ECLI:NL:OGEAA:2020:217

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 mei 2020
Publicatiedatum
2 juni 2020
Zaaknummer
AUA201803934
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
  • J.R. Geerman
  • E. de Cuba
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing Sociale Verzekeringsbank inzake ziekengeld en arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om een beroep van een appellant tegen de beslissing van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) van 22 november 2018, waarin werd vastgesteld dat de appellant geen recht meer had op ziekengeld in verband met arbeidsongeschiktheid door gonartrose aan beide knieën. De appellant had zich op 8 november 2016 ziek gemeld na een operatie aan zijn rechterknie en ontving ziekengeld onder ziektemeldingskaart 680879. Op 24 oktober 2018 onderging hij een operatie aan zijn linkerknie en meldde zich opnieuw ziek. De SVB concludeerde dat de appellant geen recht meer had op ziekengeld omdat de klachten voortkwamen uit dezelfde ziekteoorzaak, namelijk gonartrose aan beide knieën. De appellant was het niet eens met deze beslissing en stelde dat er geen sprake was van dezelfde ziekteoorzaak, aangezien het om verschillende knieën ging en hij niet twee jaar lang ziekengeld had ontvangen.

Tijdens de zitting op 16 mei 2019 werd het beroep behandeld. De SVB verdedigde haar standpunt door te stellen dat de appellant zich binnen een jaar ziek had gemeld voor klachten aan beide knieën, wat duidt op dezelfde ziekteoorzaak. De wetgeving, specifiek artikel 5 van de Landsverordening Ziekteverzekering, stelt dat het recht op ziekengeld vervalt na twee jaar voor dezelfde ziekteoorzaak. Het College van Beroep oordeelde dat de SVB op goede gronden had besloten dat de appellant geen recht meer had op ziekengeld, aangezien de klachten voortkwamen uit dezelfde ziekteoorzaak en de termijn van twee jaar was verstreken.

De uitspraak van het College van Beroep op 14 mei 2020 verklaarde het beroep van de appellant ongegrond, waarmee de beslissing van de SVB werd bevestigd. De appellant had geen recht meer op ziekengeld en de SVB was niet verplicht om verdere arbeidsgeschiktheidscontroles uit te voeren, nu er geen recht op ziekengeld meer bestond.

