Uitspraak
Vonnis van dit Gerecht
[verdachte],
- de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen pakketten inhoudende verdovende middelen;
- de teruggave van de in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte.
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In de strafzaak tegen de verdachte, geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] en wonende in Aruba, heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 8 mei 2020 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van de uitvoer van 736,5 gram cocaïne in de periode van 1 augustus 2019 tot en met 14 oktober 2019. De officier van justitie, mr. W.V. Gerretschen, eiste een gevangenisstraf van 23 maanden, maar de verdediging, vertegenwoordigd door mr. D.G. Illes, pleitte voor vrijspraak.
Tijdens de openbare terechtzitting op 17 april 2020 werd het bewijs tegen de verdachte besproken. De medeverdachte [medeverdachte 1] verklaarde dat hij door de verdachte was benaderd om verdovende middelen naar Nederland te smokkelen. Echter, de verdachte ontkende deze betrokkenheid en beriep zich op zijn zwijgrecht. Het Gerecht concludeerde dat de verklaring van de medeverdachte niet voldoende steunbewijs had, en dat er geen ander objectief bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte te bevestigen.
Het Gerecht oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren aan de ten laste gelegde feiten. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen. Daarnaast werd besloten tot teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte, waaronder bankbiljetten en een mobiele telefoon. Dit vonnis werd uitgesproken door rechter mr. S. Verheijen, bijgestaan door mw. L.H. Hoogenbergen, op 8 mei 2020.