ECLI:NL:OGEAA:2020:316
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S. Verheijen
- L.H. Hoogenbergen
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in geweldszaak met onvoldoende bewijs en niet-ontvankelijkheid benadeelde partij
In de zaak tegen de verdachte, geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] en thans gedetineerd in Aruba, heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 26 juni 2020 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het meermalen slaan van het slachtoffer met een houten balk op 26 mei 2019. Tijdens de zitting op 5 juni 2020 heeft de officier van justitie, mr. Y. Pronk, een jeugddetentie van dertig maanden geëist, waarvan zes maanden voorwaardelijk. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. S.M. Paesch, pleitte voor vrijspraak.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat de herkenning van de verdachte door het slachtoffer op videobeelden niet specifiek genoeg was en dat er geen steunbewijs was voor de verklaringen van het slachtoffer. De verklaringen van het slachtoffer waren tegenstrijdig en de getuigen konden de verdachte niet met zekerheid identificeren. Het Gerecht concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen.
De benadeelde partij, de moeder van het slachtoffer, had een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar deze werd niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachte werd vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Het Gerecht sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering.