ECLI:NL:OGEAA:2020:318

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
29 juli 2020
Publicatiedatum
12 augustus 2020
Zaaknummer
AUA202001214
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis in kort geding tussen Pueblo Viejo Investment Corp N.V. en het Land Aruba betreffende eigendomsoverdracht van domeingronden

In deze zaak, die op 29 juli 2020 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, staat de eigendomsoverdracht van domeingronden centraal. De eiseres, Pueblo Viejo Investment Corp N.V. (PVIC), heeft een kort geding aangespannen tegen het Land Aruba, waarbij zij stelt dat er een koopovereenkomst tot stand is gekomen voor de aankoop van percelen domeingrond. PVIC heeft op 14 juni 2015 het Land verzocht om de percelen 2-C-2647 en 2-C-2648 aan haar te verkopen, en heeft op 23 mei 2018 het aanbod van het Land aanvaard. Het Land heeft echter verweer gevoerd en stelt dat de termijn voor aanvaarding van het aanbod reeds was verstreken, waardoor er geen koopovereenkomst tot stand is gekomen.

De procedure is geheel schriftelijk gevoerd in verband met de coronamaatregelen. Het Gerecht heeft in zijn beoordeling geoordeeld dat er geen grond is om de procedure aan te houden, en heeft het ontvankelijkheidsverweer van het Land verworpen. Het Gerecht heeft vastgesteld dat PVIC een spoedeisend belang heeft bij haar vordering, en dat het verweer van het Land op dit punt eveneens verworpen wordt. Het Gerecht heeft PVIC in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op de stelling van het Land dat er geen koopovereenkomst tot stand is gekomen, en heeft verdere beslissingen aangehouden tot na deze reactie.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van een schriftelijke koopovereenkomst voor de eigendomsoverdracht en de gevolgen van het verstrijken van de aanvaardingstermijn. De zaak is van belang voor de rechtsverhouding tussen PVIC en het Land Aruba, en de uitkomst kan gevolgen hebben voor de eigendom van de betrokken percelen.

Uitspraak

Vonnis van 29 juli 2020
Behorend bij K.G. AUA202001214
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
PUEBLO VIEJO INVESTMENT CORP N.V.,
gevestigd in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: PVIC,
gemachtigden: de advocaten mrs. A.A. Ruiz en C.P. Wever,
tegen:
HET LAND ARUBA,
zetelend in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: het Land,
gemachtigden: mr. Y.F.M. Kaarsbaan en A. Lumenier (beiden ambtenaar werkzaam bij DWJZ).

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure, die in verband met de beperkingen als gevolg van de coronacrisis met instemming van partijen geheel schriftelijk is gevoerd, blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-de conclusie van antwoord, met producties;
-de conclusie van repliek, met producties;
-de conclusie van dupliek, met één productie.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
PVIC heeft gesteld en gevorderd zoals omschreven in haar verzoekschrift.
2.2
Het Land heeft verweer gevoerd, en concludeert primair tot aanhouding van deze zaak. Subsidiair concludeert het Land dat PVIC niet-ontvankelijk verklaard moet worden in het door haar verzochte, althans tot afwijzing daarvan, kosten rechtens. In geval van toewijzing van het door PVIC verzochte concludeert het Land tot afwijzing danwel ruime matiging van de door PVIC verzochte dwangsommen.
2.3
Voorzover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Het Gerecht ziet geen grond om deze op spoed gerichte procedure aan te houden zoals verzocht door het Land.
3.2
Er zijn gronden gesteld noch gebleken waaruit volgt dat PVIC niet-ontvankelijk verklaard moet worden in het door haar verzochte. Het ontvankelijkheidsverweer van het Land wordt daarom verworpen.
3.3
Het spoedeisend belang van PVIC haar vordering ligt besloten in de aard van die vordering en de daaraan door haar ten gronde gelegde stellingen. Het verweer van het Land op dit punt wordt eveneens verworpen.
3.4.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
3.4.2
PVIC is sinds 5 april 2013 eigenaar van het in Aruba te Palm Beach gelegen perceel kadastraal bekend als 2-C-54. PVIC is op dat perceel doende met de bouw van een condominium.
3.4.3
Op 14 juni 2015 heeft PVIC het Land verzocht om de voormeld perceel belendende percelen domeingrond, kadastraal bekend als 2-C-2647 en 2-C-2648 (hierna: de perecelen) aan haar te verkopen en in eigendom over te dragen.
3.4.4
Het Landsbesluit no. 3 van 6 juli 2016 van de Gouverneur van Aruba met contraseign van de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie vermeldt onder meer het volgende:

