ECLI:NL:OGEAA:2020:161

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
29 april 2020
Publicatiedatum
7 mei 2020
Zaaknummer
AUA201900727
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van een nalatenschap met betrekking tot onroerend goed in Aruba

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, betreft het een verzoek tot verdeling van de nalatenschap van wijlen [Naam] (senior), die op 1 mei 2006 is overleden. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. C. Helen Lejuez, verzoekt het Gerecht om een vonnis dat partijen beveelt om over te gaan tot de verdeling van een onverdeeld gebleven perceel eigendomsgrond van 608 m2, gelegen in Aruba. De gedaagden, vertegenwoordigd door de advocaten mr. E.H.J. Martis en mr. M.H.J. Kock, verzetten zich tegen het verzoek van de eiseres en stellen dat zij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vorderingen.

Het procesverloop omvat verschillende conclusies van antwoord en repliek, waarin de gedaagden hun verweer hebben gevoerd. De rechter heeft vastgesteld dat de eiseres al eerder een bevel tot verdeling heeft verkregen in een eerdere zaak, waardoor haar verzoek tot verdeling van het onroerend goed niet-ontvankelijk wordt verklaard. Echter, de rechter heeft ook geoordeeld dat de eiseres niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het primaire verzoek, maar dat de overige vorderingen van de eiseres wel ontvankelijk zijn.

De rechter heeft besloten dat er een taxateur benoemd moet worden om de actuele waarde van het onroerend goed vast te stellen, aangezien partijen geen overeenstemming hebben bereikt over deze waarde. De zaak is aangehouden in afwachting van de aktes die partijen dienen in te dienen. De uitspraak is gedaan op 29 april 2020 door mr. A.H.M. van de Leur, en de zaak is onder peremptoirstelling verwezen naar een rolzitting voor verdere behandeling.

Uitspraak

Vonnis van 29 april 2020 (bij vervroeging)
Behorend bij A.R. no. AUA201900727
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
[Eiseres],
wonende in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: [eiseres],
gemachtigde: de advocaat mr. C. Helen Lejuez,
tegen:

1.[Gedaagde 1],

hierna ook te noemen: [gedaadge 1];
gemachtigde: de advocaat mr. E.H.J. Martis,
en

2.[Gedaagde 2],

hierna ook te noemen: [gedaagde 2],
gemachtigde: de advocaat mr. M.H.J. Kock,
en

3.[Gedaagde 3],

hierna ook te noemen: [gedaagde 3],
gemachtigde: de advocaat mr. M.H.J. Kock,
allen wonende in Aruba,
gedaagden,
hierna gezamenlijk ook te noemen: [gedaagden].

1.HET PROCESVERLOOP

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-de conclusie van antwoord van [gedaagde 1];
-de conclusie van antwoord van [gedaagde 2] en die van [gedaagde 3], met producties;
-de conclusie van repliek;
-de conclusie van dupliek van [gedaagde 1];
-de conclusie van dupliek van [gedaagde 2], met één productie;
-de conclusie van dupliek van [gedaagde 3];
-de akte uitlating productie van [eiseres].
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1 [
eiseres] verzoekt dat het Gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. partijen beveelt om over te gaan tot het verdelen van het van de nalatenschap van wijlen [Naam] (senior) deeluitmakende onverdeeld gebleven perceel eigendomsgrond groot 608 m2, kadastraal bekend als Land Aruba, Eerste Afdeling Sectie N, perceel nr. 1315 onder C nr. 523/7 en de daarop gebouwde betonstenen opstal gelegen in Aruba in Oranjestad te Flacciusstraat 33 (hierna: het onroerend goed), althans de verdeling vaststelt van het onroerend goed tussen partijen;
b. ten behoeve van die verdeling een onzijdig persoon benoemt die [gedaagden] of een of meerdere van hen zal vertegenwoordigen indien zij of één of meerdere van hen niet meewerkt of meewerken om die verdeling te bewerkstelligen;
c. bepaalt dat indien [gedaagden] of een of meerdere van hen weigeren medewerking te verlenen aan de uit te voeren verdeling dit vonnis in de plaats treedt van voor die verdeling noodzakelijk op te maken akten;
d. bepaalt dat voor de verdeling op te maken akten rechtsgeldig in de daartoe bestemde registers kunnen worden ingeschreven;
e. [gedaagden] veroordeelt in de proceskosten, waaronder begrepen alle met de verdeling van het onroerend goed gemoeid gaande kosten van de notaris.
2.2.1 [
gedaagde 1] voert verweer en concludeert dat [eiseres] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar verzochte, althans tot afwijzing daarvan, kosten rechtens.
2.2.2 [
gedaagde 2] voert verweer en concludeert dat [eiseres] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar verzochte, danwel de verdeling vast te stellen zoals omschreven onder randnummer 4. van zijn conclusie van antwoord.
2.2.3 [
gedaagde 3] voert verweer en concludeert dat [eiseres] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar verzochte, danwel de verdeling vast te stellen zoals omschreven onder randnummer 4. van zijn conclusie van antwoord.
2.3
Voorzover van belang voor de uitspraak worden de vorderingen van [eiseres] en de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1 [
eiseres] zal bij eindvonnis niet-ontvankelijk worden verklaard in het onder a. primair verzochte, nu zij die titel (het bevel tot verdeling van ook het onroerend goed) al (onherroepelijk) heeft verkregen bij vonnis van dit Gerecht van 30 oktober 2013 in de tussen partijen gevoerde zaak onder nummer A.R. no. 2573 van 2011. In zoverre slagen de ontvankelijkheidsverweren van [gedaagden]. Er zijn gronden gesteld noch gebleken waaruit volgt dat [eiseres] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het overige door haar verzochte. Ten aanzien van dat overige worden de ontvankelijkheidsverweren van [gedaagden] daarom verworpen.
3.2
Niet in geschil is tussen partijen dat van de nalatenschap van de in Aruba op 1 mei 2006 overleden wijlen [Naam] (senior) deel uitmaakt het nog onverdeeld gebleven onroerend goed, en dat partijen de enige gerechtigden zijn tot dat onroerend goed, ieder voor ¼ deel. Nu volgens de wet niemand is gehouden om in een onverdeeldheid te blijven, zal het Gerecht de vordering onder a. subsidiair toewijzen, en de verdeling van het onroerend goed tussen partijen vaststellen.
3.3.1
Daartoe zal allereerst een taxateur benoemd moeten worden, die de voor de verdeling en mogelijke door [gedaagde 2] aan de overige erven te betalen vergoeding voor het gebruik van het onroerend goed in aanmerking te nemen actuele vrije marktwaarde van het onroerend goed voor partijen bindend zal moeten vaststellen, nu partijen geen overeenstemming hebben weten te bereiken over die waarde. Hierbij wordt nog overwogen dat gesteld noch is gebleken dat [eiseres] betrokken is geweest of akkoord is gegaan met de onder randnummer 5. van de conclusie van dupliek van [gedaagde 3] omschreven beweerdelijke afspraak tussen [gedaagden].
3.3.2
Partijen kunnen zich bij akte uitlaten over de door het Gerecht te benoemen (rechts)persoon van de deskundige, door opgave in volgorde van voorkeur van drie namen. Het Gerecht zal met die opgaven zoveel als mogelijk rekening houden. Indien een partij één of meerdere bij naam te noemen taxateurs niet benoemd wenst te zien, kan die zich daar ook gemotiveerd over uitlaten. De zaak zal voor dit één en ander onder peremptoirstelling (P-1) worden verwezen naar de in het dictum vermelde rolzitting.
3.4
Eerst bij gelegenheid van dupliek heeft [gedaagde 2] een beroep gedaan op verrekening van Afl. 254.881,-- ter zake van beweerdelijk door hem over de periode 2011 – 2019 uitgevoerd onderhoud en reparatie van en constructie van een bijbouw bij het onroerend goed zoals door hem omschreven onder randnummer 5. van zijn conclusie van dupliek onder overlegging van een wat moet gelden als “specificatie” dienaangaande, die overigens niets vermeld over een bijbouw (hierna: het beroep). Dat door [eiseres] bestreden beroep moet worden gepasseerd of verworpen reeds omdat het naar het oordeel van het Gerecht in strijd met de goede procesorde tardief is opgeworpen. Het beroep gaat immers ook [gedaagde 1] en [gedaagde 3] aan, terwijl die daarop - anders dan [eiseres] - niet meer hebben kunnen reageren. Daar komt bovendien bij dat het beroep faalt omdat het is gespeend van een behoorlijke verificatoire onderbouwing met bijvoorbeeld door [gedaagde 2] betaalde rekeningen voor materiaal en werklieden en een bouwtekening ter zake van de beweerdelijke bijbouw. Daar komt in dat licht bij dat de gegrondheid van het beroep niet op eenvoudige wijze valt vast te stellen, zodat het op de voet van artikel 6:136 BW niet in de weg kan staan aan of niet zal worden betrokken in de door het Gerecht vast te stellen verdeling van het onroerend goed. Indien [gedaagde 2] meent dat hij een vordering heeft op de overige erven zoals door hem gesteld, zal hij die in een andere door hem aanhangig te maken procedure (wellicht op grond van ongerechtvaardigde verrijking) beter onderbouwd ter beoordeling moeten voorleggen aan het Gerecht.
3.5
In afwachting van de door partijen te nemen aktes, zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-stelt partijen in de gelegenheid om zich bij akte uit te laten over hetgeen zij zich blijkens rechtsoverweging 3.3.2 dienen uit te laten, en verwijst de zaak daartoe onder peremptoirstelling
(P-1)naar de rolzitting van
woensdag 27 mei 2020;
-houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 29 april 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.