ECLI:NL:OGEAA:2020:314

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
10 juli 2020
Publicatiedatum
6 augustus 2020
Zaaknummer
149 van 2020
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vader voor ontuchtige handelingen met zijn minderjarige dochter en kinderpornografie

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 10 juli 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vader die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met zijn twaalfjarige dochter. De verdachte, die in Aruba woont en momenteel gedetineerd is, werd beschuldigd van het meermalen plegen van ontuchtige handelingen met zijn dochter, waarbij hij ook seksuele handelingen opnam met zijn telefoon. De zaak kwam ter terechtzitting op 26 juni 2020, waar de verdachte bijgestaan werd door zijn raadsvrouw, mr. C.S. Edwards. De officier van justitie, mr. E.D. Schwengle, eiste een gevangenisstraf van zes jaren, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak.

De tenlastelegging omvatte het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige, alsook het vervaardigen en in bezit hebben van afbeeldingen van seksuele gedragingen waarbij een minderjarige betrokken was. Het Gerecht oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Na het horen van de getuigen en de verklaringen van de betrokkenen, waaronder de moeder van het slachtoffer en andere familieleden, kwam het Gerecht tot de conclusie dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de ten laste gelegde feiten.

De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren, waarbij het Gerecht rekening hield met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer. Het Gerecht benadrukte dat de verdachte zijn dochter ernstig had beschadigd en dat dergelijke delicten een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde. De op te leggen straf was gegrond op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, en het Gerecht verklaarde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten.

