ECLI:NL:OGEAA:2020:171

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
2 maart 2020
Publicatiedatum
8 mei 2020
Zaaknummer
AUA201903534
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om toekenning van vergoeding en opleggen van dwangsom ex artikel 53 Lar

In deze zaak heeft de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie een verzoek ingediend ex artikel 53 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van het gerecht van 24 juni 2019, waarin het uitblijven van een beschikking op het bezwaar van verzoeker werd vernietigd. Verweerder was verplicht om binnen drie maanden na deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen, maar heeft dit nagelaten. Op 11 oktober 2019 heeft verzoeker het huidige verzoek ingediend om verweerder te verplichten gevolg te geven aan de eerdere uitspraak, met de mogelijkheid van het opleggen van een dwangsom voor iedere dag dat verweerder in gebreke blijft.

De zitting vond plaats op 20 januari 2020, waarbij verzoeker vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde, drs. M.L. Hassell. Verweerder is niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping. Het gerecht heeft overwogen dat de gemachtigde verzuimd heeft een geldige machtiging over te leggen, waaruit blijkt dat hij door verzoeker is gemachtigd om de procedure te starten. De overgelegde machtiging was ongedateerd en de handtekening op de machtiging kwam niet overeen met de handtekening op het paspoort van verzoeker. De gemachtigde erkende ter zitting dat de handtekeningen niet op elkaar leken, maar gaf aan dat verzoeker altijd zo tekent.

Het gerecht heeft geconcludeerd dat de machtiging niet geldig is en dat verzoeker niet kan worden geacht de gemachtigde te hebben gemachtigd om de procedure te starten. Hierdoor is het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Soffers op 2 maart 2020, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Uitspraak van 2 maart 2020
Lar nr. AUA201903534

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek ex artikel 53 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoeker],

wonende in Aruba,
VERZOEKER,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
gericht tegen:

de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie,

zetelende in Aruba,
VERWEERDER.

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak van dit gerecht van 24 juni 2019 (LAR AUA201900144) is onder andere het met een afwijzende beschikking gelijkgestelde uitblijven van een beschikking op het gemaakte bezwaar vernietigd, en is bepaald dat verweerder binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van deze uitspraak een nieuwe beslissing dient te nemen op het bezwaar van verzoeker.
Op 11 oktober 2019 heeft verzoeker onderhavig verzoek ex artikel 53 van de Lar ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 januari 2020, alwaar is verschenen verzoeker bij zijn gemachtigde voornoemd. Verweerder is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Ingevolge artikel 53, eerste lid, van de Lar kan, indien het bestuursorgaan niet binnen de daarvoor gestelde termijn voldoet aan artikel 51, de wederpartij bij het gerecht een verzoek indienen tot toekenning van een vergoeding ten laste van het Land dan wel een verzoek om het bestuursorgaan te verplichten alsnog gevolg te geven aan de uitspraak. Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, kan bij de beslissing op dit verzoek worden bepaald dat het bestuursorgaan aan de wederpartij een dwangsom verbeurt voor iedere dag dat het in gebreke blijft aan de beslissing te voldoen.
2. Het verzoek strekt ertoe om verweerder door middel van het opleggen van een dwangsom overeenkomstig artikel 53, tweede lid, van de Lar te verplichten gevolg te geven aan de uitspraak van 24 juni 2019.
3. Conform artikel 13, tweede lid, van de Lar wordt een machtiging overgelegd, indien de indiening door een gemachtigde die niet als advocaat is ingeschreven bij het Hof geschiedt.
4. Bij het verzoekschrift van 11 oktober 2019 heeft gemachtigde verzuimd een machtiging te overleggen waaruit blijkt dat hij door verzoeker is gemachtigd onderhavige procedure te starten. Op 25 november 2019 is gemachtigde verzocht dit verzuim te herstellen en een machtiging toe te sturen met een kopie van het paspoort van verzoeker. Vervolgens heeft de gemachtigde een kopie van een ongedateerde machtiging en een kopie van het paspoort van verzoeker bij het gerecht ingediend. Het gerecht heeft vastgesteld dat de handtekening van de machtiging en de handtekening op het paspoort van verzoeker in het geheel geen overeenkomsten vertonen. De gemachtigde heeft ter zitting desgevraagd erkend dat de handtekeningen niet op elkaar lijken. Hij geeft als verklaring voor de verschillende handtekeningen dat verzoeker altijd zo tekent en verwijst hierbij naar de reeds in de andere procedures overgelegde machtigingen.
5. Het gerecht overweegt dat met de door gemachtigde overgelegde machtiging niet kan worden vastgesteld dat hij door verzoeker is gemachtigd onderhavige procedure te starten. Niet kan worden vastgesteld dat de ongedateerde machtiging is ondertekend door verzoeker omdat de handtekening op de machtiging niet overeenkomt met de handtekening op verzoekers paspoort. De door de gemachtigde gegeven verklaring voor de discrepantie dat verzoeker altijd zo ondertekent, is niet afdoende. Immers op het paspoort dat is afgegeven op 9 september 2019 heeft verzoeker een geheel andere handtekening geplaatst. Evenmin is het gerecht gehouden de machtiging te vergelijken met andere machtigingen die door verzoeker zouden zijn afgegeven in voorgaande procedures. Aan de overgelegde machtiging kan derhalve niet de waarde worden toegekend, die gemachtigde daaraan wenst te ontlenen.
6. Het verzoek is niet-ontvankelijk.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. M. Soffers, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 maart 2020 in aanwezigheid van de griffier.