ECLI:NL:OGEAA:2020:190

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 april 2020
Publicatiedatum
11 mei 2020
Zaaknummer
AUA201902120
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering verblijfsvergunning op basis van volksgezondheidsrisico's door hepatitis B

In deze zaak heeft appellant, die lijdt aan hepatitis B, een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning in het kader van gezinshereniging. De aanvraag werd op 2 februari 2018 door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie afgewezen, omdat de Directie Volksgezondheid negatief adviseerde over de aanvraag. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 3 juni 2019 ongegrond verklaard. Appellant heeft vervolgens beroep ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba.

Tijdens de zitting op 13 januari 2020 is alleen de verweerder verschenen, terwijl appellant niet op kwam dagen. De verweerder heeft in zijn verweer benadrukt dat de afwijzing van de verblijfsvergunning is gebaseerd op het advies van de Directie Volksgezondheid, die heeft gesteld dat de toelating van appellant niet in het algemeen belang is vanwege zijn besmettelijke ziekte. Appellant heeft betoogd dat hij niet besmettelijk is, omdat zijn ziekte onder controle is met medicatie, maar het gerecht heeft geoordeeld dat dit niet relevant is voor de toepassing van de wetgeving.

Het gerecht heeft uiteindelijk geoordeeld dat de weigering van de verblijfsvergunning terecht was, omdat de wetgeving vereist dat aan een persoon die lijdt aan een besmettelijke ziekte geen vergunning tot verblijf kan worden verleend. De uitspraak werd gedaan op 6 april 2020, waarbij het beroep van appellant ongegrond werd verklaard.

Uitspraak

itspraak van 6 april 2020
Lar nr. AUA201902120

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Appellant],

wonend in Aruba,
APPELLANT,
gemachtigde: de advocaat mr. M.M. Malmberg,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. G.M.N. Maduro (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 2 februari 2018 heeft verweerder de aanvraag van appellant van 31 mei 2017, voor een eerste verblijfsvergunning in het kader van gezinshereniging, afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft appellant op 14 maart 2018 bezwaar gemaakt.
Bij beslissing van 3 juni 2019 heeft verweerder het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
Tegen deze beslissing op bezwaar heeft appellant op 24 juni 2019 beroep bij dit gerecht ingesteld.
Verweerder heeft op 2 augustus 2019 een verweerschrift ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 januari 2020. Alleen verweerder is verschenen bij de gemachtigde voornoemd. Appellant is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
Verweerder heeft op 14 januari 2020 een akte overgelegd.
Appellant heeft bij akte uitlating van 2 maart 2020 hierop gereageerd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De feiten

