In deze Arubaanse strafzaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde witwassen van een bedrag van $109.700,-. De zaak vond plaats op 27 februari 2020, waarbij de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. B.M. de Sousa, aanwezig was. De officier van justitie, mr. T. Akkerman, had gevorderd tot bewezenverklaring van het witwassen en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden, alsook verbeurdverklaring van het geldbedrag. De verdachte werd verweten dat hij op 24 augustus 2017 te Aruba een groot geldbedrag had verworven, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geld afkomstig was uit een misdrijf.
Het Gerecht oordeelde dat er geen direct bewijs was voor een concreet gronddelict en dat de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare verklaring had gegeven over de herkomst van het geld. De verdachte had verklaard dat het geld zijn spaargeld betrof en had dit bedrag bij de Douane aangegeven. Ondanks dat de verklaringen van de verdachte op enkele punten tegenstrijdigheden vertoonden, oordeelde het Gerecht dat de verdachte voldoende bewijs had geleverd voor de legale herkomst van het geld.
Het Gerecht concludeerde dat het Openbaar Ministerie had nagelaten nader onderzoek te doen naar de herkomst van het geld, wat leidde tot de vrijspraak van de verdachte. De beslissing van het Gerecht hield in dat het niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld dat het geld van misdrijf afkomstig was, en gelastte de teruggave van het geldbedrag aan de verdachte.