ECLI:NL:OGEAA:2020:313

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
25 juni 2020
Publicatiedatum
4 augustus 2020
Zaaknummer
194 en 195 van 2020
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in Arubaanse strafzaak wegens verkrachting en vrijheidsberoving met inconsistenties in verklaringen

In deze Arubaanse strafzaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg op 25 juni 2020 uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, die werd beschuldigd van verkrachting (parketnummer P-2018/10079) en vrijheidsberoving (parketnummer P-2019/15631). De verdachte is vrijgesproken van beide ten laste gelegde feiten. In de zaak van verkrachting werd vastgesteld dat de verklaringen van de aangeefster inconsistent waren en dat er onvoldoende steunbewijs was om tot een bewezenverklaring te komen. De aangeefster had verklaard dat zij door een onbekende man was verkracht, maar haar verklaringen waren niet consistent en er ontbrak ander bewijs om haar verhaal te ondersteunen. De verdachte ontkende de beschuldigingen en er waren geen overtuigende aanwijzingen dat hij betrokken was bij de verkrachting.

In de zaak van vrijheidsberoving werd de verdachte ook vrijgesproken. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan vrijheidsberoving, maar het Gerecht oordeelde dat de omstandigheden niet bewezen konden worden. De verdachte had ervoor gezorgd dat de aangever niet in de buurt van zijn echtgenote kon komen, maar dit maakte niet dat hij opzettelijk iemand van zijn vrijheid had beroofd. Het Gerecht concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de vrijheidsberoving.

De benadeelde partij in de verkrachtingszaak werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte werd vrijgesproken van het ten laste gelegde handelen. Het vonnis werd uitgesproken door rechter mr. S. Verheijen, bijgestaan door mw. L.H. Hoogenbergen, en is op 25 juni 2020 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Parketnummers: P-2019/15631 en P-2018/10079
Zaaknummers: 194 en 195 van 2020
Uitspraak: 25 juni 2020 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] in Aruba,
wonende in Aruba, [woonadres].
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 4 juni 2020. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. D.G. Illes, advocaat in Aruba.
De benadeelde partij [slachtoffer 1] in de zaak met parketnummer P-2018/10079 heeft door middel van haar gemachtigde mr. Lic. B.M. de Sousa zich ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. W.V. Gerretschen, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht de feiten in de zaken met parketnummer P-2019/15631 en
P-2018/10079 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig [24] maanden, met aftrek van voorarrest.
Zijn vordering behelst voorts:
de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van
Afl. 3.500,- ten aanzien van de materiële schadevergoeding, de niet-ontvankelijkverklaring van die benadeelde partij in hetgeen zij overigens heeft gevorderd en een bij de toewijsbare vordering behorende schadevergoedingsmaatregel, en de opheffing van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis;
De raadsman heeft het woord tot verdediging gevoerd aan de hand van de door hem aan het Gerecht en openbaar ministerie overgelegde pleitaantekeningen waarin hij bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten in de zaken met parketnummer P-2019/15631 en
P-2018/10079.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
In de zaak met parketnummer P-2019/15631
dat hij op of omstreeks 15 augustus 2019 in Aruba,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk,
[slachtoffer 2], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door (tegen) de voornoemde [slachtoffer 2]
- bij de Café The Plaza bij de Renaissance Marketplace
- te zeggen dat hij met hen mee moest gaan,
- te verbieden en/of te beletten om zijn mobiele telefoon te gebruiken om iemand op te bellen om hem te komen ophalen,
- tegen te houden toen hij weg wilde lopen,
- te vervoeren in een auto naar zijn woning te [woonadres slachtoffer 2],
- bij de woning te [woonadres slachtoffer 2], waar [slachtoffer 2] toen nog woonde,
- te verbieden en te onthouden om naar binnen te gaan,
- en tegen hem te zeggen dat als hij niet meewerkte het niet goed voor hem zou uitpakken,
- te vervoeren naar de Hotel California,
- bij de Hotel California
- te gebieden waar hij moest gaan staan,
- te verbieden om iets te zeggen,
- te begeleiden naar de hotelkamer die de medeverdachte [getuige 1] voor [slachtoffer 2] had betaald,
- en tegen [slachtoffer 2] te zeggen dat hij daar twee dagen zou gaan verblijven en dat hij, verdachte, later bij hem langs zou komen.
