ECLI:NL:OGEAA:2020:145

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
21 april 2020
Publicatiedatum
30 april 2020
Zaaknummer
AUA202000881
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van gezinsvoogdij en bescherming

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 21 april 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de voorlopige ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2004. De Voogdijraad had verzocht om de minderjarige voorlopig onder toezicht te stellen, nadat er zorgen waren gerezen over haar welzijn. De minderjarige was op 13 maart 2020 geplaatst in het Orthopedagogisch Centrum (OC) na een melding van school over emotionele onrust en fysieke mishandeling. De ouders van de minderjarige zijn gescheiden, en de moeder heeft het gezag over de minderjarige. Tijdens de zitting werd duidelijk dat er problemen waren in de thuissituatie, met veel ruzies en een onveilige omgeving voor de minderjarige. De vader verzette zich tegen de uithuisplaatsing, maar het gerecht oordeelde dat de situatie van de minderjarige acuut en zorgwekkend was. De rechter bevestigde de eerdere mondelinge beslissing om de minderjarige voorlopig onder toezicht te stellen en benoemde een gezinsvoogdes. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking van 21 april 2020
behorend bij AUA202000881
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van:
DE VOOGDIJRAAD,
kantoorhoudend in Aruba,
VERZOEKER,
vertegenwoordigd.
om voorlopige ondertoezichtstelling van:
[Naam minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2004 in Aruba,
de minderjarige,
Belanghebbenden:
[Naam belanghebbende I], de moeder,
[Naam belanghebbende II], de vader,
[Naam gezinsvoogdes],de voorgestelde gezinsvoogdes.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit het proces-verbaal van de mondelinge beslissing van het gerecht van 12 maart 2020, waarbij de minderjarige voorlopig onder toezicht is gesteld en is bepaald dat de ouders en de minderjarige in de gelegenheid zullen worden gesteld om hun mening kenbaar te maken.
De ouders zijn heden in persoon gehoord, in aanwezigheid van de raadsonderzoeker [naam medewerker], en de voorgestelde gezinsvoogdes in persoon. De minderjarige is telefonisch gehoord. De Voogdijraad heeft een nader schriftelijk verzoek ingediend.

2.DE FEITEN

2.1
De minderjarige is geboren uit het huwelijk tussen de moeder en de vader. De ouders zijn van elkaar gescheiden.
2.2
Bij beschikking van dit gerecht van 29 oktober 2019 (behorend bij EJ nr. AUA201803457) is bepaald dat de moeder voortaan alleen het gezag over de minderjarige uitoefent.
2.3
De minderjarige is op 13 maart 2020 geplaatst in het Orthopedagogisch Centrum (OC).

