ECLI:NL:OGEAA:2020:209

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
8 mei 2020
Publicatiedatum
27 mei 2020
Zaaknummer
53 van 2020
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in Arubaanse cocaïnezaak wegens onvoldoende bewijs

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] en wonende in Aruba, heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 8 mei 2020 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van de uitvoer van 736,5 gram cocaïne in de periode van 1 augustus 2019 tot en met 14 oktober 2019. De officier van justitie, mr. W.V. Gerretschen, eiste een gevangenisstraf van 23 maanden, maar de verdediging, vertegenwoordigd door mr. D.G. Illes, pleitte voor vrijspraak.

Tijdens de openbare terechtzitting op 17 april 2020 werd het bewijs tegen de verdachte besproken. De medeverdachte [medeverdachte 1] verklaarde dat hij door de verdachte was benaderd om verdovende middelen naar Nederland te smokkelen. Echter, de verdachte ontkende deze betrokkenheid en beriep zich op zijn zwijgrecht. Het Gerecht concludeerde dat de verklaring van de medeverdachte niet voldoende steunbewijs had, en dat er geen ander objectief bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte te bevestigen.

Het Gerecht oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren aan de ten laste gelegde feiten. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen. Daarnaast werd besloten tot teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte, waaronder bankbiljetten en een mobiele telefoon. Dit vonnis werd uitgesproken door rechter mr. S. Verheijen, bijgestaan door mw. L.H. Hoogenbergen, op 8 mei 2020.

Uitspraak

Parketnummer: P-2019/16890
Zaaknummer: 53 van 2020
Uitspraak: 8 mei 2020 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats],
wonende in Aruba, [woonadres].
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 17 april 2020. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. D.G. Illes, advocaat in Aruba.
De officier van justitie, mr. W.V. Gerretschen, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drieëntwintig [23] maanden met aftrek van voorarrest.
Zijn vordering behelst voorts:
  • de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen pakketten inhoudende verdovende middelen;
  • de teruggave van de in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte.
De raadsman heeft bepleit aan de hand van zijn pleitaantekeningen dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2019 tot en met 14 oktober 2019 in Aruba tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
al dan niet opzettelijk 736,5 gram, althans een hoeveelheid cocaïne,
zijnde cocaïne een stof als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening verdovende middelen of in de regeling Aanwijzing verdovende middelen I,
althans enig zout van cocaïne als vorenbedoeld, heeft uitgevoerd als bedoeld in
artikel 1 lid 3 van de Landsverordening verdovende middelen,
en/of heeft vervoerd en/of in bezit en/of aanwezig heeft gehad;
(artikel 3 van de Landsverordening verdovende middelen jo artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht)
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak
De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij door de verdachte is benaderd met het voorstel om voor het bedrag van € 5000,-, verdovende middelen naar Nederland te smokkelen en dat hij dat, wegens financiële redenen, heeft geaccepteerd. Hij is op 14 oktober 2019 door de medeverdachte [medeverdachte 2], thuis opgehaald in de auto van de moeder van de verdachte. In het huis van de medeverdachte [medeverdachte 2] hebben de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 2] pakketten met cocaïne op zijn dijbenen geplakt. Vervolgens is hij door de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 2] naar het vliegveld gebracht.
De verdachte heeft ontkend betrokken te zijn geweest bij de tenlastegelegde cocaïnesmokkel en heeft zich vervolgens op zijn zwijgrecht beroepen.
Naar het oordeel van het Gerecht bieden het onderzoek ter terechtzitting en het dossier onvoldoende steun voor de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 1] om overtuigend bewezen te achten dat de verdachte de ten laste gelegde cocaïnesmokkel heeft begaan. De verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 1] dat de verdachte hierbij betrokken is geweest, wordt niet ondersteund door enig ander (objectief) steunbewijs. Gelet hierop staat voor het Gerecht niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid vast dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen hem is ten laste gelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
In beslag genomen voorwerpen
Aan de orde zijn voorts de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
Het Gerecht is van oordeel dat zich geen strafvorderlijk belang verzet tegen teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, namelijk 11 bankbiljetten van € 50,-, 1 bankbiljet van € 200,-, 2 bankbiljetten van Afl. 25,-, een portemonnee, een noodpaspoort en een mobiele telefoon van het merk Apple IPhone. Daarom zal daarvan de teruggave aan de verdachte worden gelast.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
gelast de teruggave van de volgende voorwerpen aan de verdachte:
- 11 bankbiljetten van € 50,-;
- 1 bankbiljet van € 200,-;
- 2 bankbiljetten van Afl. 25,-;
- een portemonnee;
- het noodpaspoort van de verdachte;
- een mobiele telefoon van het merk Apple IPhone.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. S. Verheijen, bijgestaan door mw. L.H. Hoogenbergen (zittingsgriffier), en op 8 mei 2020 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.