(artikel 2:249 juncto artikel 2:123 van het Wetboek van Strafrecht)
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting – ten laste gelegd dat:
In de zaak met parketnummer P-2018/10079
hij op of omstreeks 22 september 2018 te Aruba [slachtoffer 1] een of meermalen door geweld of een andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1],
hebbende hij een of meermalen zijn penis in haar mond en/of vagina gebracht of geduwd,
en bestaande dit geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid hierin dat hij
- die [slachtoffer 1] (achter)volgde tot bij haar auto en/of haar hij haar auto aansprak
en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] mededeelde dat zij door iemand gefilmd werd toen zij bij het strand was geweest en/of dat iemand een opname had gemaakt van seksuele handelingen die zij eerder die avond of nacht op het strand verrichtte en/of dat die persoon deze opname op facebook kon delen en/of dat hij wist waar hij die persoon kon vinden en/of dat zij moest rijden naar het strand waar zij eerder was geweest
en/of
- ( vervolgens) plaatsnam in de auto van die [salchtoffer 1] en haar naar (een plaats nabij) het strand geleidde
en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] tijdens deze autorit opgave deed van details van haar eerdere seksuele activiteiten op of nabij het strand en/of haar mededeelde dat hij een auto herkende en/of haar aanwees waar zij moest stoppen en/of haar verzocht uit te stappen
en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] zei dat zij zijn hand moest vasthouden (om niemand te laten merken dat zij iemand aan het zoeken waren)
en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] geleidde naar een (afgelegen, afgezonderde en/of verlaten) hut of gazebo op het strand en/of haar verzocht aldaar te gaan zitten
en/of
- ( vervolgens) (onverhoeds) haar geslachtsdeel likte en/of die [slachtoffer 1] zei dat zij moest kreunen (zodat de persoon misschien terug zou komen) en/of haar zei dat zij zijn geslachtsdeel moest zuigen en/of haar vroeg op te staan en zich om te draaien en/of haar (wederom) zei dat zij moest kreunen
Zulks (telkens) in de nachtelijke uren en/of terwijl die [slachtoffer 1] verkeerde onder de invloed van alcohol en/of terwijl hij een (duidelijk) fysiek overwicht had op die [slachtoffer 1]
en/of
- ( aldus) een zodanig psychische druk op die [slachtoffer 1] uitoefende en/of haar in een zodanige afhankelijke situatie bracht en/of haar in een zodanige door hem veroorzaakte (bedreigende) situatie bracht dat zij zich niet, althans onvoldoende, aan bovengenoemde handelingen kon of durfde te onttrekken.
(artikel 2:197 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba)
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak in de zaak met parketnummer P-2019/15631
De officier van justitie heeft gevorderd dat bewezen zal worden verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan vrijheidsberoving. Volgens de officier van justitie blijkt uit de verklaring van aangever en de camerabeelden van de hotellobby dat aangever werd beperkt en/of belemmerd door de verdachte om zich in vrijheid te kunnen bewegen.
Uit de stukken van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat [getuige 1] wilde scheiden van aangever. [getuige 1] heeft de verdachte ingehuurd om haar te beschermen tegen aangever. [getuige 1] vreesde dat aangever de echtscheiding niet zou accepteren en gewelddadig jegens haar zou worden. Op 15 augustus 2019 heeft [getuige 1] een afspraak met aangever gemaakt. Bij deze afspraak waren de verdachte en een ander ([getuige 2]) aanwezig. Tijdens deze afspraak heeft [getuige 1] de echtscheidingspapieren aan aangever gegeven. Vervolgens zijn bovengenoemde vier personen in twee auto’s naar het huis van [getuige 1] gegaan om een aantal spullen van aangever op te halen. [getuige 1] en de verdachte zaten in de ene auto en aangever en [getuige 2] zaten in de andere auto. Vervolgens zijn ze allemaal, weer met twee auto’s, naar hotel California gereden, waar aangever zou gaan verblijven. Aangever heeft een aantal dagen in het hotel verbleven.
De vraag is of sprake is van vrijheidsberoving van aangever. Het Gerecht overweegt als volgt.
Met de verdediging is het Gerecht van oordeel dat het enkele feit dat de verdachte en zijn collega [getuige 2] ervoor hebben gezorgd dat aangever uit de buurt bleef van zijn echtgenote omdat de echtgenote zich bedreigd voelde door het agressieve gedrag van aangever, niet maakt dat de verdachte opzettelijk iemand wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd. De omstandigheid dat de verdachte ervoor heeft gezorgd dat aangever niet in de buurt van [getuige 1] kon komen door in de hotellobby zijn arm uit te strekken, zoals blijkt uit de beschrijving van de videobeelden van het hotel California door verbalisanten, maakt dan ook niet dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan vrijheidsberoving van aangever. Dat de verdachte aangever heeft belet om zijn advocaat te bellen, zoals is betoogd door de officier van justitie, is niet komen vast te staan. Dit wordt weersproken door de verdachte en uit de verklaring van [getuige 2] blijkt juist dat aangever wel aan het bellen was. Dat de verdachte aangever heeft bedreigd en hem op die manier heeft gedwongen om in het hotel te logeren, is evenmin komen vast te staan. De enige die hierover heeft verklaard, is aangever. Deze verklaring wordt door geen ander bewijsmiddel ondersteund. Dat de situatie voor aangever niet prettig was, mede omdat hij werd geconfronteerd met het feit dat zijn echtgenote van hem wilde scheiden en dat zij niet wilde dat hij in haar buurt kwam, en aangever zich genoodzaakt zag om in een hotel te verblijven, omdat zijn echtgenote niet wilde dat hij in haar huis verbleef, maakt niet dat hier sprake is van vrijheidsberoving.
Het Gerecht acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken.
Vrijspraak in de zaak met parketnummer P-2018/10079:
De officier van justitie heeft gevorderd dat bewezen zal worden verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting van aangeefster. Volgens de officier van justitie worden de verklaringen van aangeefster door verschillende bewijsmiddelen in het dossier voldoende ondersteund.
Aangeefster heeft verklaard dat zij op de avond van 22 september 2018 eerst met [getuige 3] seks op het strand heeft gehad. Daarna is ze naar Gusto gegaan en daar heeft ze seks met [getuige 4] gehad in het toilet. Nadat zij uit Gusto was vertrokken en op weg naar haar auto liep, werd zij door een onbekende man benaderd. Deze onbekende man vertelde haar dat zij eerder die avond door iemand werd gefilmd toen zij met een jongen seks had op het strand. Hij vertelde haar dat hij haar naar die persoon kon brengen en stelde voor om naar het strand te gaan. Ze zijn met de auto van aangeefster naar het strand gegaan. Eenmaal op het strand vroeg de onbekende man haar om zijn hand vast te houden en te doen of zij aan het zoeken waren. Dit deed aangeefster. Op een gegeven moment vroeg de onbekende man haar om te gaan zitten en toen begon hij haar geslachtsdeel te likken. Ook vroeg de onbekende man haar om te kreunen, hetgeen zij deed. Toen penetreerde hij haar met zijn geslachtsdeel zonder haar toestemming. Daarna zijn ze teruggereden. Diezelfde avond kreeg zij een verzoek van deze onbekende man om haar op Instagram te volgen. Uit onderzoek bleek deze onbekende man, de verdachte te zijn.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij aangeefster die avond in Gusto heeft gezien. Hij zag op de parkeerplaats van Gusto dat aangeefster met een jongen aan het discussiëren was en besloot om haar te filmen. Hij heeft dit filmpje die avond aan zijn neef, [getuige 5], laten zien en die herkende aangeefster. Hij heeft toen een verzoek tot volgen op Instagram naar aangeefster gestuurd, omdat hij haar wilde leren kennen. De neef van de verdachte bevestigt dat de verdachte hem het filmpje heeft getoond en dat hij de naam van aangeefster heeft genoemd. De verdachte ontkent dat hij met aangeefster naar het strand is gegaan en dat hij enig seksueel contact met aangeefster heeft gehad.
