ECLI:NL:OGEAA:2020:152

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
3 februari 2020
Publicatiedatum
4 mei 2020
Zaaknummer
AUA201901757
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen landsbesluit inzake schaarstetoelage en ambtelijke overplaatsing

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 3 februari 2020 uitspraak gedaan over een bezwaar van klaagster, de Gouverneur van Aruba, tegen een landsbesluit van 13 maart 2019. Dit landsbesluit betrof de overplaatsing van klaagster van de Directie Financiën naar de Dienst Openbare Werken, en de ontheffing uit haar functie als chef crediteurenadministratie. Klaagster heeft op 27 mei 2019 bezwaar gemaakt tegen dit besluit, waarbij zij betoogde dat het besluit ten onrechte geen schaarstetoelage toekende. Het gerecht heeft vastgesteld dat het bezwaar ontvankelijk was, omdat klaagster het bestreden besluit op 29 april 2019 had ontvangen en binnen de wettelijke termijn van dertig dagen bezwaar had gemaakt.

Het gerecht heeft vervolgens overwogen dat de bevoegdheid om een schaarstetoelage toe te kennen niet bij de verweerder ligt, maar bij de betrokken minister. Dit betekent dat het verzoek om toekenning van de schaarstetoelage niet aan de orde was in deze procedure. Klaagster had ook een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel, maar het gerecht oordeelde dat het bestreden landsbesluit geen afwijzing van een verzoek om toekenning van een schaarstetoelage inhield. De slotsom was dat het bezwaar ongegrond werd verklaard, en er waren geen gronden voor een proceskostenveroordeling.

De rechter heeft de partijen geïnformeerd over de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken, met inachtneming van de gestelde termijnen voor het indienen van het hoger beroep.

Uitspraak

Uitspraak van 3 februari 2020
Gaza nr. AUA201901757

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[klaagster],

wonend te Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. M.P. Jansen (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 13 maart 2019, no. 13, heeft verweerder klaagster met ingang van 1 januari 2019:
1. overgeplaatst van de Directie Financiën (DF) naar de Dienst Openbare Werken (DOW);
2. ontheven uit de functie van chef crediteurenadministratie bij de DF en geplaatst in de functie van chef interne controle & administratieve organisatie bij de DOW.
Tegen dit landsbesluit (hierna: het bestreden landsbesluit) heeft klaagster op 27 mei 2019 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Verweerder heeft op 25 november 2019 stukken ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter terechtzitting behandeld op 2 december 2019. Klaagster is verschenen bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken.
Het derde lid van dit artikel bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.
2. Klaagster heeft het bezwaarschrift na het verstrijken van de in artikel 41, eerste lid, van de La gestelde termijn ingediend. Uit de stukken blijkt dat klaagster het bestreden landsbesluit op 29 april 2019 heeft ontvangen. Dit betekent dat het bezwaar is ingediend binnen de in artikel 41, derde lid, van de La gestelde termijn. Het bezwaar is ontvankelijk.
3. Ingevolge artikel 25, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) kan de betrokken minister aan de ambtenaar, aan wie zodanige eisen gesteld worden dat zijn positie of taak een bijzonder karakter draagt, een in ieder bijzonder geval vast te stellen toelage toekennen.
4. Klaagster betoogt dat het bestreden landsbesluit ten onrechte niet voorziet in de toekenning van een schaarstetoelage. In dit verband doet klaagster ook een beroep op het vertrouwensbeginsel. Daartoe betoogt klaagster dat de directeur van de DOW haar een toezegging heeft gedaan dat zij na plaatsing in de nieuwe functie schaarstetoelage zou blijven ontvangen.
5. Het gerecht stelt vast dat het bestreden landsbesluit geen afwijzing behelst van een verzoek om toekenning van een schaarstetoelage. De grondslag voor toekenning van een schaarstetoelage is gelegen in artikel 25 van de Lma. Uit het eerste lid van dit artikel vloeit voort dat de bevoegdheid tot toekenning van die toelage niet berust bij verweerder (door middel van vaststelling van een daartoe strekkend landsbesluit) maar bij de betrokken minister (door middel van vaststelling van een daartoe strekkende ministeriële beschikking). Dit brengt met zich dat de schaarstetoelage waarop klaagster stelt recht te hebben, geen voorwerp van dit geding uitmaakt. Het betoog faalt reeds om deze reden (vergelijk de uitspraken van dit gerecht van 10 maart 2014, GAZA nr. 2752 van 2013 en van 13 oktober 2014, GAZA nr. 2765 van 2013).
6. De slotsom is dat het bezwaar ongegrond is.
7. Voor een proceskostenveroordeling zijn geen gronden aanwezig.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in ambtenarenzaken, en in het openbaar uitgesproken ter zitting van maandag, 3 februari 2020, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.