ECLI:NL:OGEAA:2020:302

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 juni 2020
Publicatiedatum
20 juli 2020
Zaaknummer
108 van 2020
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksueel misbruik en mishandeling van minderjarige nichtjes door familielid

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 19 juni 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van seksueel misbruik en mishandeling van zijn minderjarige nichtjes. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontuchtige handelingen met zijn nichtjes, die op het moment van de feiten nog niet de leeftijd van zestien jaren hadden bereikt. De feiten vonden plaats tussen 1 januari 2018 en 23 mei 2019. De verdachte heeft de meisjes meermalen aangeraakt op intieme delen van hun lichaam, wat resulteerde in ernstige inbreuken op hun lichamelijke en geestelijke integriteit. Daarnaast heeft hij hen ook fysiek mishandeld door hen te slaan en te knepen, wat leidde tot letsel en pijn.

Tijdens de rechtszitting op 29 mei 2020 heeft de officier van justitie een gevangenisstraf van dertig maanden geëist, waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar het Gerecht oordeelde dat de verklaringen van de minderjarigen betrouwbaar waren en voldoende steunbewijs aanwezig was. Het Gerecht achtte de verdachte strafbaar en legde hem een gevangenisstraf op van dertig maanden, met bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht.

De zaak benadrukt de ernst van seksueel misbruik binnen de familie en de impact die dergelijke daden hebben op de slachtoffers. Het Gerecht heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar oordeelde dat de ernst van de feiten een zware straf rechtvaardigde. De verdachte is eerder veroordeeld voor een soortgelijk misdrijf, wat de strafmaat verder beïnvloedde.

