ECLI:NL:OGEAA:2020:219

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 mei 2020
Publicatiedatum
2 juni 2020
Zaaknummer
AUA201999268
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
  • E. de Cuba
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing Sociale Verzekeringsbank inzake tegemoetkoming plastische chirurgie na gewichtsverlies

In deze zaak gaat het om een beroep tegen de beslissing van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) van 9 januari 2019, waarbij de SVB heeft besloten dat de appellante, die in Aruba woont, geen recht meer heeft op tegemoetkoming voor plastische chirurgie na gewichtsverlies. De appellante, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. D.M. Canwood, heeft op 29 januari 2019 beroep aangetekend tegen deze beslissing. De SVB heeft in haar verweerschrift gesteld dat de appellante zich op 20 juni 2016 ziek heeft gemeld wegens verminderde belastbaarheid na een maagverkleiningsoperatie (gastric bypass) en dat zij vanaf 20 juni 2018 geen recht meer heeft op tegemoetkoming wegens deze ziekteoorzaak, omdat er twee jaar zijn verstreken sinds de melding.

Tijdens de zitting op 14 november 2019 is het beroep behandeld. De appellante heeft aangevoerd dat er geen sprake is van eenzelfde ziekteoorzaak, omdat haar klachten van overhangend buikhuid surplus en rugpijn zich ook zonder de maagverkleiningsoperatie zouden hebben voorgedaan. De SVB heeft echter betoogd dat er een causaal verband bestaat tussen de maagverkleiningsoperatie en de noodzaak voor de buikwandcorrectie, en dat de appellante door het gewichtsverlies dat zij heeft bereikt, recht heeft op de tegemoetkoming.

Het College van Beroep heeft uiteindelijk geoordeeld dat de SVB op goede gronden heeft besloten dat de appellante geen recht meer heeft op tegemoetkoming, omdat de latere ziekmelding dezelfde ziekteoorzaak betreft als die in juni 2016. Het beroep is ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van de SVB in stand blijft.