1.1
Appellant heeft op 31 mei 2017 een aanvraag ingediend voor een eerste verblijfsvergunning in het kader van gezingshereniging onder garantie van zijn echtgenote.
1.2
Aan appellant is op 27 oktober 2017 een voorlopige toelating tot Aruba verleend, met als voorwaarde dat hij zich binnen 10 dagen na aankomst op Aruba zich bij de Directie Volksgezondheid meldt met medische resultaten en een verklaring van de huisarts ter verkrijging van een verklaring van geen bezwaar.
1.3
Op 30 november 2017 heeft de Directie Volksgezondheid verklaard dat er bezwaren bestaan en dat er negatief wordt geadviseerd op het verzoek om verlening van een verblijfsvergunning aan appellant.
1.4
Bij beschikking van 2 februari 2018 heeft verweerder de aanvraag van appellant, voor een eerste verblijfsvergunning in het kader van gezinshereniging, afgewezen. Verweerder heeft daarbij onder andere het volgende vermeld:
“(…) Volgens de Directie Volksgezondheid (DBZ), komt u niet in aanmerking voor een verklaring van geen bezwaar. (…) Uw toelating om bij uw echtgenote te verblijven is in het algemeen belang ongewenst. (…)”.
1.5
Tegen deze beschikking heeft appellant op 14 maart 2018 bezwaar gemaakt, door indiening van een bezwaarschrift.
1.6
Bij de bestreden beslissing op bezwaar van 3 juni 2019 heeft verweerder het bezwaar van appellant ongegrond verklaard en de beschikking van 2 februari 2018 gehandhaafd. Verweerder heeft daarbij onder andere het volgende vermeld:
“(…)
In de verklaring (medische testen lijst 17-1396) is vermeld dat de Directie Volksgezondheid wel bezwaar heeft en bijgevolg negatief adviseert op uw verzoek ([nummer]). In het bezwaarschrift wordt geageerd met o.a. de stelling dat u bezig bent met een hernieuwd onderzoek bij de huisarts.
De verklaring van de Directie Volksgezondheid is een bevoegdheid van de Directeur van Directie Volksgezondheid. De minister van Justitie, Veiligheid en Integratie dient het advies van de Directie Volksgezondheid op te volgen. Het verlenen van een verblijfsvergunning aan u is in strijd met de openbare orde en het algemeen belang. De verklaring van uw huisarts doet het advies van de Directie Volksgezondheid niet teniet.”
De standpunten van partijen
2.1
Appellant kan zich niet verenigen met de afwijzing van zijn vergunning tot verblijf in het kader van gezinshereniging, en heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat hij niet lijdt aan een besmettelijke ziekte, nu volgens de schriftelijke verklaring van 18 juni 2019 van de Internist/Infectioloog, G. Rodenburg, bij appellant geen sprake is van een actieve hepatitis B, omdat de ziekte goed gecontroleerd is met de huidige medicatie. Derhalve is hij niet besmettelijk. Aldus appellant
2.2
Verweerder heeft aan de afwijzing van de vergunning aan appellant ten grondslag gelegd, dat hij voorafgaande aan het al dan niet verlenen van een vergunning steeds het advies van de Directie Volksgezondheid volgt. Dit advies van de Directie Volksgezondheid zal negatief luiden als er sprake is van gevaar voor de volksgezondheid in Aruba, en de toelating van een toelatingsplichtige persoon, die aan een besmettelijke ziekte lijdt, niet in het algemeen belang van Aruba noch in het belang van de volksgezondheid is. De mening van een andere arts wijzigt het advies van Directie Volksgezondheid niet. In casu is niet gebleken dat appellant niet lijdt aan een besmettelijke ziekte, als bedoeld in artikel 4 van de Lbz. De Directie Volksgezondheid heeft geen verklaring van geen bezwaar afgegeven, en heeft negatief geadviseerd op het verzoek van appellant. Het verzoek van appellant is met toepassing van het bepaalde in artikel 9, eerste lid en onder sub a van de Ltu, afgewezen.
Het wettelijk kader
3.1
Op grond van artikel 23, eerste lid, van de Lar kan degene die rechtstreeks in zijn belang is getroffen door een op een bezwaarschrift genomen beslissing daartegen beroep instellen bij het Gerecht.
3.2
Ingevolge artikel 7, eerste lid van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) wordt een vergunning tot tijdelijk verblijf verleend door of namens de minister, belast met vreemdelingen- en integratiebeleid.
Voor zover hier van belang worden, ingevolge het vierde lid, bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, voorschriften gesteld, waaraan met het oog op de openbare orde, de veiligheid, de volksgezondheid, moet zijn voldaan, alvorens aan een verzoeker een vergunning kan worden verleend.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Ltu kan door of namens de minister, belast met vreemdelingenzaken, een verzoek om verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf, worden geweigerd in verband met de openbare orde of het algemeen belang, waartoe ook de bescherming van de volksgezondheid en de arbeidsmarkt wordt gerekend te behoren.
3.3
Ingevolge artikel 14, eerste lid, van het Toelatingsbesluit, wordt bij regeling van de minister bepaald, welke gegevens en bescheiden een toelatingsplichtige bij het indienen van een verzoek om toelating op grond van een vergunning tot tijdelijk verblijf dient over te leggen.
Ingevolge het tweede lid, wordt geen vergunning verleend aan degene, ten aanzien van wie niet is gebleken, dat hij niet lijdt aan een besmettelijke ziekte als bedoeld in artikel 4, eerste of tweede lid, van de Landsverordening besmettelijke ziekte.
3.4
Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Landsverordening besmettelijke ziekten (Lbz) in samenhang met het Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van 3 maart 2008, ter uitvoering van voornoemd artikel 4 (AB2008 no. 18) is virale hepatitis een ziekte waarop de algemene bepalingen van de Lbz wordt toegepast.
3.5
Het beleid van verweerder ter zake de voorwaarden en voorschriften volksgezondheid, zoals neergelegd in het Toelatingshandboek 2018, onder paragraaf C. Algemene voorschriften en voorwaarden, pagina 14 luidt - voor zover hier van belang - als volgt:
“(…) C.8 Gezondheid Toelating vindt plaats onder voorwaarde dat de resultaten van het medisch onderzoek dat plaatsvindt op Aruba na binnenkomst, in orde zijn. Dit betekent dat de vergunningsplichtige persoon geen chronische - of besmettelijke ziekten mag hebben. De vergunningsplichtige dient zich binnen 30 dagen na binnenkomst op Aruba, te melden bij een erkende en als zodanig ingeschreven huisarts. De arts zal alsdan de benodigde medische testen voorschrijven, waarna de vergunningsplichtige na aflegging daarvan en na verkregen resultaten van de huisarts, de resultaten van het medisch onderzoek - tezamen met de originele VTA met dagstempel binnenkomst - overhandigen aan de Directie Volksgezondheid (DVG). De Directie Volksgezondheid zal op een vertrouwelijke wijze de resultaten van het onderzoek aan de DIMAS doen toekomen. (…)”
De beoordeling
4.1
Uit voornoemde bepalingen vloeit voort dat aan een vergunningsplichtige persoon, die lijdt aan een van de vormen van virale hepatitis, zoals hepatitis B, geen vergunning tot (tijdelijk) verblijf wordt verleend.
4.2
In dit geval is niet in geschil dat appellant aan hepatitis B lijdt. Dat hij zijn besmettelijke en chronische ziekte met medicatie onder controle heeft, is bij de toepassing van voornoemde bepalingen niet relevant. Naar het oordeel van het gerecht heeft verweerder terecht met toepassing van bovenstaande bepalingen en mede naar aanleiding van de verklaring van bezwaar van de Directie Volksgezondheid, het verzoek om verlening van een verblijfsvergunning geweigerd.
4.3
Het bovenstaande leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en wordt geacht in het openbaar te zijn uitgesproken op 6 april 2020 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.