3.3Appellanten kunnen zich niet verenigen met de afwijzende beslissing op bezwaar, en hebben zich daarbij ten eerste op het standpunt gesteld dat de bestreden beslissing is genomen in strijd met het verbod op dubbel mandaat, dat alhier geldt sinds de uitspraak van dit gerecht van 16 februari 2011 (LAR nr. 1940 van 2010).
Appellanten hebben zich verder op het standpunt gesteld dat de bestreden beslissing op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen, niet wordt gedragen door de daaraan gegeven motivering en enige deugdelijke belangenafweging ontbeert. Zij concluderen tot gegrondverklaring van hun beroep, vernietiging van de bestreden beslissing en tot het gelasten van verweerder om binnen twee weken na deze uitspraak, een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen, inhoudende dat alsnog aan de echtgenote een verblijfsvergunning wordt verleend.
Daartoe hebben zij betoogd dat verweerder bij het nemen van de bestreden beslissing geen rekening heeft gehouden met het feit dat er in dit geval sprake is van een uitzonderingsgeval zoals opgenomen in het beleid dat vanaf 12 december 2017 door verweerder wordt gevoerd. De vereiste van drie vergunningen en drie jaar onafgebroken als ingezetene ingeschreven staan in het Bevolkingsregister geldt in dit geval niet, omdat de man als investeerder moet worden aangemerkt, nu hij beschikt over 40% van de aandelen in de VBA [naam vennootschap], en hij beschikt over een geldige vergunning. Dit had ertoe moeten leiden dat de afwijzende beschikking had moeten worden herzien, nu de echtgenote in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning omdat zij bijdraagt aan de Arubaanse economie en geen druk legt op de Arubaanse arbeidsmarkt, aldus appellanten.
Tot slot voeren appellanten aan dat de bestreden beslissing inbreuk maakt op het in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) neergelegde recht op gezinsleven. Er bestaan onoverkomelijke belemmeringen voor appellanten om in Venezuela te gaan wonen gezien de huidige veiligheidssituatie en de humanitaire crisis aldaar. Indien de echtgenote Aruba zou moeten verlaten, zal er geen sprake meer zijn van enig gezinsleven, nu de man Aruba thans niet kan verlaten om naar Venezuela te gaan om de echtgenote aldaar te gaan bezoeken. Dit los van het feit dat verweerder een relatie op afstand niet van appellanten zou mogen verwachten. Aldus nog steeds appellanten.
4. Wat betreft de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar van de man, overweegt het gerecht als volgt. Volgens vaste rechtspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (onder meer de uitspraak van 30 mei 2005, ECLI:NL:OGHAA:2005:BF7470,) is bij de beschikking om een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen of te weigeren, slechts het belang van de aanvragende vreemdeling rechtstreeks betrokken. Het gaat in dit geval om een vergunningsaanvraag voor de echtgenote. Zij is dan ook de aanvragende vreemdeling. Gelet hierop is de man bij de beschikking van 23 augustus 2018 geen belanghebbende in de zin van de Lar, en heeft verweerder zijn bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Hieruit volgt dat het beroep van de man ongegrond moet worden verklaard.
5. De echtgenote heeft een beroep gedaan op het beginsel van verbod op dubbel mandaat, dat hier als ongeschreven regel geldt, maar heeft dit beroep niet nader geconcretiseerd en onderbouwd. Voor zover zij heeft beoogd te betogen dat dezelfde functionaris zowel de beschikking als de beslissing op bezwaar heeft genomen, slaagt dat betoog niet, nu de beschikking is genomen namens de minister door een ambtenaar werkzaam bij de DIMAS, de heer [naam ambtenaar], terwijl de beslissing op bezwaar is genomen namens de minister door de directeur van de DIMAS, mevrouw mr. [naam mevrouw]. Anders dan de echtgenote ter zitting heeft betoogd, houdt voornoemd ongeschreven beginsel niet in dat de beslissing op bezwaar uitsluitend door de minister mag worden genomen. Dat zou niet stroken met het bepaalde in artikelen 7 en 9, eerste lid van de Ltu. Voldoende is dat niet dezelfde functionaris beide beslissingen neemt en dat de beslissing op bezwaar wordt genomen door een hoger geplaatste ambtenaar.
6. Het betoog dat er in deze zaak sprake is van een uitzonderingsgeval conform het door verweerder toegepaste beleid, slaagt evenmin. Het gerecht overweegt daartoe als volgt. Uit de overgelegde stukken blijkt dat aan de man vergunningen tot tijdelijk verblijf met verblijfsdoel ‘arbeid in loondienst’, zijn verleend. Aan de man zijn dus geen vergunningen als investeerder of aandeelhouder verleend. De man heeft tegen de verleende vergunningen geen rechtsmiddel aangewend, zodat deze thans rechtens onaantastbaar zijn. Het voorgaande heeft tot gevolg dat er geen sprake is van een uitzonderingsgeval dat maakt dat aan de echtgenote een verblijfsvergunning moet worden verleend voordat de man, zijnde haar garantsteller, drie verblijfsvergunningen heeft gehad.
7. Wat betreft het betoog dat de bestreden beslissing inbreuk maakt op het gezinsleven van appellanten, overweegt het gerecht dat, met de bestreden beslissing de echtgenote geen verblijfstitel wordt ontnomen die haar tot gezinsleven hier in Aruba in staat stelde, zodat van een inmenging in de uitoefening van haar recht op respect voor zulk leven, als bedoeld in artikel 8 van het EVRM, geen sprake is. Evenmin is gebleken van zodanige bijzondere feiten en omstandigheden, dat uit het recht op respect voor gezinsleven een positieve verplichting voortvloeit om ten behoeve van de echtgenote niettemin een verblijfsvergunning te verlenen. De enkele verwijzing naar de algemene situatie in Venezuela is daartoe ontoereikend. Ook dit betoog faalt derhalve.
8. Gelet op het voorgaande is ook het beroep van de echtgenote, ongegrond.
9. Voor een veroordeling in de proceskosten dan wel teruggave van het griffierecht is geen grondslag.