjaring van rechtsvordering

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 29 september 2020 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijke kwestie. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. N.S. Gravenstijn, heeft een vordering ingesteld tegen de vennootschap S & A Industries Aruba VBA, vertegenwoordigd door mr. M.R.M. Reinkemeyer. De vordering betreft een schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag en de betaling van wettelijk schadeloosstelling wegens het niet in acht nemen van de opzegtermijn. Verzoekster stelt dat zij op 24 juli 2019 op staande voet is ontslagen zonder dat aan de vereisten voor ontslag is voldaan. S&A betwist echter dat verzoekster in dienst was en voert aan dat de vordering is verjaard.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de vordering tot schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag is verjaard, omdat verzoekster haar rechtsvordering pas op 24 januari 2020 heeft ingesteld, terwijl de verjaringstermijn van zes maanden reeds was verstreken. Het deel van de vordering dat betrekking heeft op de wettelijk schadeloosstelling wegens het niet in acht nemen van de opzegtermijn is echter niet verjaard, omdat dit niet onder het bereik van de verjaring valt zoals neergelegd in artikel 7A:1615u BW.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat verzoekster niet voldoende heeft onderbouwd dat zij in dienst was van S&A, waardoor haar verzoek om verklaring voor recht dat het ontslag onregelmatig en kennelijk onredelijk is geschied, is afgewezen. Verzoekster is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure, terwijl haar verzoek om kosteloos te procederen is toegewezen. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in arbeidszaken en de strikte toepassing van verjaringstermijnen.

Uitspraak

Behorend bij AUA202000262
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[VERZOEKSTER],
te Aruba,
verzoekster,
hierna te noemen: [naam verzoekster],
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn,
tegen:
de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
S & A INDUSTRIES ARUBA VBA., h.o.d.n. S & A Industries Aruba,
te Aruba,
verweerster,
hierna te noemen: S&A,
gemachtigde: de advocaat mr. M.R.M. Reinkemeyer.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- het verweerschrift;
- de pleitaantekeningen van S&A;
- de mondelinge behandeling ter zitting van 7 juli 2020.
1.2
Ter zitting zijn verschenen: [naam verzoekster] bijgestaan door haar gemachtigde en S&A bij haar gemachtigde. Partijen hebben het woord gevoerd (S&A mede aan de hand van de door haar overgelegde pleitaantekeningen), en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
De datum van de uitspraak is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
Het ter zitting gewijzigd verzoek strekt ertoe dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:
- [ naam verzoekster] toelaat om kosteloos te procederen;
- Voor recht verklaart dat S&A de arbeidsovereenkomst onregelmatig en kennelijk onredelijk heeft beëindigd;
- S&A veroordeelt om aan verzoeker te betalen het bedrag van Afl. 4.662,50, (bestaande uit het bedrag van Afl. 2.250,-- wegens het niet in achtnemen van de opzegtermijn, Afl. 162,50 aan opgebouwde maar niet genoten vakantiedagen en Afl. 2.250,-- aan schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum van ontslag, dan wel vanaf datum indiening van het verzoekschrift tot aan de dag der algehele voldoening;
- Enig andere beslissing neemt die het Gerecht in goede justitie geraden acht;
- S&A veroordeelt in de proceskosten.
2.2
Ter onderbouwing van haar verzoek heeft [naam verzoekster] het volgende gesteld. [naam verzoekster] is op 16 juli 2019 in dienst gereden van S&A. S&A heeft haar op 24 juli 2019 op staande voet ontslagen zonder dat sprake was van een daartoe vereiste dringende reden, zonder dat de voor de opzegging geldende bepalingen in acht zijn genomen, zonder dat zij met het ontslag heeft ingestemd, zonder dat een schriftelijk overeengekomen proeftijd is bedongen en zonder dat de Directeur van de Directie Arbeid toestemming voor het ontslag heeft verleend. [naam verzoekster], die inmiddels in het ontslag berust, stelt zich op het standpunt dat het ontslag onregelmatig en/of kennelijk onredelijk is geschied.
2.3
S&A heeft verweer gevoerd strekkende tot niet‑ontvankelijkverklaring van [naam verzoekster] in haar verzoek, althans tot afwijzing daarvan, met veroordeling van [naam verzoekster] in de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad.
2.4
S&A betwist dat [naam verzoekster] bij haar in dienst is geweest en voert het verweer dat het verzoek van [naam verzoekster] is verjaard.