Op voordracht van de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie;
Gelezen:
-het verzoek d.d. 14 juni 2015 van de naamloze vennootschap Pueblo Viejo Investment Corp. N.V. (…) voor het aankopen van de percelen domeingrond, kadastraal bekend als Land Aruba, Tweede Afdeling, Sectie C, nummer 2647 en nummer 2648 voor eigendomsuitbreiding van het perceel kadastraal bekend als Land Aruba, Tweede Afdeling, Sectie C, nummer 54,
Overwegende:
-Dat er geen bezwaren bestaan om de percelen domeingrond 2-C-2647 en 2-C-2648 te verkopen en in eigendom over te dragen aan de naamloze vennootschap Pueblo Viejo Investment Corp. N.V.;
Gelet op:
-Artikel 22 lid 1 van de Landsverordening uitgifte eigendommen;
HEEFT BESLOTEN:
I. De minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie te machtigen tot:
De verkoop van de percelen domeingrond, grootdriehonderd vijfentwintig vierkante meter (325 m2) en vierhonderd achtennegentig vierkante meter (498 m2),gelegen te Palm Beach, kadastraal bekend als Land Aruba, Tweede Afdeling, Sectie C, nummer 2647 en nummer 2648 aan de naamloze vennootschap Pueblo Viejo Investment Corp. N.V.;
Het verrichten van alle handelingen welke vereist dan wel nodig zijn ter realisering van vorenbedoelde verkoop.
II. Dat de verkoop zal geschieden onder de volgende voorwaarden:
Dat de naamloze vennootschap Pueblo Viejo Investment Corp. N.V. voor het te verkrijgen van de percelen grond een bedrag van tweeendertig duizend negenhonderd en twintig en 00/100 Arubaanse Florin (Afl. 32.920,00) dient te betalen;
Dat de kosten voorvloeiende uit de verkoopovereenkomst ten laste komen van de naamloze vennootschap Pueblo Viejo Investment Corp. N.V.”.
3.4.5
Het aan PVIC gerichte schrijven van de Directie Infrastructuur en Planning van 17 oktober 2016 vermeldt onder meer het volgende:
“(…).
Onderwerp: Aankoop domeingronden te Palm Beach
(…)
Hierbij nodig ik u uit zich ten kantore van de Directie Infrastructuur en Planning te vervoegen, teneinde bovengenoemd onderwerp af te handelen.
U gelieve bijgaande factuur ad. Afl. 35.266,00 zijnde Afl. 32.920,00 voor de koopsom, Afl. 300.00 voor administratiekosten, Afl. 2.000,00 voor metingskosten en Afl. 46,00 voor zegels- en legeskosten en wegens aankoop van de domeingronden (…) bij de Directie Financiën of bij de op de genoemde factuur vermelde bank te voldoen.
Na betaling van genoemde factuur kunt u uw stukken bij de directie Infrastructuur en Planning te Sabana Blanco nr. 68 afhalen.”.
3.4.6
PVIC heeft het op voormelde factuur, met als nummer 16105707 RI/5025470, vermelde totaalbedrag ad Afl. 35.266,-- voor de koop en eigendomsoverdracht van de percelen betaald op 23 mei 2018.
3.4.7
Voor de levering van de percelen bij notariële akte is een schriftelijke door partijen ondertekende koopovereenkomst vereist. PVIC heef het Land in dat verband meermalen verzocht om medewerking aan de levering van de percelen aan PVIC. Die medewerking is tot heden uitgebleven.
3.5
De in dit geschil voorlopig te beantwoorden vraag is of er tussen partijen een koopovereenkomst tot stand is gekomen krachtens welke het Land gehouden is de percelen in eigendom over te dragen aan PVIC. Dienaangaande wordt het volgende overwogen, waarbij vooropgesteld heeft te gelden dat het Gerecht vooralsnog veronderstellenderwijs uitgaat van de juistheid van de (al dan niet impliciete) stelling van PVIC dat uit de hiervoor onder 3.4.3 en met 3.4.5 vermelde feitelijkheden volgt dat op 17 oktober 2016 sprake was van een rechtsgeldig aanbod zijdens het Land tot verkoop van de percelen aan PVIC (hierna: het aanbod).
3.6
Naar eigen (impliciet) zeggen van PVIC heeft zij het aanbod aanvaard op 23 mei 2018. Dat is ruim negentien maanden nadat het Land het aanbod had gedaan aan PVIC. In het licht daarvan stelt het Land eerst in tweede termijn onder randnummer 25. van haar conclusie (al dan niet impliciet)
dat voor 23 mei 2018 de redelijke termijn als bedoeld in het eerste lid van artikel 6:221 BW voor het aanvaarden van het aanbod reeds was verstreken, zodat het aanbod voor die datum van rechtswege was vervallen en niet langer kon worden aanvaard,met als gevolg dat er op 23 mei 2018 geen koopovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen zoals gesteld door PVIC.
3.7
Bij een normale mondelinge behandeling van de zaak zou het Gerecht PVIC in de gelegenheid hebben gesteld om te reageren op voormelde bevrijdende stelling van het Land. Dat gaat in het kader van de redelijkheid en goede procesorde ook nu gebeuren, maar dan schriftelijk (bij akte) en wel op zeer korte termijn als na te melden. Het Land zal niet in de gelegenheid worden gesteld om te reageren op de door PVIC te nemen akte.
3.8
In afwachting van de door PVIC te nemen akte zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
-stelt PVIC in de gelegenheid om
uiterlijk op woensdag 5 augustus 2020bij ter griffie in te dienen akte (uitsluitend) te reageren op de in rechtsoverweging 3.6 door het Gerecht onderstreepte stelling van het Land, waarna de zaak andermaal voor vonnis wordt gesteld;
-het Land wordt niet in de gelegenheid gesteld om te reageren op de door PVIC te nemen akte;
-houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 29 juli 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.