ECLI:NL:OGEAA:2020:142

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
21 april 2020
Publicatiedatum
30 april 2020
Zaaknummer
AUA201903845
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van kinderalimentatie en partneralimentatie na wijziging van omstandigheden

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 21 april 2020 uitspraak gedaan in een alimentatiezaak tussen een man en een vrouw, die eerder met elkaar getrouwd waren en twee dochters hebben. De man verzocht om wijziging van de eerder vastgestelde partner- en kinderalimentatie, die was vastgesteld in een echtscheidingsconvenant van 14 april 2014. De man stelde dat zijn financiële situatie aanzienlijk was verslechterd na het verlies van zijn baan als directeur van Elmar N.V. en dat hij niet langer in staat was om de overeengekomen alimentatie te betalen. Hij vroeg om de kinderalimentatie te verlagen tot Afl. 375,- per kind per maand en de partneralimentatie op nihil te stellen.

De vrouw voerde verweer en stelde dat de man een aanzienlijke ontslagvergoeding had ontvangen en dat hij meer inkomen had dan hij aangaf. Het Gerecht oordeelde dat er sprake was van een wijziging van omstandigheden, aangezien de man zijn inkomen had zien dalen van Afl. 9.800,- naar Afl. 3.464,- per maand. Het Gerecht stelde vast dat de man in staat moest worden geacht om Afl. 375,- per kind per maand te betalen, met ingang van 1 februari 2020, en dat de partneralimentatie op nihil werd vastgesteld, eveneens met ingang van 1 februari 2020. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten droeg.

De uitspraak benadrukt het belang van de draagkracht van beide ouders bij het vaststellen van alimentatie en de mogelijkheid om alimentatie te wijzigen bij een significante wijziging van omstandigheden. Het Gerecht heeft de alimentatieverplichtingen herzien in het licht van de gewijzigde financiële situatie van de man en de verdiencapaciteit van de vrouw.

Uitspraak

Beschikking van 21 april 2020
behorend bij EJ nr. AUA201903845
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de alimentatiezaak tussen
[verzoeker],
wonende in Aruba,
VERZOEKER , hierna: de man,
gemachtigden: de advocaten mrs. C.B.A. Coffie en J.C.F. Kip,
en
[verweerster],
wonende in Aruba, te [adres],
VERWEERSTER, hierna te noemen de vrouw,
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 5 november 2019;
  • het verweerschrift met een pakket producties;
  • de nadere producties (nummers 13 t/m 19) van de man;
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 14 januari 2020, waar zijn verschenen de man in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigden voornoemd, en de vrouw in persoon;
  • de ter zitting voorgedragen en overgelegde pleitaantekeningen van de man.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Partijen waren met elkaar getrouwd. Binnen hun huwelijk zijn twee dochters geboren, waarvan de oudste, [naam jongmeerderjarige 1], geboren op [geboortedatum], jongmeerderjarig is en de jongste, [naam minderjarige 2], geboren op 3 oktober 2005 in Aruba, thans nog minderjarig is.
2.2
Bij beschikking van dit gerecht van 14 april 2014 (EJ nr. 559 van 2014) is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Het door partijen overeengekomen echtscheidingsconvenant is aan de echtscheidingsbeschikking gehecht, zodat de inhoud daarvan deel uitmaakt van de beschikking.
2.3
Voor zover hier van belang zijn partijen in het convenant overeengekomen dat de man vanaf de achttiende verjaardag van de oudste dochter tot de achttiende verjaardag van de jongste dochter, een partneralimentatie verschuldigd zal zijn van Afl. 1.750,- per maand. Tevens zijn partijen ten aanzien van de dochters overeengekomen dat de man maandelijks en tot hun 21ste jaar met een bedrag van Afl. 1.255,- per kind zal bijdragen in hun kosten van verzorging en opvoeding c.q. kosten van levensonderhoud en studie. Ingevolge het convenant zal de man verder jaarlijks ten behoeve van vakantie voor de dochters een bedrag van Afl. 5.000,- per kind, en voor de vrouw een bedrag van Afl. 3.000,- betalen.
2.4
De man was ten tijde van de echtscheiding directeur van de naamloze vennootschap Elmar N.V.. Uit de door hem overgelegde salarisslips blijkt dat hij als zodanig maandelijks een nettoloon ontving van ± Afl. 9.800,-, exclusief de jaarlijkse vakantie-uitkering, toe(s)lagen en bonussen. In oktober 2018 werd, na een geschil tussen Elmar N.V. en de man, de arbeidsovereenkomst tussen hen beëindigd, onder toekenning aan de man van een vergoeding.
2.5
Vanaf 1 juni 2019 werkt de man als General manager bij het bedrijf dat op naam staat van zijn zus. Uit de door hem overgelegde salarisstroken blijkt dat hij een nettoloon van afgerond Afl. 3.464,- per maand, ontvangt.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1.1
Het verzoek strekt tot wijziging van de bij bovengenoemde beschikking van 14 april 2014 vastgestelde partner- en kinderalimentatie, in die zin dat het door de man te betalen bedrag aan kinderalimentatie zal worden verlaagd tot Afl. 375,- per kind per maand ingaande 1 november 2019, en de partneralimentatie zal worden verlaagd tot nihil.
3.1.2
Daartoe heeft de man aangevoerd dat de alimentatiebijdragen die partijen ten tijde van de echtscheiding zijn overeengekomen waren gebaseerd op het inkomen dat hij toen als directeur verdiende. Daarnaast zijn partijen destijds ook overeengekomen dat de man de hypotheekaflossing ad Afl. 2.545,- per maand voor de woning, die aan de vrouw is toebedeeld, zal betalen. Dit geldt ook als een vorm van alimentatie. Gemiddeld dient de man maandelijks een bedrag van Afl. 7.889,- aan alimentatie te betalen. Nadat hij zijn baan als directeur is kwijtgeraakt heeft hij nog tot en met april 2019 aan zijn alimentatieverplichting kunnen voldoen uit de ontslagvergoeding. Inmiddels is die vergoeding op en is zijn inkomen dusdanig (met 65%) verlaagd, dat het bedrag dat hij maandelijks aan alimentatie zou moeten betalen hoger is dan zijn netto maandloon. Hij kan daarom nog onmogelijk voldoen aan die alimentatieverplichting. Er is, aldus de man, dan ook sprake van een wijziging van omstandigheden, die maken dat de alimentatie-uitkeringen die hij verschuldigd is, niet meer aan de wettelijke maatstaven voldoen.
De man heeft verder aangevoerd, dat rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat de vrouw verdiencapaciteit heeft van minstens Afl. 2.500,- per maand, die zij bewust onbenut laat, en dat zij vermogen heeft, namelijk een woning met een overwaarde die ze kan verkopen, die zij kan aanwenden om in haar eigen levensonderhoud te voorzien.
3.2
De vrouw heeft verweer gevoerd, strekkende tot afwijzing van het verzoek van de man. Daartoe heeft zij – samengevat – aangevoerd dat de man bij zijn ontslag bij Elmar N.V. een aanzienlijk bedrag als vergoeding (gouden handdruk) moet hebben ontvangen, gezien zijn uitgaven zoals blijkt uit de door hem overgelegde bankafschriften, en dat hij thans ook meer inkomen heeft dan wat hij aangeeft.
Wat betreft haar verdiencapaciteit heeft de vrouw aangevoerd, dat zij vóór het huwelijk een goede baan had bij Elmar N.V. en dat partijen in oktober 2004 hadden besloten dat zij zou stoppen met werken, zodat de man daar directeur kon worden. Haar loon bedroeg toen gemiddeld Afl. 7.000,- per maand. Bij de echtscheiding hebben partijen afgesproken dat de man haar dit bedrag aan alimentatie verschuldigd is, omdat zij destijds haar carrière en inkomen voor hem heeft opgeofferd.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het verzoek is gebaseerd op artikel 1:401 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW). Ingevolge die bepaling kan een rechterlijke uitspraak of een overeenkomst betreffende levensonderhoud, bij latere uitspraak worden gewijzigd of ingetrokken, indien zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen. Het voorgaande is niet van toepassing op een verzoek tot wijziging van een termijn die de rechter heeft vastgesteld op grond van artikel 157, of die is opgenomen in een overeenkomst als bedoeld in artikel 158.
Ingevolge het tweede lid kan de termijn die de rechter heeft vastgesteld op grond van artikel 157, derde, vijfde of zesde lid, tweede volzin, of die is opgenomen in een overeenkomst als bedoeld in artikel 158, op verzoek van een van de gewezen echtgenoten worden gewijzigd, in geval van zo ingrijpende wijziging van omstandigheden, dat ongewijzigde handhaving van de termijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet van de verzoeker kan worden gevergd.
4.2
Tussen partijen is niet in geschil dat sprake is van een wijziging van omstandigheden. Deze wijziging van omstandigheden is er in ieder geval in gelegen dat de man in oktober 2018 zijn baan als directeur heeft verloren, waardoor een (aanzienlijke) inkomensdaling heeft plaatsgevonden. Het gerecht zal derhalve - door middel van een herberekening van de door de man te betalen alimentatie en rekening houdende met alle ter zake dienende omstandigheden - beoordelen of sprake is van een zo ingrijpende wijziging van omstandigheden dat de man naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet langer aan het echtscheidingsconvenant kan worden gehouden.
4.3
Bij de beoordeling stelt het gerecht voorop dat ouders verplicht zijn te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige en jongmeerderjarige kinderen. Dit geschiedt naar draagkracht. Bepalend voor de hoogte van de kinderalimentatie zijn de kosten van verzorging en opvoeding van het kind en de draagkracht van zowel de moeder als de vader. Teneinde ieders draagkracht te bepalen, dienen over en weer de netto-inkomens te worden vastgesteld, alsmede de vaste lasten die in redelijkheid voorrang krijgen boven het betalen van kinderalimentatie.
Uitgangspunt is dat het bij de bepaling van de draagkracht van een onderhoudsplichtige niet alleen aankomt op het inkomen dat hij heeft, maar ook op het inkomen dat hij geacht kan worden redelijkerwijs in de naaste toekomst te verwerven.
4.4.1
Bij het vaststellen van de kosten van verzorging en opvoeding hanteert het gerecht als richtsnoer voor kinderen van 12 jaar en ouder, die op Colegio Arubano zitten, een bedrag van Afl. 750,- per maand. In dit bedrag zitten begrepen de noodzakelijke schoolkosten en de kosten aan kleding, recreatie en persoonlijke verzorging. Dit bedrag kan worden verhoogd indien blijkt van bijzondere uitgaven ten behoeve van het kind die niet zijn begrepen in bovengenoemd bedrag. In dit geval is niet gebleken van dergelijke uitgaven, zodat het gerecht de behoefte van de minderjarige dochter zal bepalen op Afl. 750,- per maand.
4.4.2
Het gerecht zal wat betreft de jongmeerderjarige dochter, die in Nederland studeert, aansluiten bij voornoemde richtsnoer voor minderjarige kinderen en de kosten van levensonderhoud en studie van de jongmeerderjarige dochter eveneens bepalen op Afl. 750,- per maand.
4.5.1
Tussen partijen is niet in geschil dat de vrouw al ruim vijftien jaar geen inkomen uit arbeid geniet. Uit de door haar overgelegde salarisstroken blijkt dat zij destijds (in 2004) een bruto-maandloon ontving van Afl. 7.000,-. Volgens de vrouw hadden partijen tijdens hun huwelijk afgesproken dat zij zou stoppen met werken. Wat daar ook van zij, inmiddels zijn partijen ruim vijf jaar gescheiden en heeft de vrouw, naar het oordeel van het gerecht, zich na de echtscheiding onvoldoende ingespannen om haar verdiencapaciteit te benutten. Het gerecht zal er dan ook vanuit gaan dat de vrouw, gelet op haar laatstverdiende loon en haar kansen op de huidige arbeidsmarkt, verdiencapaciteit heeft van netto Afl. 2.500,- per maand.
4.5.2
Wat de lasten betreft houdt het gerecht rekening met een forfaitair bedrag van Afl. 1.400,- voor het eigen levensonderhoud. De vrouw houdt (fictief) over een bedrag van Afl. 1.100,- waarmee zij aan haar onderhoudsplicht jegens de kinderen kan voldoen.
4.6.1
Uit de door de man overgelegde loonstroken blijkt dat hij een gemiddeld netto-maandloon heeft van afgerond Afl. 3.464,-. Dat de man daarnaast nog toe(s)lagen en/of bonussen ontvangt, is niet gebleken. Evenmin is gebleken dat hij andere of meerdere bronnen van inkomsten heeft, zoals de vrouw – zonder nadere feitelijke onderbouwing – heeft gesteld.
4.6.2
Wat betreft de lasten houdt het gerecht rekening met een forfaitair bedrag van Afl. 1.400,- voor het eigen levensonderhoud en Afl. 1.300,- aan huur. De man houdt dan maandelijks over een bedrag van (3.464 – 2.700 =) Afl. 764,-, waarmee hij aan zijn onderhoudsplicht moet voldoen.
4.7.
Gelet op het bovenstaande is er naar het oordeel van het gerecht sprake van een zo ingrijpende wijziging van omstandigheden dat ongewijzigde handhaving van de alimentatieplicht zoals in het convenant opgenomen, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet langer van de man kan worden gevergd.
Nu de kinderalimentatie prioriteit geniet boven de partneralimentatie, zal het gerecht eerst vaststellen wat de man aan kinderalimentatie dient te betalen.
4.8
Gelet op de kosten van verzorging en opvoeding van de dochters enerzijds en de draagkracht van de ouders anderzijds, is het gerecht van oordeel dat de man in staat moet worden geacht om met een bedrag van Afl. 375,- per kind per maand bij te dragen ten behoeve van de kinderen.
Het gerecht zal verder bepalen dat deze bijdrage in zal gaan vanaf de eerste van de maand na de datum van behandeling van deze zaak, derhalve met ingang van 1 februari 2020, nu de vrouw en de jongmeerderjarige dochter vanaf die datum rekening hebben kunnen houden met de vaststelling van de alimentatie.
Nu een bijdrage als de onderhavige van maand tot maand pleegt te worden verbruikt en gelet op de datum van deze uitspraak, zal het gerecht bepalen dat voor zover de man vóór bedoelde datum meer heeft betaald of op hem is verhaald, de bijdrage tot heden wordt gelijkgesteld aan hetgeen door hem meer is betaald of op hem is verhaald.
4.9
Na betaling van de kinderalimentatie houdt de man een bedrag over van Afl. 14,- per maand. