ECLI:NL:OGEAA:2020:307

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
8 juli 2020
Publicatiedatum
3 augustus 2020
Zaaknummer
AUA202001166
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en dringende reden in arbeidsrechtelijke geschillen

In deze zaak, die op 8 juli 2020 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, stond de vraag centraal of het ontslag op staande voet van eiser door de Aruba Gas Voorzieningsmaatschappij N.V. (Arugas) rechtsgeldig was. Eiser, die sinds 1 juli 2018 in dienst was bij Arugas, had herhaaldelijk geweigerd om gasflessen te bezorgen, wat leidde tot een mondelinge waarschuwing en uiteindelijk tot ontslag op staande voet op 25 maart 2020. Eiser betwistte de geldigheid van het ontslag en vorderde nietigverklaring van het ontslag, betaling van zijn loon en toelating tot zijn reguliere werk. Arugas voerde verweer en stelde dat eiser niet-ontvankelijk verklaard moest worden in zijn vorderingen.

Het Gerecht oordeelde dat er voldoende gronden waren voor ontslag op staande voet, gezien de herhaalde werkweigering van eiser en eerdere verwijtbare gedragingen. De stelling van eiser dat er een ontslagverbod gold vanwege de coronacrisis werd verworpen, omdat ontslagverboden niet gelden voor ontslag op staande voet wegens dringende redenen. Het Gerecht wees de vorderingen van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van de dringende reden voor ontslag in het arbeidsrecht en de gevolgen van herhaaldelijk verwijtbaar gedrag van werknemers.