3.DE BEOORDELING

3.1
Gelet op het overgelegde bewijs van onvermogen, zal [naam verzoekster] worden toegelaten om kosteloos te procederen.
3.2
Als eerste wordt het beroep van S&A op verjaring beoordeeld. Dit beroep is gebaseerd op artikel 7A:1615u van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW). Ingevolge deze bepaling verjaart een rechtsvordering tot betaling van de wettelijke schadeloosstelling krachtens artikel 7A:1615o lid 3 BW en tot betaling van schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag krachtens artikel 7A:1615s lid 1 BW na verloop van zes maanden.
3.3
Voor wat betreft het deel van het verzoek van [naam verzoekster] dat ziet op betaling van schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag wordt als volg overwogen. [naam verzoekster] heeft gesteld dat zij op 24 juli 2019 op staande voet is ontslagen. Nu [naam verzoekster] haar rechtsvordering eerst op 24 januari 2020 heeft ingesteld, is het Gerecht van oordeel dat de verjaringstermijn zoals neergelegd in artikel 7A:1615u BW op dat moment was verstreken en dat de vordering tot betaling van schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag om die reden was verjaard. De vordering zal in zoverre worden afgewezen.
3.4
Voor wat betreft het deel van het verzoek van [naam verzoekster] dat ziet op betaling van de wettelijk schadeloosstelling wegens het niet in acht nemen van de opzegtermijn overweegt het Gerecht als volgt. Anders dan S&A betoogt, is het Gerecht van oordeel dat dit deel van het verzoek niet is verjaard, nu het niet onder het bereik van artikel 7A:1615u BW valt. Datzelfde geldt voor het deel van het verzoek dat ziet op het uitbetalen van de door [naam verzoekster] opgebouwde maar niet genoten vakantie dagen.
3.5
Met betrekking tot het hiervoor onder 3.4 vermeld deel van het verzoek en het deel van het verzoek dat ziet op verklaring voor recht dat het ontslag onregelmatig en kennelijk onredelijk is geschied, overweegt het Gerecht verder als volgt. S&A heeft betwist dat tussen [naam verzoekster] en haar een arbeidsovereenkomst heeft bestaan. In dit verband heeft S&A gesteld dat zij als aannemer diverse projecten uitvoert voor het Marriott hotel in Aruba en dat zij de uit te voeren projecten vaak uitbesteedt aan onderaannemers die op hun beurt weer personen inschakelen om de werkzaamheden te verrichten. Volgens S&A is [naam verzoekster] vermoedelijk een arbeidsrelatie dan wel een andere contractuele relatie aangegaan met een onderaannemer, nu [naam verzoekster] evenals haar chef bij S&A onbekend zijn.
3.6
Gelet op de gemotiveerde betwisting van S&A, had het op de weg van [naam verzoekster] gelegen om haar stelling dat zij in dienst was van S&A nader te onderbouwen. Nu zij dit niet heeft gedaan, is het Gerecht van oordeel dat haar stelling gepasseerd dient te worden. Het deel van het verzoek van [naam verzoekster] dat ziet op betaling van de wettelijk schadeloosstelling wegens het niet in acht nemen van de opzegtermijn en betaling van de door haar opgebouwde maar niet genoten vakantiedagen zal gelet op het bovenstaande worden afgewezen. Datzelfde geldt voor het verzoek dat strekt tot het voor recht verklaren dat S&A de arbeidsovereenkomst onregelmatig en kennelijk onredelijk heeft beëindigd.
3.7 [
naam verzoekster] zal als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld worden in de kosten van de procedure.

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
4.1
verleent [naam verzoekster] toestemming om kosteloos te procederen;
4.2
wijst de vorderingen voor het overig af;
4.3
veroordeelt [naam verzoekster] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak
aan de kant van S&A worden begroot op Afl. 500,-- (2 punten Tarief 2) aan salaris van de
gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 29 september 2020 in aanwezigheid van de griffier.