Uitspraak

Parketnummer: P-2019/17257
Zaaknummer: 108 van 2020
Uitspraak: 19 juni 2020 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] in [geboorteland],
wonende in [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Aruba.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 29 mei 2020. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. G.L. Griffith, advocaat in Aruba.
De officier van justitie, mr. R.J. Wildeman, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht de tenlastegelegde feiten bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig (30) maanden, waarvan tien (10) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie (3) jaren, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd als bijzondere voorwaarde aan de verdachte te gelasten dat hij zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering (reclasseringstoezicht), ook als dit inhoudt het volgen van een emotie-regulatietraining.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde en voor zover het Gerecht het ten laste gelegde bewezen verklaart, verdachte een straf op te leggen, waarbij rekening wordt gehouden met de dagen die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht dan wel een voorwaardelijke straf op te leggen met eventuele begeleiding als bijzondere voorwaarde.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
1. dat hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 23 mei 2019 te Aruba, met [slachtoffer 1] (geboren 3 december 2011), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1], hebbende hij, verdachte, zijn penis en/of zijn hand en/of zijn vinger in de vagina van die [slachtoffer 1] gebracht en/of gehouden;
(Artikel 2:199 Wetboek van Strafrecht)
en/of
-dat hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 23 mei 2019 te Aruba, met [slachtoffer 1] (geboren 3 december 2011) die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen, althans eenmaal boven de kleding en/of onder de kleding aanraken met de hand van de vagina van voornoemde [slachtoffer 1];
(artikel 2:202 Wetboek van Strafrecht)
2. - dat hij, in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 23 mei 2019 te Aruba, met [slachtoffer 2] (geboren 18 augustus 2007), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2], hebbende hij, verdachte, zijn penis en/of zijn hand en/of zijn vinger in de vagina van [slachtoffer 2] gebracht en/of gehouden;
(Artikel 2:199 Wetboek van Strafrecht)
en/of
-dat hij, in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 23 mei 2019 te Aruba, met [slachtoffer 2] (geboren 18 augustus 2007), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen, althans eenmaal boven de kleding en/of onder de kleding aanraken met de hand van de vagina van voornoemde [slachtoffer 2];
(artikel 2:202 Wetboek van Strafrecht)
3. - dat hij, in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 23 mei 2019 te Aruba, opzettelijk mishandelend, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] opzettelijk heeft geslagen en/of geknepen, waardoor die zij letsel hebben bekomen en/of pijn hebben ondervonden;
(Artikel 2:273 Wetboek van Strafrecht)
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd, met dien verstande:
1. dat hij
opeen ofmeer tijdstippenin of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 23 mei 2019 te Aruba, met [slachtoffer 1] (geboren 3 december 2011), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1], hebbende hij, verdachte,
zijn penis en/ofzijn hand en/of zijn vinger in de vagina van die [slachtoffer 1] gebracht
en/of gehouden;
en
/of
-dat hij
opeen ofmeer tijdstippenin of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 23 mei 2019 te Aruba, met [slachtoffer 1] (geboren 3 december 2011) die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handeling
(en
)heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen,
althans eenmaalboven de kleding en
/ofonder de kleding aanraken met de hand
vanaande vagina van voornoemde [slachtoffer 1];
2. - dat hij,
op eenof meertijdstippenin of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 23 mei 2019 te Aruba, met [slachtoffer 2] (geboren 18 augustus 2007), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handeling
enheeft gepleegd, die bestond
enuit of mede bestond
enuit het seksueel binnendringen van het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2], hebbende hij, verdachte,
zijn penis en/ofzijn hand
en/of zijn vingerin de vagina van die [slachtoffer 2] gebracht
en/of gehouden;
en
/of
-dat hij, in
of omstreeksde periode van 1 januari 2018 tot en met 23 mei 2019 te Aruba, met [slachtoffer 2] (geboren 18 augustus 2007), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handeling
(en)heeft gepleegd, bestaande uit
het meermalen, althanseenmaal
boven de kleding en/ofonder de kleding aanraken met de hand
vanaande vagina van voornoemde [slachtoffer 2];
3. - dat hij,
opeen ofmeer tijdstippenin of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 23 mei 2019 te Aruba, opzettelijk mishandelend, [slachtoffer 1]
,en/of[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] opzettelijk heeft geslagen en
/ofgeknepen, waardoor
diezij letsel hebben bekomen en
/ofpijn hebben ondervonden.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd; omwille van de leesbaarheid zijn ook wijzigingen aangebracht in de bewezenverklaring (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door het Gerecht gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.
Bewijsoverwegingen
Feiten 1 en 2 (gemeenschap met persoon onder de 12 jaar en ontuchtige handelingen)
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten zal worden vrijgesproken omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat de verklaringen van de twee minderjarigen onbetrouwbaar zijn omdat de verklaringen niet gedetailleerd, inconsequent en tegenstrijdig zijn. Voorts hebben de leerkrachten en de verbalisanten de minderjarigen suggestieve vragen gesteld waardoor de minderjarigen zijn beïnvloed.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Betrouwbaarheid van de verklaringen
Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, is het Gerecht van oordeel dat [slachtoffer 1] ([slachtoffer 1], geboren 3 december 2011) en [slachtoffer 2] ([slachtoffer 2], geboren 18 augustus 2007) gedetailleerd en consequent hebben verklaard over de tenlastegelegde handelingen. De verklaringen van de minderjarigen zijn leeftijdsconform. Uit het dossier blijkt voorts dat de minderjarige [slachtoffer 1] op hoofdlijnen gelijkluidend heeft verklaard over het seksueel misbruik tegenover haar leerkrachten, de getuigen [getuige 1] en [getuige 2], haar moeder en de verbalisant van de Jeugd- en Zeden Politie van het Korps Politie van Aruba. Dat de minderjarigen beïnvloed zijn door suggestieve vraagstelling door de leerkrachten, is het Gerecht niet gebleken.
Dat de minderjarigen hun verhaal zouden hebben verzonnen, acht het Gerecht gelet op de mate van gedetailleerdheid en consequentheid in combinatie met de zeer jeugdige leeftijd van de minderjarigen niet aannemelijk. Het Gerecht acht de verklaringen van de minderjarigen gelet op het voorgaande betrouwbaar.
Steunbewijs
De volgende vraag die het Gerecht heeft te beantwoorden, is of de te bezigen bewijsmiddelen voldoende steun opleveren voor de verklaringen van de minderjarigen. Het Gerecht beantwoordt deze vraag bevestigend. Daartoe overweegt het Gerecht dat de verklaringen van beide minderjarigen elkaar over en weer ondersteunen nu deze verklaringen in hoofdlijnen gelijkluidend zijn over de wijze waarop en waar het seksueel misbruik plaatsvond. De minderjarigen hebben beiden verklaard dat het misbruik thuis plaatsvond in de slaapkamer van hun ouders nadat de verdachte hen opdracht gaf iets te gaan halen in de slaapkamer. Ook de verdachte heeft verklaard dat hij de minderjarigen naar de bovenverdieping stuurde om dingen voor hem op te halen.
Voorts heeft [slachtoffer 1] aan haar leerkrachten verteld dat zij heeft gezien dat de verdachte seksuele handelingen met haar zus [slachtoffer 2] heeft verricht, zodat er reeds daarom sprake is van voldoende steunbewijs voor de onder 2 ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde feiten, het seksueel misbruik van [slachtoffer 1], wordt de verklaring van [slachtoffer 1] ondersteund door de verklaring van haar leerkracht [getuige 1] die gedurende de tenlastegelegde periode een gedragsverandering bij [slachtoffer 1] heeft waargenomen. [slachtoffer 1] gedroeg zich op school heel negatief dan wel was heel erg lui of zonder zin. Het is een feit van algemene bekendheid dat kinderen die worden geconfronteerd met seksueel misbruik daar psychische gevolgen van kunnen ondervinden. Ook de moeder van de minderjarigen heeft in haar aangifte verklaard dat [slachtoffer 1] heel erg bang en emotioneel was en haar gezicht gedaald hield bij het gesprek over het seksueel misbruik tussen haar en de verdachte.
Gelet op het vorenstaande acht het Gerecht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het tenlastegelegde seksueel misbruik en ontuchtige handelingen van zijn nichtjes [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], zoals vervat in de bewezenverklaring.
Feit 3 (mishandeling)
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde feit heeft de raadsvrouw eveneens vrijspraak bepleit. Zij heeft aangevoerd dat er geen sprake is van lichamelijk letsel of dat de minderjarigen pijn hebben ondervonden.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Uit de te bezigen bewijsmiddelen leidt het Gerecht af dat de verdachte zijn drie minderjarige nichtjes, meermalen (hard) op hun lichaam heeft geslagen en geknepen ten gevolge waarvan zij letsel hebben opgelopen danwel pijn hebben ondervonden. Daartoe wijst het Gerecht naar de verklaring van de aangeefster, en naar de bekennende verklaring van de verdachte [1] , die onder meer verklaart dat hij de minderjarigen hard heeft geslagen en geknepen. Voorts heeft de getuige [2] , [getuige 1] (zijnde leerkracht), verklaard dat [slachtoffer 3] met opgezwollen kaak naar school kwam.
Ook dit verweer faalt.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 2:199 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba
en
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 2:202, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
Deze feiten zijn begaan als voortgezette handeling.
Feit 2:
Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
strafbaar gesteld bij artikel 2:199 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba
en
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen,
strafbaar gesteld bij artikel 2:202, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
Deze feiten zijn begaan als voortgezette handeling.
Feit 3:
Mishandeling, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 2:273, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht van Aruba
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straffen wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte is te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Met betrekking tot de ernst van het bewezen verklaarde wordt het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan – kort gezegd – seksueel misbruik van zijn zeer jonge nichtjes in de woning van hun ouders op de wijze zoals is bewezenverklaard. De verdachte heeft de slachtoffers seksuele handelingen opgedrongen die mede hebben bestaan uit het binnendringen van het lichaam van de slachtoffers. Hierdoor heeft de verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de jonge slachtoffers.
Tevens heeft de verdachte ontuchtige handelingen gepleegd met de minderjarige slachtoffers. Hier gaat het om handelingen van seksuele aard die in strijd met de sociaal-ethische norm zijn. Het Gerecht is van oordeel dat het seksueel binnendringen en de ontuchtige handelingen zoals onder 1 en 2 bewezen verklaard voortgezette handelingen zijn. Dit brengt met zich mee dat het Gerecht bij de strafoplegging hiermee rekening houdt.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van deze twee minderjarige slachtoffers en hun - destijds ook minderjarige - zus, waarbij hij hen heeft geslagen en geknepen. Door aldus te handelen heeft hij inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van deze minderjarigen en hen pijn toegebracht.
Het Gerecht rekent het de verdachte aan dat hij heeft gekozen voor het gebruik van geweld tegen deze minderjarigen in hun eigen huis, de plaats waar zij zich veilig moeten kunnen voelen.
Dit zijn ernstige strafbare feiten, te meer nu de dader een familielid van de minderjarige slachtoffers is. Het Gerecht acht het in bijzonder kwalijk dat de verdachte de slachtoffers in de tijd dat hun ouders van huis waren, heeft misbruikt. De verdachte heeft op grove wijze het vertrouwen dat hun ouders in hem stelden geschonden. Uit het dossier noch het verhandelde ter zitting blijkt dat de verdachte zich bewust is van de schade die zijn handelen in het bijzonder aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] kan hebben toegebracht. Het is van algemene bekendheid dat kinderen die op jonge leeftijd worden onderworpen aan seksuele handelingen van de soort zoals bewezen verklaard, psychische, lichamelijke en emotionele schade kunnen oplopen, die hun verdere ontwikkeling ernstig kan schaden. Deze delicten behoren voorts tot een categorie strafbare feiten die een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde en gevoelens van onrust in de samenleving teweegbrengen. Het Gerecht rekent dit de verdachte dit zwaar aan.
De verdachte is, zo blijkt uit zijn uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 20 mei 2020, eerder onherroepelijk veroordeeld voor een soortgelijk misdrijf (zedendelict). Het Gerecht houdt ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze blijken uit het over hem uitgebrachte psychologisch rapport.
Het Gerecht heeft acht geslagen op het rapport van de psycholoog MSc. S. Wichard van 13 februari 2020. De verdachte is door voornoemde psycholoog onderzocht en de psycholoog acht de verdachte volledig toerekeningsvatbaar. Tevens acht zij bij de verdachte de kans op recidive hoog en adviseert zij reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt het volgen van emotie-regulatietraining en het verrichten van activiteiten in verband met zijn dagbesteding. Het Gerecht neemt deze conclusie over en maakt die tot de zijne. Gelet hierop is, naar het oordeel van het Gerecht, derhalve geen grond aanwezig om de tenlastegelegde feiten niet aan de verdachte toe te rekenen.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat na te noemen gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie is gevorderd, passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld. Het Gerecht zal een deel van deze straf voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:22, 1:62, 1:134 en 1:136 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
dertig (30) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf, groot
tien (10) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op
drie (3)jaren,aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Stichting Reclassering Aruba, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt;
geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M. Soffers, bijgestaan door mw. M.E. Kelly, (zittingsgriffier), en op 19 juni 2020 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.

Voetnoten

1.Proces-verbaal zaakgerichte verhoor verdachte [verdachte] van 25 november 2019, bijlage 11
2.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] van 25 oktober 2019, bijlage 5 (met bijlagen 5-A en 5-B)