In deze zaak hebben verzoekers, beiden woonachtig in Aruba, een verzoek ingediend bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. Het verzoek betreft een verklaring voor recht dat hun huwelijksakte, die in New York is opgemaakt, overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt en kan worden opgenomen in het huwelijksregister of een ander register van de burgerlijke stand. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 26 juli 2019 werd ingediend, gevolgd door een advies van de ambtenaar van de burgerlijke stand op 7 oktober 2019 en een mondelinge behandeling op 8 oktober 2019. Tijdens deze zitting waren de verzoekers en hun gemachtigde, mr. D.G. Kock, aanwezig, evenals de ambtenaar van de burgerlijke stand, vertegenwoordigd door mr. J.M.A.M. Ponsioen.
De verzoekers hebben gesteld dat hun belang bij het verzoek ligt in de registratie van hun huwelijk in Aruba. De rechter heeft vastgesteld dat de verzoekers ontvankelijk zijn in hun verzoek op basis van artikel 1:26 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba, dat de mogelijkheid biedt om een verklaring voor recht te vragen over een buiten Aruba opgemaakte akte. De rechter heeft echter ook geconstateerd dat de heer [verzoeker 1] eerder in Colombia was getrouwd en dat er geen bewijs was van een echtscheiding. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het huwelijk van de verzoekers inmiddels is geregistreerd en dat zij geen belang meer hebben bij het verzoek om verklaring voor recht.
Uiteindelijk heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 28 januari 2020 het verzoek afgewezen, omdat de huwelijksakte inmiddels was geregistreerd en er geen verdere noodzaak was voor de gevraagde verklaring. De beschikking werd openbaar uitgesproken door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, in aanwezigheid van de griffier.