Uitspraak

Uitspraak van 14 mei 2020
CVB nr. AUA201900268
COLLEGE VAN BEROEP
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening Ziekteverzekering (LvZv) van:
[Appellant],
wonende in Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: mr. D.M. Canwood,
tegen de beslissing van 9 januari 2019 van:
DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK,
gevestigd te Aruba,
VERWEERDER, hierna te noemen de bank,
gemachtigde: de advocaat mr. M.D. Tromp.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Bij beslissing van 9 januari 2019 (hierna: de bestreden beslissing) heeft de bank besloten dat appellante vanaf 20 juni 2018 geen recht meer heeft op tegemoetkoming in verband met plastische chirurgie als gevolg van gewichtsverlies na een
gastric bypass, aangezien twee jaren zijn verstreken sinds de melding van voornoemde ziekte.
1.2
Tegen de bestreden beslissing heeft appellante op 29 januari 2019 beroep aangetekend.
1.3
Op 19 maart 2019 heeft de bank een verweerschrift ingediend.
1.4
Het beroep van appellante is op de bijeenkomst van 14 november 2019 van dit College, met instemming van partijen bestaande uit alleen de voorzitter en het lid namens de werkgeversorganisaties, behandeld. Bij de behandeling waren aanwezig appellante in persoon, bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd, en voor de bank mr. B. Every, juridisch adviseur en drs. M. Schaad, verzekeringsarts, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Appellante kan zich niet verenigen met de beslissing van de bank en heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat in dit geval geen sprake is van eenzelfde ziekteoorzaak. Ter onderbouwing van haar standpunt, heeft appellante het volgende aangevoerd.
Zij heeft op 21 juni 2016 een
gastric bypassoperatie ondergaan. Daarvoor heeft zij zich op 20 juni 2016 ziek gemeld bij de bank.
Op 29 november 2018 heeft zij een medisch geïndiceerde buikwandcorrectie moeten ondergaan, aangezien zij last had van een overhangend buikhuid surplus met smetten en rugpijn. Deze klachten zouden zich ook zonder de
gastric bypasshebben voorgedaan, nu zij reeds vóór die operatie het meeste gewicht heeft verloren en toen al kampte met die klachten, aldus appellante.
2.2
Aan de bestreden beslissing heeft de bank ten grondslag gelegd, dat appellante zich op 20 juni 2016 voor het eerst ziek meldde wegens verminderde belastbaarheid vanwege een
gastric bypassen dat zij toen tegemoetkoming heeft ontvangen onder ziektemeldingskaart 666121. Deze kaart is op 19 juni 2018 geëxpireerd. Vanaf 20 juni 2018 heeft appellante geen recht meer op tegemoetkoming wegens deze ziekteoorzaak. Appellante claimt nu tegemoetkoming in verband met plastische chirurgie als gevolg van gewichtsverlies na een
gastric bypass.
In haar verweerschrift heeft de bank haar standpunt als volgt nader uiteengezet.
Een
gastric bypassis een behandelmethode om de gevolgen van morbide obesitas te behandelen. In Aruba bestaat het behandeltraject uit preoperatief afvallen, een
gastric bypass, en op latere termijn (na 18-24 maanden) correctie van huid surplus. Uit de door appellante overgelegde brief van 21 november 2018 van de behandelend chirurg aan de medisch adviseur van de AZV, blijkt dat appellante preoperatief 14 kilo was afgevallen tot een gewicht van 106 kilo, en dat zij na de
gastric bypassnog 29 kilo is afgevallen. Uit deze brief blijkt verder dat appellante klachten had van een fors overhangend buikhuid surplus hetgeen klachten veroorzaakte van smetten van de huid ter plaatse van de onder-buikplooi, een slappe zwakke buikwand die niet verbeterde met sporten, en klachten van rugpijn bij grote inspanning. Hieruit volgt, aldus de bank, dat appellante vanwege de
gastric bypasseen gewichtsverlies heeft bereikt dat haar zonder die operatie niet was gelukt, en dat zij door dit forse gewichtsverlies overtollig buikhuid en huidplooien kreeg die smetten hebben veroorzaakt. Tussen de
gastric bypassen de buikwandcorrectie vanwege overtollig overhangende buikplooien na gewichtsverlies bestaat een duidelijk causaal verband. Aldus de bank.
2.3
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de LvZv, voor zover thans van belang, heeft de werknemer die als gevolg van ziekte arbeidsongeschikt is, recht op ziekengeld vanaf de vierde dag van de ziekmelding. Het recht op ziekengeld ter zake van eenzelfde ziekteoorzaak vervalt na twee jaar.
2.4
In geschil is de vraag of de bank op goede gronden heeft besloten dat in dit geval sprake is van eenzelfde ziekteoorzaak als bedoeld in de tweede volzin van artikel 5, eerste lid, van de LvZv.
2.5
Het college gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten.
2.5.1
Appellante is vanaf 2001 bekend bij de bank met adipositas.
2.5.2
Appellante heeft zich op 20 juni 2016 arbeidsongeschikt gemeld bij de bank wegens een
gastric bypass, een maagverkleiningsoperatie.
2.5.3
Appellante werd toen onder ziektemeldingskaart 666121 gecontroleerd. Deze ziektemeldingskaart is op 21 juni 2018 geëxpireerd.
2.5.4
Op 29 november 2018 heeft appellante een buikwandcorrectie, een zgn.
tummy tuckoperatie, ondergaan.
2.5.5
De behandelend plastisch chirurg heeft in zijn verklaring van 21 november 2018 – voor zover hier van belang – het volgende geschreven:
“ (…) Status na Gastric Bypass (21 juni 2016, dr Ponson, Aruba). Pte woog maximaal 120 kg, is preoperatief afgevallen tot 106 kg (14 kg). Postoperatief is zij vervolgens nog verder afgevallen tot 77 kg (29 kg).
Pte heeft nu met name veel last van fors overhangend buikhuid surplus (‘vetschort”), waarvan zij veel mechanische klachten ondervindt. Ook heeft zij veel last van smetten tpv de onderbuik plooi. Buikwand is slap en zwak, sporten en trainen geven echter geen verbetering. Verder geeft zij aan last te hebben van rugpijnen, met name bij grotere inspanning en/of verrichten van zwaardere arbeid. Zij wenst evaluatie en correctie, oftewel een buikwandplastiek. (…)”
2.6
Gelet op genoemde feiten en omstandigheden heeft de bank, naar het oordeel van het College, op goede gronden geconstateerd dat de latere ziekmelding dezelfde ziekteoorzaak, namelijk de
gastric bypassen de gevolgen daarvan, betreft als die in juni 2016. Immers, zonder de
gastric bypasszou er bij appellante geen sprake zijn geweest van een fors gewichtsverlies, dat overhangend buikhuid surplus en verslapping van de buikwand ten gevolge heeft gehad, waardoor een buikwandcorrectie geïndiceerd werd. Hieruit volgt dat de bank op goede gronden heeft besloten dat appellante geen recht meer heeft op tegemoetkoming in verband met deze ziekteoorzaak, aangezien twee jaren zijn verstreken sinds de melding van voornoemde ziekte.
2.7
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.
3.DE BESLISSING
Het College:
- verklaart het beroepschrift van appellant ongegrond.
Aldus gegeven op 14 mei 2020 door het College van Beroep, bestaande uit mr. N.K. Engelbrecht, voorzitter, en E. de Cuba, lid, in tegenwoordigheid van de secretaris.