Uitspraak

Vonnis van 8 juli 2020
Behorend bij K.G. nr. AUA202001166
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[eiser],
wonende in Aruba,
eiser,
hierna ook te noemen: [eiser],
procederend in persoon,
tegen:
de naamloze vennootschap
ARUBA GAS VOORZIENINGSMAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: Arugas,
gemachtigde: de advocaat mr. R.T.J.M. Oomen.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure, die in verband met de beperkingen als gevolg van de coronacrisis met instemming van partijen geheel schriftelijk is verlopen, blijkt uit:
- het verzoekschrift, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de conclusie van repliek, met producties;
- de conclusie van dupliek.
1.2
Vonnis is vervolgens bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2
Krachtens een daartoe tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst is [eiser] op 1 juli 2018 voor onbepaalde tijd in loondienst getreden van Arugas, laatstelijk in de functie van “
chauffeur/bijrijder/helper” tegen een laatstelijk bruto maandloon van Afl. 2.347,--. In die functie diende [eiser] gasflessen bij cliënten van Arugas te bezorgen en te plaatsen.
2.3
Op 16 december 2019 heeft [eiser] plaatsing van een gasfles bij een cliënt van Arugas niet uitgevoerd, omdat naar zijn oordeel het platform waarop die fles geplaatst moest worden niet voldeed aan de daaraan te stellen eisen. Na controle van dat platform door een toezichthouder van Arugas bleek daar niets mis mee te zijn.
2.4
Op 20 februari 2020 heeft Arugas [eiser] mondeling gewaarschuwd omdat hij had geweigerd gasflessen te bezorgen aan bar/restaurant Coco Loco, welke client van Arugas zich bevindt op de bezorgingsroute van [eiser].
2.5
Op 25 maart 2020 kreeg [eiser] van Arugas de opdracht om twee gasflessen te bezorgen op een in Savaneta gelegen adres, dat zich eveneens bevindt op de bezorgingsroute van [eiser] (hierna: de klant te Savaneta). Toen de directie van Arugas ter ore kwam dat [eiser] die opdracht niet had uitgevoerd, kreeg [eiser] de opdracht om dat per direct alsnog te doen bij gebreke waarvan ontslag op staande voet zou volgen. [eiser] heeft ook die opdracht niet uitgevoerd, terwijl hij die dag er wel voor heeft gekozen om andere niet op zijn bezorgingsroute gelegen klanten van gasflessen te voorzien waarvoor hij de daartoe vereiste toestemming van de “
dispatcher” van Arugas niet had verkregen.
2.6
Arugas heeft [eiser] op 25 maart 2020, na voormeld incident, op staande voet ontslagen (hierna: het ontslag).
2.7 [
eiser] heeft bij brief van 6 april 2020 de nietigheid van het ontslag ingeroepen, en daarbij verklaard dat hij bereid is zijn werkzaamheden voor Arugas voort te zetten.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
eiser] vordert dat het Gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. het door Arugas aan [eiser] op 25 maart 2020 gegeven ontslag op staande voet nietig verklaart;
b. Arugas veroordeelt om [eiser] zijn loon plus emolumenten (door) te betalen vanaf 1 april 2020 totdat de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd;
c. Arugas beveelt om [eiser] tot zijn reguliere werk toe te laten, zulks op straffe van een dwangsom van Afl. 500,- voor iedere dag of deel daarvan dat Arugas dat bevel niet opvolgt;
d. Arugas veroordeelt in de proceskosten ad Afl. 2.500,--.
3.2
Arugas voert verweer en concludeert dat [eiser] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vorderingen, althans tot afwijzing daarvan, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren kosten rechtens.
3.3
Voorzover van belang voor de uitspraak worden de stellingen van partijen hierna besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1
Er zijn gronden gesteld noch gebleken die meebrengen dat [eiser] niet-ontvankelijk verklaard moet worden in zijn vorderingen. Het ontvankelijkheidsverweer van Arugas wordt daarom verworpen.
4.2
Het spoedeisend belang van [eiser] bij zijn vorderingen volgt uit de aard van die vorderingen en de daaraan ten gronde gelegde stellingen.
4.3
De in dit geschil voorshands te beantwoorden vraag is of [eiser] op 25 maart 2020 al dan niet een dringende reden heeft gegeven aan Arugas voor ontslag op staande voet. Dienaangaande wordt het volgende overwogen, waarbij voorop wordt gesteld dat de onder a. gevorderde nietigverklaring, zijnde een constitutieve uitspraak, niet toewijsbaar is in kort geding. Die vordering zal reeds daarom worden afgewezen.
4.4
Naar het voorlopig oordeel van het Gerecht levert de hiervoor onder 2.5 omschreven herhaalde en daarom hardnekkige werkweigering van [eiser] in verbinding met de daarvoor omschreven vaststaande eerdere verwijtbare gedragingen reeds een dringende reden op voor ontslag. De stelling van [eiser] dat hij op 25 maart 2020 net na werktijd gasflessen bij de klant te Savaneta moest afleveren kan hem niet baten, omdat gesteld noch is gebleken dat te dien aanzien sprake was van een onredelijke door Arugas gegeven opdracht. Dat klemt temeer omdat vaststaat dat [eiser] die dag om voor hem moverende redenen ervoor heeft gekozen om zonder de daartoe vereiste toestemming van de “
dispatcher” van Arugas wel gasflessen te leveren aan klanten van Arugas die zich niet op zijn bezorgroute bevonden, terwijl hij de daarmee gemoeid gaande werktijd had behoren te besteden aan onder meer de wel op zijn route gelegen klant te Savaneta, ten aanzien van wie Arugas onbestreden heeft gesteld dat die zonder gas zat.
4.5
Bij de hiervoor geschetste stand van zaken valt in een bodemprocedure niet met grote mate van zekerheid te verwachten dat de vorderingen van [eiser] onder b. en c. zullen worden toegewezen. Die thans door [eiser] verzochte voorzieningen zullen daarom worden geweigerd. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die een ander oordeel kunnen rechtvaardigen. Meer in het bijzonder heeft in dit verband te gelden dat het beweerdelijke door de minister van Arbeid voor de duur van de coronacrisis gegeven ontslagverbod, waar [eiser] zich op beroept, hem niet kan baten, omdat ontslagverboden niet gelden met betrekking tot ontslag op staande voet wegens een dringende reden.
4.6
Ook afweging van de belangen van partijen maakt al het vorenstaande niet anders, nu het Gerecht geen zwaarwegender belangen ziet aan de zijde van [eiser] bij toewijzing van zijn vorderingen ten opzichte van de belangen van Arugas bij afwijzing daarvan. Dit temeer omdat Arugas onbestreden heeft gesteld dat [eiser] op 25 maart 2020 ook gasflessen op krediet heeft geleverd aan klanten van Arugas, en dat twee van hen - nadat Arugas die klanten op 14 april 2020 had aangeschreven om de prijs voor die gasflessen onmiddellijk te betalen - nog diezelfde dag (14 april 2020 dus) Arugas hebben gebeld met de mededeling dat de één de gasflessen direct bij levering had betaald aan [eiser] en de ander een paar dagen daarna, terwijl [eiser] die betalingen tot dan toe niet had afgedragen aan Arugas maar onder zich heeft gehouden. Dat na het ontslag gebleken ernstig verwijtbaar handelen van [eiser] - strafrechtelijk telkens kwalificeerbaar als (een poging tot) verduistering - levert immers op zichzelf een dringende reden op voor ontslag.
4.7 [
eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Arugas, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
-wijst af het door [eiser] verzochte;
-veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Arugas, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-verklaart voormelde kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 8 juli 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.