In deze zaak, die op 24 juni 2020 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, hebben eisers [eiseres1] en [eiseres2] een kort geding aangespannen met als doel de benoeming van [eiseres1] tot tijdelijk directeur van de vennootschap Nagtegaal Holding B.V. en het vaststellen van een uurtarief voor haar werkzaamheden. De eisers, vertegenwoordigers van minderjarige kinderen, stelden dat zij recht hadden op deze benoeming en vergoeding uit de nalatenschap van de erflater, die op 16 mei 2015 was overleden. De gedaagden, [gedaagde1] en [gedaagde2], voerden verweer en stelden dat de eisers niet-ontvankelijk verklaard dienden te worden. Het Gerecht oordeelde dat de belangen van de gedaagden zwaarder wogen, aangezien zij gezamenlijk 70% van de aandelen in de vennootschap bezaten, terwijl de eisers geen recht hadden op de aandelen. Het Gerecht verklaarde de eisers niet-ontvankelijk in hun vordering voor hun minderjarige kinderen, omdat zij niet over de benodigde rechterlijke machtiging beschikten. De vordering van de eisers werd afgewezen en zij werden veroordeeld in de proceskosten. In reconventie werd de vordering van [gedaagde2] tegen [gedaagde1] niet-ontvankelijk verklaard, en ook zijn vordering tegen de eisers werd afgewezen. Het Gerecht benadrukte dat de aandelen deel uitmaakten van de nog te vereffenen nalatenschap, en dat een vereffenaar benoemd diende te worden voor de verdere afhandeling.