Gezien de ontkennende verklaring van de verdachte, dient de verklaring van aangeefster in voldoende mate te worden ondersteund door ander bewijsmateriaal.
Het Gerecht constateert dat de verklaringen van aangeefster niet consistent zijn ten aanzien van de persoon die haar zou hebben verkracht. In haar eerste verklaring heeft aangeefster verklaard dat zij door een onbekende man is verkracht en dat ze geen idee had wie deze man was. In haar tweede verklaring heeft zij op de vraag waarom ze met een onbekende man naar het strand is gegaan, geantwoord dat zij deze man vertrouwde omdat zij wist dat hij een lijfwacht en uitsmijter is en dat hij als lijfwacht van een minister heeft gewerkt.
Verder zijn er inconsistenties tussen de verklaring die aangeefster tegenover de politie heeft afgelegd en de verklaring die aangeefster tegenover andere getuigen heeft afgelegd. Zo heeft getuige [getuige 6], de moeder van aangeefster, verklaard dat haar dochter tegen haar heeft verteld dat een onbekende man tegen aangeefster zei dat iemand haar had gefilmd toen zij samen met [getuige 4] op het strand was geweest. Aangeefster heeft bij de politie verklaard dat zij samen met [getuige 3] op het strand is geweest. Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat aangeefster tegen hem heeft verteld dat een onbekende man tegen haar zei dat zij door iemand was gefilmd toen zij en getuige [getuige 4] in het toilet bezig waren.
Verder heeft aangeefster verklaard dat zij door de verdachte is misleid omdat hij veel details noemde over wat er eerder die avond op het strand is gebeurd. Op grond hiervan heeft de officier van justitie geconcludeerd dat de verdachte eerder die avond op het strand is geweest en aangeefster daar heeft gezien. Het dossier bevat evenwel geen aanwijzingen die deze conclusie staven.
Nu de verklaringen van aangeefster, naar het oordeel van het Gerecht, in hoofdlijnen niet consistent zijn en voorts onvoldoende steunbewijs voorhanden is, is het Gerecht van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van verkrachting te kunnen komen, zodat de verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Schadevergoeding in de zaak met parketnummer P-2018/10079
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt Afl. 35.000,- aan immateriële schade en Afl. 15.000, - aan gederfde inkomsten.
De verdediging heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij af te wijzen.
Nu het Gerecht de verdachte zal vrijspreken van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt, kan de benadeelde partij niet in haar vordering worden ontvangen.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte in beide zaken met parketnummers P-2019/15631 en P-2018/10079 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. S. Verheijen, bijgestaan door mw. L.H. Hoogenbergen, (zittingsgriffier), en op 25 juni 2020 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.
Arubaanse strafzaak: Verdachte wordt vrijgesproken van beide ten laste gelegde feiten namelijk, verkrachting (P-2018/10079) en vrijheidsberoving (P-2019/15631). In de verkrachting zaak zijn de verklaringen van aangeefster inconsistent en is er onvoldoende steunbewijs. In de vrijheidsberovingszaak kan de gedraging van verdachte niet worden aangemerkt dat hij opzettelijk de vrijheid van slachtoffer 2 heeft beroofd. De benadeelde partij wordt niet-ontvankelijk in haar vordering verklaard.