In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 3 februari 2020 uitspraak gedaan over een bezwaar van klaagster, de Gouverneur van Aruba, tegen een landsbesluit van 13 maart 2019. Dit landsbesluit betrof de overplaatsing van klaagster van de Directie Financiën naar de Dienst Openbare Werken, en de ontheffing uit haar functie als chef crediteurenadministratie. Klaagster heeft op 27 mei 2019 bezwaar gemaakt tegen dit besluit, waarbij zij betoogde dat het besluit ten onrechte geen schaarstetoelage toekende. Het gerecht heeft vastgesteld dat het bezwaar ontvankelijk was, omdat klaagster het bestreden besluit op 29 april 2019 had ontvangen en binnen de wettelijke termijn van dertig dagen bezwaar had gemaakt.
Het gerecht heeft vervolgens overwogen dat de bevoegdheid om een schaarstetoelage toe te kennen niet bij de verweerder ligt, maar bij de betrokken minister. Dit betekent dat het verzoek om toekenning van de schaarstetoelage niet aan de orde was in deze procedure. Klaagster had ook een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel, maar het gerecht oordeelde dat het bestreden landsbesluit geen afwijzing van een verzoek om toekenning van een schaarstetoelage inhield. De slotsom was dat het bezwaar ongegrond werd verklaard, en er waren geen gronden voor een proceskostenveroordeling.
De rechter heeft de partijen geïnformeerd over de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken, met inachtneming van de gestelde termijnen voor het indienen van het hoger beroep.