ECLI:NL:OGEAA:2020:292

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
1 juli 2020
Publicatiedatum
15 juli 2020
Zaaknummer
AUA201901698
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van een vonnis in civiele zaak tussen aannemersbedrijven

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, hebben de eisers, [eiser] en A&M Engineering Construction and Maintenance N.V., een herroeping van een eerder vonnis verzocht. Dit vonnis, dat op 31 juli 2018 werd uitgesproken, verplichtte hen tot betaling van Afl. 1.956.205,01 aan de tegenpartij, Admeloira Engineering Construction & Maintenance N.V. De eisers stellen dat Admeloira bedrog heeft gepleegd door onjuiste informatie te verstrekken over de aanneemsom en dat zij stukken van beslissende aard heeft achtergehouden die hun positie in de eerdere procedure hadden kunnen versterken.

De procedure begon met een verzoekschrift en een conclusie van antwoord, gevolgd door een akte van niet dienen van repliek. De eisers voerden aan dat zij na het vonnis bewijs hebben verkregen dat Admeloira hen heeft misleid. Admeloira betwistte deze claims en stelde dat de eisers al vóór de eerdere procedure op de hoogte waren van het vermeende bedrog. Het Gerecht oordeelde dat de vordering van de eisers niet ontvankelijk was, omdat zij niet voldoende bewijs hadden geleverd dat Admeloira daadwerkelijk bedrog had gepleegd of dat er stukken van beslissende aard waren achtergehouden.

