ECLI:NL:OGEAA:2020:220

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 mei 2020
Publicatiedatum
2 juni 2020
Zaaknummer
AUA201900899
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
  • J.R. Geerman
  • E. de Cuba
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing van de Sociale Verzekeringsbank inzake arbeidsongeschiktheid en ongevallengeld

In deze zaak gaat het om een beroep van een appellant tegen een beslissing van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) van 15 maart 2019, waarbij aan de appellant een ongevallengeld van Afl. 67,72 per dag werd toegekend, zijnde 44% van 80% van Afl. 192,40, in verband met een bedrijfsongeval dat de appellant op 7 augustus 2014 had opgelopen. De appellant, die in persoon verscheen, was van mening dat hij volledig arbeidsongeschikt moest worden verklaard in plaats van slechts voor 44%. Hij voerde aan dat de arbeidsdeskundige van Medwork, die de beoordeling had uitgevoerd, niet onbevooroordeeld was, omdat deze ook betrokken was bij zijn werkgever, Marriott, en er dus sprake zou zijn van belangenverstrengeling. De appellant was bezig met een aansprakelijkstelling tegen zijn werkgever voor het bedrijfsongeval, wat de situatie verder complicaties gaf.

De SVB verdedigde haar beslissing door te stellen dat de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling was uitgevoerd door een erkende arbeidsdeskundige en dat er geen medische objectieve redenen waren om de graad van arbeidsongeschiktheid te verhogen. De SVB stelde dat de appellant niet in staat was om zijn eigen functie uit te oefenen, maar wel in staat werd geacht om andere functies te vervullen. De appellant betwistte ook de berekening van zijn dagloon, omdat overwerkvergoeding en bonussen niet waren meegenomen.

Het College van Beroep heeft de zaak beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de appellant terecht argwaan koesterde jegens de objectiviteit van de arbeidsdeskundige van Medwork. Het College oordeelde dat de SVB niet voldoende had gemotiveerd waarom de beoordeling van Medwork als basis voor haar beslissing kon dienen. Dit leidde tot de slotsom dat het beroep gegrond werd verklaard en de beslissing van de SVB werd vernietigd.

Uitspraak

Uitspraak van 14 mei 2020
CvB nr. AUA201900899
COLLEGE VAN BEROEP
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van
de Landsverordening Ziekteverzekering (LvOv) van:
[Appellant],
wonende in Aruba,
APPELLANT,
in persoon,
tegen de beslissing van 15 maart 2019 van:
DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER, hierna te noemen de bank,
gemachtigde: de advocaat mr. M.D. Tromp.

1.HET PROCESVERLOOP

1.1
Bij beslissing van 15 maart 2019 heeft de bank besloten dat met ingang van 1 april 2019 aan appellant een ongevallengeld ad Afl. 67,72 per dag wordt uitgekeerd, zijnde 44% van 80% van Afl. 192,40, in verband met het hem op 7 augustus 2014 overkomen bedrijfsongeval.
1.2
Tegen deze beslissing heeft appellant op 20 maart 2019 schriftelijk beroep aangetekend.
1.3
Op 25 juni 2019 heeft de bank een verweerschrift ingediend.
1.4
Het beroep van appellant is op de bijeenkomst van 14 november 2019 van dit College behandeld, waar zijn verschenen appellant in persoon, en voor de bank mevrouw mr. B. Every, juridisch adviseur, drs. M. Schaad, verzekeringsarts en dr. M. Genser, bedrijfsarts, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd.