3.HET VERZOEK

Verzocht wordt de minderjarige voorlopig onder toezicht te stellen totdat op het verzoek tot ondertoezichtstelling bij gewijsde is beslist, met de plaatsing van de minderjarige in het OC, en met benoeming van mevrouw [naam gezindsvoogdes] als gezinsvoogdes.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het onderhavige verzoek is gegrond op artikel 1:257 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BWA).
Ingevolge artikel 1:254 e.v. BWA kan de rechter, indien een kind zodanig opgroeit dat het met zedelijke of lichamelijke ondergang wordt bedreigd, het kind onder toezicht stellen, met benoeming van een gezinsvoogd en met uithuisplaatsing, indien dit in het belang van de verzorging en opvoeding noodzakelijk is.
Ingevolge artikel 1:257 BWA kan de rechter, hangende het onderzoek, het kind voorlopig onder toezicht stellen.
4.2
Uit voornoemde bepalingen vloeit voort dat de voorlopige maatregel slechts kan worden genomen indien een verzoek of vordering tot ondertoezichtstelling is gedaan, en de uitkomst van het onderzoek niet kan worden afgewacht. Het moet dus gaan om een acute noodsituatie. Ter beoordeling ligt dus thans voor de vraag of het dringend en onverwijld noodzakelijk is de minderjarige, hangende het onderzoek naar de vraag of de ondertoezichtstelling geboden is, voorlopig onder toezicht te stellen en haar te doen opnemen in een inrichting of elders dan in een inrichting.
4.3
Het gerecht overweegt als volgt.
4.3.1
Uit het rapport van 24 maart 2020 van de Voogdijraad kan het volgende worden afgeleid.
De ouders zijn vorig jaar gescheiden en de Voogdijraad is destijds verzocht een milieuonderzoek te doen. Uit dat onderzoek kwamen bezorgdheden over de minderjarige naar voren: zij is gevoelig, emotioneel, snijdt zichzelf, ze heeft geen zelfcontrole, is opstandig en heeft depressie klachten. Er was thuis sprake van veel ruzie en vechtpartijen tussen de minderjarige en haar thans 17-jarige en thans 18-jarige broer. De minderjarige is toen aangemeld voor dagbehandeling bij het OC.
De moeder heeft problemen en praat met veel hulpverleners, maar de hulpverlening verloopt fragmentarisch omdat zij niet begeleidingstrouw is en de opvoedingstips niet omzet in nieuw gedrag. Tussen de ouders bestaan nog forse relatieproblemen en beiden vinden het moeilijk om in het belang van de minderjarige te handelen.
Op 12 maart 2020 is een melding binnen gekomen vanuit school. De minderjarige had op school te kennen gegeven dat ze thuis veel ruzie ervaart en emotionele onrust heeft. Op school hebben ze blauwe plekken op de minderjarige gezien en zij heeft verteld dat ze door haar moeder en broers is geslagen. De minderjarige heeft het gevoel dat ze het op emotioneel vlak niet meer kan volhouden en ze doet zichzelf pijn als ze de controle kwijtraakt.
Gezien de zorgelijke thuissituatie is een voorlopige ondertoezichtstelling verzocht en werd de minderjarige op 13 maart 2020 in het Orthopedagogisch Centrum geplaatst.
De Voogdijraad heeft geconcludeerd dat er bij de minderjarige sprake is van zedelijke en lichamelijke ondergang, nu zij in de thuissituatie niet veilig is, zij een gevaar voor zichzelf vormt, en zij emotioneel en fysiek wordt mishandeld door de moeder en haar broers..
4.3.2
De moeder heeft ter zitting aangegeven dat het een tijdje thuis misging omdat zij en haar gezin bij haar moeder moesten wonen. Niemand had daar een eigen ruimte en dat zorgde voor irritaties en (slaande) ruzies tussen de broers en de minderjarige.
Op 19 februari 2020 zijn ze verhuisd en sindsdien is het weer rustig thuis, aldus de moeder. Volgens de moeder is de minderjarige ongehoorzaam en wil ze haar eigen zin doordrijven. Daardoor ontstaan er ruzies met de broers.
4.3.3
De vader heeft zich ter zitting verzet tegen de verzochte uithuisplaatsing van de minderjarige. Volgens hem is de minderjarige beter af bij de moeder dan elders, omdat de moeder altijd goed heeft gezorgd voor de kinderen en zij, de ouders, thuis weten wat de minderjarige doet, terwijl ze geen idee hebben van wat er in het OC gebeurt.
4.3.4
Heden is het verzoek om de minderjarige onder toezicht te stellen ingediend.
4.4
Het gerecht ziet in hetgeen de ouders ter zitting naar voren hebben gebracht en op hetgeen de minderjarige tijdens het verhoor heeft verteld, geen reden om terug te komen op de beslissing om de minderjarige onmiddellijk, hangende het onderzoek naar de vraag of de ondertoezichtstelling geboden is, voorlopig onder toezicht te stellen, en bevestigt die beslissing.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
bevestigt de op 12 maart 2020 mondeling gegeven beslissing om de minderjarige [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2004 in Aruba, met onmiddellijke ingang en totdat omtrent de ondertoezichtstelling bij gewijsde is beslist, voorlopig onder toezicht te stellen, met bevel om haar gedurende de voorlopige ondertoezichtstelling in het Orthopedagogisch Centrum te plaatsen,
benoemt mevrouw [naam gezinsvoogdes] als gezinsvoogdes.
Deze beschikking is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter, en wordt geacht in het openbaar te zijn uitgesproken op dinsdag 21 april 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.