Uiteindelijk wees de rechter de vordering van de eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. M.E.B. de Haseth op 1 juli 2020, en de veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Vonnis van 1 juli 2020
Behorend bij A.R. AUA201901698
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[naam eiser 1]
en de naamloze vennootschap
A&M ENGINEERING CONSTRUCTION AND MAINTENANCE N.V.
beiden te Aruba,
hierna te noemen: [eiser] en A&M,
gemachtigde: voorheen de advocaat mr. D.G. Kock, thans procederend in persoon,
tegen:
de naamloze vennootschap
ADMELOIRA ENGINEERING CONSTRUCTION & MAINTENANCE N.V.,
te Aruba,
hierna te noemen: Admeloira,
gemachtigde: de advocaat mr. E.H.J. Martis.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de conclusie van antwoord;
- de op 19 februari 2020 tegen [eiser] en A&M verleende akte van niet dienen van de te nemen repliek.
1.2
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Admeloira en A&M zijn aannemersbedrijven. [naam aandeelhouder] (hierna te noemen: [aandeelhouder]) en [eiser] zijn ieder 50% aandeelhouder van Admeloira. [aandeelhouder] is de directeur van Admeloira. [eiser] is de directeur tevens enig aandeelhouder van A&M.
2.2
Op 1 juni 2012 hebben Admeloira en [eiser] een
shareholders agreementgesloten, op grond waarvan [eiser] gerechtigd is tot 5% van het brutobedrag van elk nieuw aannemerscontract dat zij binnenhaalt voor Admeloira,
2.3
Aannemerswerkzaamheden zijn verricht voor een bedrag van Afl. 7.308.978,13, waarvan een bedrag van Afl. 5.352.728,12 op de rekening van Admeloira in Aruba is gestort. Partijen hebben een procedure gevoerd over het resterende bedrag van Afl. 1.956.205,01.
2.4
Bij vonnis van dit Gerecht van 31 juli 2018 (AR 2481 van 2016/AUA201600748; hierna: het vonnis) zijn [eiser] en A&M onder meer veroordeeld tot betaling van Afl. 1.956.205,01 aan Admeloira.
2.5
Dit vonnis is op 11 september 2018 in kracht van gewijsde gegaan.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
eiser] en A&M vorderen - uitvoerbaar bij voorraad - de herroeping van het vonnis en heropening van het geding met veroordeling van Admeloira in de proceskosten.
3.2
Aan hun vordering leggen [eiser] en A&M ten grondslag dat ingevolge artikel 382, aanhef en onder a en c, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) grond bestaat voor herroeping. In de procedure die heeft geleid tot het vonnis heeft Admeloira zich op het standpunt gesteld dat zij slechts een deel van de totale aanneemsom van Afl. 7.308.978,13 heeft ontvangen, te weten Afl. 5.352.728,12, en dat het restant van Afl. 1.956.205,01 door [eiser] en A&M via een buitenlandse rekening van een bedrijf genaamd AMS Engineering LLC (hierna te noemen: AMS) is weggesluisd. [eiser] en A&M hebben echter altijd gesteld dat AMS niet aan [eiser] is gelieerd en dat van het bedrag van Afl. 1.956.205,01 betalingen zijn gedaan ten behoeve van Admeloira. Ten tijde van de procedure die heeft geleid tot het vonnis, hadden [eiser] en A&M van deze stellingen echter geen bewijs. In maart 2019 hebben zij afschriften van drie
purchase agreementsvan een derde ontvangen, waaruit valt af te leiden dat ten behoeve van [aandeelhouder] goederen zijn besteld en dat in dit verband betalingen zijn gedaan via AMS. Dit leidt dan ook tot de conclusie dat Admeloira bedrog heeft gepleegd door te stellen dat de betreffende gelden door [eiser] en A&M zijn weggesluisd en gebruikt. Admeloira is voorts in bezit van stukken van beslissende aard waaruit de juistheid van de stellingen van [eiser] en A&M zal blijken, maar zij heeft deze stukken gedurende de voorgaande procedure achtergehouden en daardoor het Gerecht misleid, aldus [eiser] en A&M
3.3
Admeloira voert gemotiveerd verweer en concludeert dat [eiser] en A&M niet‑ontvankelijk moeten worden verklaard in het door hen verzochte, althans tot afwijzing van de vordering met veroordeling van [eiser] en A&M in de kosten van het geding.
4.DE BEOORDELING
4.1
De vordering van [eiser] en A&M is gebaseerd op artikel 382, aanhef en onder a en c, Rv. Daarin is bepaald dat een vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan op vordering van een partij kan worden herroepen indien (a) het berust op bedrog door de wederpartij in het geding gepleegd en (c) de partij na het vonnis stukken van beslissende aard in handen heeft gekregen die door toedoen van de wederpartij waren achtergehouden.
4.2
Admeloira betwist gemotiveerd dat zij in het geding leidend tot het vonnis bedrog heeft gepleegd en voert het verweer dat ook indien er van uit moet worden gegaan dat zij bedrog heeft gepleegd, dat geen grond voor herroeping ingevolge artikel 382, aanhef en onder a, Rv oplevert, omdat uit de stellingen van [eiser] en A&M volgt dat zij reeds vóór de behandeling van de procedure die heeft geleid tot het vonnis, althans reeds in 2016, van het vermeende bedrog op de hoogte waren.
4.3
Volgens vaste rechtspraak (HR 15 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC0393) kan een verzoek tot herroeping niet met succes worden ingesteld tegen een beslissing die mede berust op door de wederpartij gepleegd bedrog, indien het bedrog reeds tijdens de procedure is ontdekt, of bij een redelijkerwijs van de bedrogene te verwachten onderzoek had kunnen worden ontdekt. Gelet hierop, volgt het Gerecht Admeloira in haar verweer dat, er veronderstellenderwijs vanuit gaande dat door haar bedrog in het geding is gepleegd, dit geen grond oplevert voor herroeping. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat [eiser] en A&M de stelling van Admeloira dat zij reeds ten tijde van de procedure die heeft geleid tot het vonnis bekend waren met het vermeende bedrog niet hebben betwist.
4.4
Admeloira heeft voorts gemotiveerd weersproken dat zij stukken van beslissende aard heeft achtergehouden. Zij betwist gemotiveerd dat de door [eiser] en A&M ingebrachte
purchase agreementsverband houden met Admeloira, althans dat deze stukken een beslissende rol zouden hebben gehad in de procedure die heeft geleid tot het vonnis. Gelet op deze betwisting lag het op de weg van [eiser] en A&M om hun stelling dat Admeloira stukken van beslissende aard heeft achtergehouden nader te onderbouwen. Nu [eiser] en A&M dit hebben nagelaten, wordt hun stelling als onvoldoende onderbouwd gepasseerd.
4.5
Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering van [eiser] en A&M worden afgewezen.
4.6 [
eiser] en A&M zullen als de in het ongelijk gestelde partijen in de kosten van dit geding worden veroordeeld.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit Gerecht:
5.1
wijst het gevorderde af;
5.2
veroordeelt [eiser] en A&M in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van Admeloira worden begroot op Afl. 1.250,- aan salaris van de gemachtigde;
5.3
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B de Haseth rechter in dit Gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 1 juli 2020 in aanwezigheid van de griffier.