Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
[Verzoeker 1], geboren op [geboortedatum] 1958 (verzoeker 1)
[de minderjarige],(verzoekster 2)
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Op 7 mei 2020 heeft de voorzieningenrechter van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van asielaanvragen van vier Afghaanse verzoekers. De verzoekers, bestaande uit een gezin, hadden asiel aangevraagd op basis van gegronde vrees voor vervolging in Afghanistan. De voorzieningenrechter oordeelde dat de verweerder, de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, voldoende gemotiveerd had dat de verzoekers niet aannemelijk konden maken dat zij daadwerkelijk gegronde vrees voor vervolging hadden. De verzoekers waren van mening dat de onmiddellijke uitvoering van het afwijzende asielbesluit hen onevenredig nadeel zou toebrengen, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de afwijzing van de asielaanvragen naar alle waarschijnlijkheid in bezwaar in stand zou blijven. De voorzieningenrechter wees de verzoeken af en concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.