Uitspraak

Parketnummer: P-2020/00106
Zaaknummer: 149 van 2020
Uitspraak: 10 juli 2020 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats],
wonende in Aruba,
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Aruba.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 26 juni 2020. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. C.S. Edwards, advocaat in Aruba.
De officier van justitie, mr. E.D. Schwengle, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht de onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is –na een ter terechtzitting toegewezen wijziging van de tenlastelegging – ten laste gelegd dat:
1. dat hij in of omstreeks de periode van [geboortedatum] 2016 tot en met 31 oktober 2019, althans op 2 en 5 april 2019 in Aruba,
meermalen, met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had bereikt, te weten met [het slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 2004 in Venezuela,
buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit,
het meermalen seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk
- het meermalen brengen van zijn penis in de vagina van die [het slachtoffer];
(artikel 2:200 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba)
2. dat hij in op of omstreeks de periode van 2 april 2019 tot en met 22 december 2019, althans op 2 en 5 april 2019 in Aruba, meermalen, althans eenmaal,
telkens een of meer afbeeldingen, te weten digitale filmbestanden, heeft vervaardigd en/of op een gegevensdrager,
in bezit heeft gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
terwijl op die afbeeldingen meer seksuele gedragingen zichtbaar waren,
waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedragingen -zakelijk weergegeven- bestonden uit:
het met de penis vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt;
(artikel 2:196 lid 1 van het wetboek van Strafrecht van Aruba)
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. dat hij in
of omstreeksde periode van 4 juni 2016 tot en met 31 oktober 2019,
althans op 2 en 5 april 2019in Aruba,
meermalen, met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had bereikt, te weten met [het slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 2004 in Venezuela,
buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit,
het meermalen seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk
- het meermalen brengen van zijn penis in de vagina van die [het slachtoffer];
2. dat hij
in op of omstreeks de periode van 2 april 2019 tot en met 22 december 2019, althansop 2 en 5 april 2019 in Aruba, meermalen,
althans eenmaal,
telkens
een of meerafbeeldingen, te weten digitale filmbestanden, heeft vervaardigd en
/ofop een gegevensdrager,
in bezit heeft gehad en
/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/ofmet gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
terwijl op die afbeeldingen meer seksuele gedragingen zichtbaar waren,
waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedragingen -zakelijk weergegeven- bestonden uit:
het met de penis vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door het Gerecht gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen van [het slachtoffer], de minderjarige dochter van verdachte, wisselend zijn en dat de verklaringen van de getuigen ongeloofwaardig zijn. Verder heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de vrouw die op de videobeelden wordt waargenomen de minderjarige [het slachtoffer] betreft omdat het vrouwelijke onderlijf op deze beelden geen tatoeages en navelpiercing heeft en [het slachtoffer] dat wel heeft.
Het Gerecht overweegt als volgt.
De verdachte heeft verklaard dat hij de man is die op de videobeelden van 2 en 5 april 2019 is te zien terwijl hij vleselijk gemeenschap heeft met een vrouw. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich niet meer kan herinneren met wie hij daar seks had. De verdachte heeft naar voren gebracht dat hij de laatste jaren geen goede band heeft met de familie [achternaam moeder slachtoffer] (moeder van [het slachtoffer]) nadat hij het eenhoofdig gezag van [het slachtoffer] had verzocht en om deze reden kan er volgens de verdachte geen geloof worden gehecht aan de verklaringen van de moeder van [het slachtoffer] en de tante van [het slachtoffer].
Uit een onderzoek [1] naar de bedoelde videobeelden van 2 en 5 april 2019, waarop is waar te nemen dat de verdachte vleselijk gemeenschap heeft met een vrouw, kan worden vastgesteld dat naast het vrouwelijke geslachtsdeel ook andere kenmerken van de vrouw zijn waar te nemen. Zo is op video 1 te zien dat de vrouw is gekleed in een wit met roze en lichtblauwe pyjama. Op video 2 is naast de beelden ook te horen dat de vrouw verschillende zinnen uitspreekt.
De moeder van [het slachtoffer] [2] heeft verklaard dat zij op deze twee video’s haar dochter herkent aan haar lichaam, de pyjama die zij op dat moment aanheeft, en aan haar stem. Ook de zus van [het slachtoffer], [getuige 1] [3] , en het broertje van [het slachtoffer], [getuige 2] [4] , herkennen [het slachtoffer] aan haar stem en aan haar pyjama.
Daarnaast heeft [het slachtoffer] tegenover de sociaal-maatschappelijk werkster op school verteld, terwijl zij huilde, dat zij vanaf haar twaalfde door haar vader seksueel wordt misbruikt. Dit heeft [het slachtoffer] ook verklaard tegenover de psycholoog dr. Van Densingen, die ook zag dat [het slachtoffer] verdrietig was. Eveneens heeft [het slachtoffer] tegenover de sociaal-maatschappelijk werkster verklaard dat zij het meisje is dat te zien is op de bedoelde sexvideo’s van 2 en 5 april 2019.
Naar het oordeel van het Gerecht bieden de verklaringen van de zus en het broertje van [het slachtoffer], de eigen verklaring van [het slachtoffer] en de daarbij waargenomen emotionele toestand door de sociale maatschappelijk werkster en de psycholoog op school, voldoende steun voor de verklaring/aangifte van de moeder van [het slachtoffer] dat haar minderjarige dochter door de verdachte seksueel is misbruikt en dat hij hiervan video’s heeft gemaakt met zijn mobiele telefoon.