Uitspraak

Uitspraak van 14 mei 2020
CVB nr. AUA201803934
COLLEGE VAN BEROEP
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening Ziekteverzekering (LvZv) van:
[Appellant],
wonende in Aruba,
APPELLANT,
procederende in persoon,
tegen de beslissing van 22 november 2018 van
DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK,
gevestigd te Aruba,
VERWEERDER, hierna te noemen de bank,
gemachtigde: de advocaat mr. M.D. Tromp.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Bij beslissing van 22 november 2018 (hierna: de bestreden beslissing) heeft de bank besloten dat appellant geen recht meer heeft op verdere tegemoetkoming bij arbeidsongeschiktheid in verband met zijn ziektemelding wegens klachten van gonartrose van de knieën.
1.2
Tegen de bestreden beslissing heeft appellant op 6 december 2018 beroep aangetekend.
1.3
Op 12 februari 2019 heeft de bank een verweerschrift ingediend.
1.4
Het beroep van appellant is op de bijeenkomst van 16 mei 2019 van dit College behandeld, alwaar aanwezig waren appellant in persoon en namens de bank mr. B. Every, juridisch adviseur, V. Bustos, verzekeringsarts, en drs. M. Romijn, bedrijfsarts, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Appellant kan zich niet verenigen met de beslissing van de bank, en heeft zich daarbij -samengevat - op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van dezelfde ziekteoorzaak en verder dat hij niet twee jaar lang tegemoetkoming heeft ontvangen, zodat hij wel in aanmerking komt voor tegemoetkoming. Ter onderbouwing hiervan heeft hij aangevoerd dat hij vanaf 8 oktober 2016 tegemoetkoming heeft ontvangen vanwege een operatie aan zijn rechterknie, en dat hij op 24 oktober 2018 is geopereerd aan zijn linkerknie. Het gaat dus nu niet om dezelfde knie. Tenslotte heeft appellant zich beklaagd over het feit dat hij vanwege de bestreden beslissing, moest gaan werken voordat zijn knie volledig was hersteld.
2.2
Aan de bestreden beslissing is ten grondslag gelegd dat appellant wegens dezelfde ziekteoorzaak, namelijk gonartrose knie rechts en links, vanaf 8 november 2016 tegemoetkoming heeft ontvangen voor zover geclaimd, onder ziektemeldingskaart nummer 680879. Deze kaart is op 8 november 2018 geëxpireerd. Onder ziektemeldingskaart nummer 763853 heeft appellant vanaf 23 november 2018 geen recht op verdere tegemoetkoming bij arbeidsongeschiktheid wegens dezelfde ziekte als waarvoor appellant tegemoetkoming heeft ontvangen onder ziektemeldingskaart 680879. Ter zitting heeft de bank verder aangevoerd, dat uit de omstandigheid dat appellant zich binnen een jaar heeft ziekgemeld wegens gonartrose/slijtage van eerst de rechterknie en daarna de linkerknie, en aan beide knieën is geopereerd, volgt dat sprake is dezelfde ziekteoorzaak.
De bank heeft hier nog aan toegevoegd, dat de omstandigheid dat appellante geen recht meer heeft op ziekengeld, niet betekent dat hij arbeidsgeschikt wordt geacht. Het betekent dat hij bij arbeidsongeschiktheid wegens gonartrose, geen recht heeft op ziekengeld. In dat geval bestaat er voor de bank geen reden om nog arbeidsgeschiktheidscontroles te verrichten.
2.3
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de LvZv, voor zover thans van belang, heeft de werknemer die als gevolg van ziekte arbeidsongeschikt is, recht op ziekengeld vanaf de vierde dag van de ziekmelding. Het recht op ziekengeld ter zake van eenzelfde ziekteoorzaak vervalt na twee jaar.
2.4
In geschil is de vraag of de bank op goede gronden heeft besloten dat in dit geval sprake is van eenzelfde ziekteoorzaak als bedoeld in de tweede volzin van artikel 5, eerste lid, van de LvZv.
2.5
Het College gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten.
2.5.1
Appellant heeft zich op 8 november 2016 arbeidsongeschikt gemeld wegens een operatie aan zijn rechterknie. Op 9 november 2016 werd appellant geopereerd, waarbij een oxford hemi rechterknieprothese in verband met gonartrose mediale compartiment werd geplaatst. Appellant werd onder ziektemeldingskaart 680879 gecontroleerd. Deze kaart is op 8 november 2018 geëxpireerd.
2.5.2
Appellant heeft zich vervolgens op 25 augustus 2017 arbeidsongeschikt gemeld, wegens klachten aan zijn linkerknie, en werd op 28 augustus 2017 gecontroleerd door de controlerend arts van de bank, onder ziektemeldingskaart 711641. Tijdens het spreekuur klaagde appellant over pijn in beide knieën, en gaf hij te kennen dat zijn behandelend specialist een operatie had voorgelegd wegens gonartrose aan de linkerknie. Deze ziektemeldingskaart is ook op 8 november 2018 geëxpireerd.
2.5.3
Op 23 oktober 2018 meldde appellant zich arbeidsongeschikt wegens een operatie aan zijn linkerknie. Op 25 oktober 2018 heeft appellant een operatie ondergaan, waarbij een oxford hemi linkerknieprothese werd geplaatst.
2.5.4
Op 21 november 2018 heeft de bank onderzoek verricht ter beoordeling van de claim van appellant. Naar aanleiding van dit onderzoek is de bestreden beslissing genomen.
2.6
Gelet op de stukken en het verhandelde op de bijeenkomst, met name de omstandigheid dat appellant zich binnen redelijk korte tijd heeft ziek gemeld wegens klachten aan beide knieën en dat hij aan beide knieën is geopereerd, is het College van oordeel dat de arbeidsongeschiktheid van zowel november 2016 als oktober 2018 het gevolg is van gonartrose/slijtage van beide knieën, zodat sprake is van dezelfde ziekteoorzaak.
2.7
Niet in geschil is dat appellant vanaf 8 november 2016 onder ziektemeldingskaarten 680879 en 711641 aanspraak had op ziekengeld in verband met verminderde belastbaarheid wegens gonartrose aan beide knieën. Derhalve had hij vanaf 8 november 2018 geen aanspraak meer op ziekengeld ter zake van die ziekteoorzaak. Een verlenging na deze termijn is niet mogelijk, nu de tekst van de wet duidelijk is en geen ruimte biedt voor een andere uitleg, dan dat het recht op ziekengeld vervalt na de termijn van twee jaren – waarmee twee kalenderjaren worden bedoeld – die aanvangt op de eerste dag van ziekmelding.
2.8
De bank heeft dan ook op goede grond besloten dat appellant vanaf 23 november 2018 geen recht meer heeft op ziekengeld ter zake van deze ziekteoorzaak.
2.9
Wat betreft de klacht van appellant dat hij voortijdig arbeidsgeschikt is verklaard, overweegt het College dat deze stelling berust op een misvatting. De bank heeft immers bij de bestreden beslissing geen oordeel gegeven over (het voortduren van) de arbeidsongeschiktheid van appellant. Voor de bank bestaat namelijk geen wettelijke verplichting om verdere arbeidsgeschiktheidscontroles uit te voeren wanneer is vast komen te staan dat de betrokken verzekerde, geen recht (meer) heeft op ziekengeld op grond van artikel 5 van de LvZv.
2.1
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.

3.DE BESLISSING

Het college:
- verklaart het beroep van appellant ongegrond.
Aldus gegeven op 14 mei 2020 door mr. N.K. Engelbrecht, voorzitter, J.R. Geerman en E. de Cuba, leden, in tegenwoordigheid van de secretaris.