ECLI:NL:OGEAA:2020:313
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S. Verheijen
- L.H. Hoogenbergen
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in Arubaanse strafzaak wegens verkrachting en vrijheidsberoving met inconsistenties in verklaringen
In deze Arubaanse strafzaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg op 25 juni 2020 uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, die werd beschuldigd van verkrachting (parketnummer P-2018/10079) en vrijheidsberoving (parketnummer P-2019/15631). De verdachte is vrijgesproken van beide ten laste gelegde feiten. In de zaak van verkrachting werd vastgesteld dat de verklaringen van de aangeefster inconsistent waren en dat er onvoldoende steunbewijs was om tot een bewezenverklaring te komen. De aangeefster had verklaard dat zij door een onbekende man was verkracht, maar haar verklaringen waren niet consistent en er ontbrak ander bewijs om haar verhaal te ondersteunen. De verdachte ontkende de beschuldigingen en er waren geen overtuigende aanwijzingen dat hij betrokken was bij de verkrachting.
In de zaak van vrijheidsberoving werd de verdachte ook vrijgesproken. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan vrijheidsberoving, maar het Gerecht oordeelde dat de omstandigheden niet bewezen konden worden. De verdachte had ervoor gezorgd dat de aangever niet in de buurt van zijn echtgenote kon komen, maar dit maakte niet dat hij opzettelijk iemand van zijn vrijheid had beroofd. Het Gerecht concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de vrijheidsberoving.
De benadeelde partij in de verkrachtingszaak werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte werd vrijgesproken van het ten laste gelegde handelen. Het vonnis werd uitgesproken door rechter mr. S. Verheijen, bijgestaan door mw. L.H. Hoogenbergen, en is op 25 juni 2020 in het openbaar uitgesproken.