Er is naar het oordeel van het Gerecht geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de verklaringen van de moeder, de zus en het broertje van [het slachtoffer] alsmede van de verklaring van [het slachtoffer], die zij tegenover de sociale maatschappelijk werkster en de psycholoog heeft afgelegd. De moeder, de zus en het broertje van [het slachtoffer], zijnde personen in de directe omgeving van [het slachtoffer], verklaren [het slachtoffer] op de video’s te herkennen aan specifieke kenmerken, zoals haar stem, haar lichaam (verklaring moeder) en de pyjama en [het slachtoffer] heeft eveneens verklaard dat zij degene is die is te zien op de video’s. De verdachte weerspreekt dit op zich niet, maar verklaart dat hij niet herinnert met wie hij seks had op genoemde video’s. Dat [het slachtoffer] heeft gekozen om het seksueel misbruik bij de politie te ontkennen en alleen haar verhaal aan de sociale maatschappelijk werkster en psycholoog te vertellen is, gezien haar traumatische ervaring, niet bijzonder en maakt niet dat haar verhaal ongeloofwaardig is.
Daarnaast heeft [het slachtoffer] op 31 december 2019 tegenover de politie verklaard dat zij, een anderhalve week geleden, haar vader weer had gezien nadat zij van zijn huis was vertrokken (ergens in oktober 2019) en bij haar moeder was gaan wonen. Zij heeft verder verklaard dat de verdachte haar toen midden in de nacht kwam ophalen en dat hij boos op haar was omdat zij een piercing en tatoeage had laten plaatsen [5] . Het betoog van de verdediging dat het meisje op de video’s niet [het slachtoffer] kan zijn, omdat er geen navelpiercing en tatoeage is waar te nemen op de video’s, wordt derhalve verworpen, nu vaststaat dat [het slachtoffer] eind 2019, derhalve nadat de verdachte genoemde video’s had opgenomen, een navelpiercing en tatoeage heeft laten plaatsen.
Gelet op het vorenstaande, acht het Gerecht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde seksueel misbruik van zijn minderjarige dochter en haar heeft gebruikt voor kinderpornografie.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1. Met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 2:200, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
2. Hij die een gegevensdrager, bevattende een afbeelding, van een seksuele gedraging waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, is betrokken, opzettelijk in bezit heeft en met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaft, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 2:196, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee strafbare feiten. De verdachte heeft zijn minderjarige dochter vanaf haar twaalfde levensjaar, gedurende een lange periode, seksueel misbruikt. Het seksueel misbruik bestond er mede uit dat de verdachte met zijn penis de vagina van zijn kind penetreerde waarbij hij ook de seksuele handelingen met zijn mobiele telefoon opnam. De verdachte heeft door op deze uiterst laakbare wijze te handelen het vertrouwen dat zijn dochter in hem als vader stelde en ook mochten stellen, ernstig beschaamd. Des te meer nu de verdachte wist dat zijn dochter een paar jaar eerder in Venezuela was verkracht door een ander familielid. Uit zowel de verklaring van de moeder als de verklaring van de vriendin van [het slachtoffer] blijkt dat [het slachtoffer] nog veel last heeft van deze zeer traumatische gebeurtenissen. De verdachte heeft zijn dochter ernstig beschadigd in plaats van haar de veiligheid te bieden die een opgroeiend kind in een gezin mag verwachten. Zij bevond zich, gelet op haar leeftijd, in een zeer kwetsbare positie en de verdachte heeft misbruik gemaakt van het overwicht dat hij als volwassene en als vader op haar had. Hiermee heeft hij ernstige inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit en de ontwikkeling van haar seksualiteit verstoord. De verdachte heeft slechts het oog gehad op bevrediging van zijn eigen lustgevoelens, waarbij hij zich in het geheel niet heeft bekommerd om de schade die hij daarmee bij zijn dochter aanrichtte. Het Gerecht rekent dit de verdachte zwaar aan. De ervaring leert dat jeugdige slachtoffers, als zij op die leeftijd worden onderworpen aan dergelijke seksuele handelingen, grote psychische, lichamelijk en emotionele schade kunnen oplopen. Zij kunnen ook nog op latere leeftijd problemen ondervinden op het terrein van seksualiteit en relatievorming. Deze delicten behoren voorts tot een categorie van strafbare feiten die een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde en gevoelens van onrust in de samenleving teweeg brengen.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het Gerecht houdt verder rekening bij zijn strafmaat dat de verdachte, zoals blijkt uit zijn strafkaart, niet eerder onherroepelijk veroordeeld voor een soortgelijk misdrijf.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, zoals door de officier van justitie is gevorderd, passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op het artikel 1:62 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, zoals deze luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
zes [6] jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. S. Verheijen, bijgestaan door mw. L.H. Hoogenbergen, (zittingsgriffier), en op 10 juli 2020 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevinding, video en foto’s van 6 januari 2020, bijlage 14.
2.Proces-verbaal van aangifte aangeefster [aangeefster] van 3 januari 2020, bijlage 5.
3.Proces-verbaal van getuige verhoor [getuige] van 26 december 2019, bijlage 3.
4.Proces-verbaal van getuige verhoor [getuige 2] van 19 februari 2019, losse pv.
5.Proces-verbaal van verklaring getuige/benadeelde [het slachtoffer]van 31 december 2019, bijlage 7.