2.DE BEOORDELING

2.1
Appellant kan zich niet verenigen met de beslissing van de bank, en heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat hij volledig arbeidsongeschikt moet worden verklaard in plaats van alleen voor 44%, omdat hij vanwege de enorme pijn die hij dagelijks lijdt niet in staat is om enige werkzaamheden te verrichten of kortdurende activiteiten te doen.
Appellant stelt voorts dat Medwork geen onbevooroordeelde beslissing met betrekking tot zijn arbeidsongeschiktheidsgraad kon geven, nu sprake is van belangenverstrengeling. Hij was via zijn werkgever werkzaam bij Marriott hotel, toen hij het bedrijfsongeval kreeg. Medwork heeft controles op hem verricht ten behoeve van zijn werkgever, ten behoeve van Marriott en nu ook ten behoeve van de bank. Hij is nog bezig met aansprakelijkstelling/schadevergoeding van zijn werkgever voor het bedrijfsongeval, maar zijn werkgever wijst Marriott aan als verantwoordelijke. De advocaat van de bank is ook advocaat van Marriott. Bij al deze bedrijven en instanties bestaat een financieel belang, want wanneer Medwork hem gedeeltelijk arbeidsgeschikt verklaard, besparen zij geld. Aldus appellant.
Ten slotte stelt appellant dat de berekening van zijn dagloon niet juist is, omdat overwerkvergoeding en bonussen niet zijn inbegrepen.
2.2
Aan de bestreden beschikking heeft de bank ten grondslag gelegd, dat uit de geschiktheidsbeoordeling verricht door de arbeidsdeskundige volgt, dat de graad van naar verwachting blijvende arbeidsongeschiktheid van appellant als gevolg van het hem overkomen bedrijfsongeval, is bepaald op 44%.
Volgens de bank zijn uit klinische onderzoeken die appellant heeft ondergaan in de loop van de jaren, geen botfractuur, zenuwletsel of een dislocatie van het gewricht vastgesteld. Uit het beeldvormend onderzoek zijn geen afwijkingen gebleken. Noch uit medisch onderzoek noch uit het eigen onderzoek van de verzekeringsarts zijn medische objectieve redenen gebleken om andere beperkingen bij appellant vast te stellen. Er is dus blijkbaar sprake van een subjectieve pijnbeleving bij appellant, aldus de bank.
Verder heeft de bank aangevoerd dat de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling is gedaan door een erkende gediplomeerde arbeidsdeskundige en dat de bank een dergelijke deskundige niet in huis heeft. Met deze beoordeling wordt het verlies aan verdienvermogen bepaald en niet de graad van invaliditeit. Appellant is niet in staat de werkzaamheden in zijn eigen functie te verrichten, maar hij wordt wel in staat geacht om andere functies uit te oefenen.
Wat betreft het dagloon heeft de bank aangevoerd, dat deze wordt vastgesteld bij de aanvang van het dienstverband en dat overwerk niet tot de looncomponenten van het dagloon wordt berekend, en dat bonussen geen structureel karakter hebben doch afhankelijk zijn van de prestatie van de werknemer en de bedrijfsresultaten.
2.3
Bij de beoordeling gaat het College uit van de volgende feiten en omstandigheden.
2.3.1
Appellant is op 2 april 2012 in dienst getreden van [PTM] Contractors Aruba N.V., in de functie van Uitvoerder Maintenance. Zijn dagloon bedroeg tot 15 januari 2015 Afl. 189,12 en vanaf die datum bedraagt zijn dagloon Afl. 192,40.
2.3.2
Appellant is een bedrijfsongeval overkomen op 7 augustus 2014.
2.3.3
De bank heeft in september 2014, in november 2014 en in juni 2015, getracht appellant voor 25% te re-integreren in aangepast werk, maar appellant gaf telkens aan dat hij vanwege pijnklachten niet kon werken. Vanaf 24 juli 2015 is appellant volledig arbeidsongeschikt verklaard wegens zijn pijnklachten en omdat de werkgever te kennen heeft gegeven geen aangepast werk voor appellant te hebben.
2.3.4
Op 11 oktober 2018 vond een onderzoek plaats door de verzekeringsarts van de bank. Bij dat onderzoek is informatie uit het medisch dossier van appellant (beeldvormend onderzoek) en de diagnose/prognose van de behandelend orthopeed betrokken. Geconcludeerd werd dat er sprake is van lichte beperking van de linkervoet en dat er een evaluatie door een arbeidsdeskundige moest plaatsvinden.
2.3.5
Op 22 januari 2019 vond een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling plaats door de arbeidsdeskundige van Medwork. Bij dat onderzoek is het rapport van de verzekeringsarts en de salarisgegevens van appellant, betrokken. Geconcludeerd werd dat appellant ongeschikt is voor zijn functie van koelmonteur, dat hij gezien zijn beperkingen, zijn opleiding en arbeidsverleden geschikt is voor passend werk, zoals krantenbezorger, camera surveillance casino of conciërge/huismeester, en dat het arbeidsongeschiktheidspercentage 44% is.
2.4
Het College overweegt als volgt.
Het College begrijpt uit hetgeen appellant heeft aangevoerd, dat hij geen vertrouwen heeft in de objectiviteit van de arbeidsdeskundige werkzaam bij Medwork, gezien zijn ervaringen met Medwork. Hoewel het College uit de overgelegde rapporten en andere stukken geen redenen ziet om te twijfelen aan de professionaliteit of objectiviteit van de arbeidsdeskundige in kwestie, begrijpt het College dat appellant argwaan koestert. Deze argwaan maakt dat appellant zich nimmer zal kunnen vinden in een beslissing die is genomen aan de hand van of naar aanleiding van een oordeel van Medwork. Dit leidt tot de conclusie dat de bank in dit geval niet heeft kunnen volstaan met de verwijzing naar het rapport van Medwork wat betreft de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling van appellant. De gegeven motivering kan naar het oordeel van het College de bestreden beslissing dan ook niet dragen.
2.5
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat het beroep gegrond moet worden verklaard en dat de bestreden beslissing zal worden vernietigd.

3.DE BESLISSING

Het college:
- verklaart het beroepschrift van appellant gegrond,
- vernietigt de beslissing van 15 maart 2019, met kenmerk 63.12.28.36/25142/2019.
Aldus gegeven op 14 mei 2020 door mr. N.K. Engelbrecht, voorzitter, J.R. Geerman en E. de Cuba, leden, in tegenwoordigheid van de secretaris.