ECLI:NL:OGEAA:2020:154

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
3 februari 2020
Publicatiedatum
4 mei 2020
Zaaknummer
AUA201902584
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake tijdelijke verblijfsvergunning en teruggave griffierecht

In deze zaak heeft de appellant, wonend in Aruba, beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om een tijdelijke verblijfsvergunning door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie. De afwijzing vond plaats op 16 april 2019, waarna de appellant op 10 mei 2019 bezwaar heeft gemaakt. Het uitblijven van een beslissing op dit bezwaar leidde tot het indienen van een beroep op 5 augustus 2019. De verweerder heeft echter op 8 oktober 2019 alsnog beslist op het bezwaar en dit ongegrond verklaard, waardoor de afwijzing van 16 april 2019 werd gehandhaafd.

Tijdens de rolzitting op 2 december 2019 heeft de appellant aangegeven dat hij het beroep enkel wenst te handhaven om in aanmerking te komen voor teruggave van het door hem betaalde griffierecht en vergoeding van proceskosten. De rechter heeft geoordeeld dat er onder deze omstandigheden geen belang bestaat bij het beoordelen van het uitblijven van een beschikking op het bezwaar. De rechter heeft het beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaard, omdat de bestreden fictieve afwijzende beschikking niet ten voordele van de appellant is ingetrokken of gewijzigd.

De uitspraak is gedaan door mr. M.E.B. de Haseth op 3 februari 2020. De rechter heeft de appellant en de verweerder geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, waarbij een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd is.

Uitspraak

Uitspraak van 3 februari 2020
Lar nr. AUA201902584
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[appellant],
wonend in Aruba,
APPELLANT,
gemachtigde: mr. D.G. Kock,
gericht tegen:
de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J. Paula (Dimas).

1.PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 16 april 2019 heeft verweerder het verzoek van appellant om verlening van een tijdelijke verblijfsvergunning afgewezen.
Op 10 mei 2019 heeft appellant daartegen bezwaar gemaakt.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar heeft appellant op 5 augustus 2019 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Op 10 oktober 2019 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
In het verweerschrift heeft verweerder te kennen gegeven dat hij bij beschikking van 8 oktober 2019 alsnog heeft beslist op het door appellant gemaakte bezwaar. Daarbij heeft hij dat bezwaar ongegrond verklaard en de afwijzing van 16 april 2019 gehandhaafd. Een afschrift van deze beschikking is bij het verweerschrift gevoegd.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft appellant op de rolzitting van 2 december 2019 te kennen gegeven dat hij het voorliggende beroep slechts wenst te handhaven om in aanmerking te komen voor teruggave van het door hem betaalde griffierecht en vergoeding van proceskosten. Onder deze omstandigheden bestaat evenwel geen belang bij het beoordelen van het met een afwijzende beschikking gelijkgestelde uitblijven van een beschikking op het bezwaar van appellant gericht tegen de beschikking van 16 april 2019.
2.3
Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.4
Nu verweerder de bestreden fictieve afwijzende beschikking niet ten voordele van appellant heeft ingetrokken dan wel gewijzigd, bestaat geen aanleiding voor teruggave van het griffierecht, zoals door appellant verzocht (artikel 30, tweede lid, van de Lar).

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag 3 februari 2020, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.
Rechter: mr. M.E.B. de Haseth