ECLI:NL:OGEAA:2020:187

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 april 2020
Publicatiedatum
11 mei 2020
Zaaknummer
AUA201901565
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van het gerecht in bestuursrechtelijke zaak betreffende bouwvergunning en verkavelingsbeleid

In deze zaak heeft de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Milieu (hierna: appellant) beroep ingesteld tegen een beslissing van verweerder, die betrekking had op een verzoek om bevestiging dat een perceel en een conceptontwerp buiten het bereik van de Landsverordening Ruimtelijke Ontwikkeling (LRO) vallen. Appellant had op 7 augustus 2018 verweerder verzocht om deze bevestiging en om een bouwvergunning voor het conceptontwerp. Na het uitblijven van een beslissing op dit verzoek heeft appellant op 28 november 2018 bezwaar gemaakt. Verweerder heeft op 4 april 2019 gereageerd, maar het gerecht heeft geoordeeld dat deze brief geen op een bezwaarschrift genomen beslissing is zoals bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Hierdoor was het gerecht onbevoegd om kennis te nemen van het beroep dat appellant had ingesteld.

De zitting vond plaats op 2 maart 2020, waar beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden. De rechter heeft overwogen dat de brief van 4 april 2019 niet kan worden aangemerkt als een beslissing op bezwaar, omdat deze brief slechts een reactie was op het verzoek van appellant en geen heroverweging van een eerdere beschikking inhoudt. Dit betekent dat er geen beroep openstond tegen deze brief, waardoor het gerecht niet bevoegd was om het beroep van appellant te behandelen. De rechter heeft de zaak afgesloten door te verklaren zich onbevoegd te verklaren en de griffier op te dragen het beroepschrift door te zenden naar verweerder ter behandeling als bezwaarschrift.

De uitspraak is gedaan door mr. M.E.B. de Haseth op 6 april 2020, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie. Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.

Uitspraak

Uitspraak van 6 april 2020
Lar nr. AUA201901565

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Appellant],

wonend in Aruba,
APPELLANT,
gemachtigde: de advocaat mr. R.J. Kock,
gericht tegen:

de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Milieu,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: dhr. A. Lumenier (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij brief van 7 augustus 2018 heeft appellant verweerder verzocht om:
(1) een bevestiging dat zijn perceel eigendomsgrond gelegen te Matividiri en/of het conceptontwerp buiten het bereik van de Landsverordening Ruimtelijke Ontwikkeling (LRO) vallen en dus ook niet onderworpen zullen zijn aan het gewijzigde verkavelingsbeleid op grond van de LRO;
(2) een bevestiging dat ter zake van het eerste conceptontwerp een bouwvergunning zal worden verleend onder voorwaarde dat aan de wettelijke vereisten van de Bouw- en Woningverordening en het Bouwbesluit is voldaan.
Tegen het uitblijven van een beslissing op dat verzoek heeft appellant op 28 november 2018 bezwaar gemaakt.
Bij brief van 4 april 2019 heeft verweerder appellant te kennen gegeven, als hierna onder 3 vermeld.
Daartegen heeft appellant op 13 mei 2019, aangevuld op 2 juli 2019, beroep ingesteld bij het gerecht.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 maart 2020, alwaar zijn verschenen appellant bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd, en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Lar wordt in deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen verstaan onder beschikking: een op enig rechtsgevolg gericht schriftelijk besluit van een bestuursorgaan.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Lar kan degene die door een beschikking rechtstreeks in zijn belang is getroffen, het bestuursorgaan verzoeken de beschikking in heroverweging te nemen, tenzij deze op bezwaar is genomen.
Ingevolge artikel 23, eerste lid, van de Lar kan degene die rechtsreeks in zijn belang is getroffen door een op een bezwaarschrift genomen beslissing, daartegen beroep instellen bij het gerecht.
2. Het gerecht ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de brief van 4 april 2019 een op een bezwaarschrift genomen beslissing als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Lar behelst en daarmee of daartegen beroep op het gerecht openstaat.
3. In de brief van 4 april 2019 heeft verweerder onder meer het volgende te kennen gegeven:
“(…)
Naar aanleiding van uw schrijven d.d. 7 augustus 2018 betreffende bovengenoemd onderwerp bericht de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Milieu u als volgt.
(…)
Bij bovengenoemd schrijven verzoekt u een schriftelijke bevestiging namens uw client (…) dat het perceel [nummer] en/of het concept ontwerp buiten het bereik van de (…) LRO valt (…)
Met de inwerking treden van de LRO op 7 oktober 2006 (AB 2006, no. 38) is een nieuwe procedure voor verkavelingsplannen van kracht. Ingevolge artikel 32, lid 2, sub a van de LRO is het verkavelen van grond verplicht, alvorens tot bebouwing van gronden met drie of meer gebouwen, niet zijnde bijgebouwen, kan worden overgegaan. Het perceel valt onder de werking van de LRO indien dit wordt verkaveld. Voor de goede orde wordt u bericht dat het Land Aruba reeds sinds 2009 geen medewerking geeft aan verkavelingsplannen voor wonen in de natuurgebieden.
(…)
Daarnaast verzoekt u een schriftelijke bevestiging namens uw cliënt dat een bouwvergunning zal worden verleend voor het conceptontwerp (…)
Het ingediende schetsontwerp door uw cliënt is geen officiële bouwaanvraag. Goedkeuring van een schetsontwerp levert ook geen bouwvergunning op. De procedure van goedkeuring van een schetsontwerp is niet gebaseerd op de Bouw- en Woningverordening (AB 1999 no. GT 9). In de Bouw- en Woningverordening (AB 1999 no. GT 9) is geregeld waaraan de bouwaanvraag moet worden getoetst. Mitsdien is het verzoek niet gedoeld op het uitlokken van een larabele beschikking. (…)
Het perceel [nummer] is conform het nieuwe concept ROP 2019 wederom aangewezen als natuur en landschap gebied. Conform het nieuwe concept ROP 2019 is geen nieuwe bebouwing toegestaan, met uitzondering van gebouwen ten dienste van de te beschermen waarden en dagrecreatieve voorzieningen met lage dichtheden en low impact op de omgeving. Mitsdien zal ook conform het beoogde ROP 2019 het bouwplan van uw cliënt noch het verkavelingsplan van appellant worden goedgekeurd.
(…).”
4. Gegeven deze formulering, is de brief van 4 april 2019 geschreven naar aanleiding van het verzoek van appellant van 7 augustus 2018. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat verweerder daarbij uitdrukkelijk te kennen geeft appellant te berichten naar aanleiding van zijn brief van 7 augustus 2018 en verweerder de twee door appellant bij die brief gedane verzoeken weergeeft en daarop vervolgens een reactie geeft. De brief van 4 april 2019 behelst geen heroverweging van enige beschikking naar aanleiding van het door appellant op 28 november 2018 gemaakte bezwaar. Gelet hierop, is de brief van 4 april 2019 geen op een bezwaarschrift genomen beslissing als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Lar. Dat brengt met zich dat tegen de brief van 4 april 2019 geen beroep openstaat, zodat het gerecht onbevoegd is van het daartegen door appellant ingestelde beroep kennis te nemen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van het beroep;
- draagt de griffier op het beroepschrift door te zenden naar verweerder ter behandeling als
bezwaarschrift.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 april 2020, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.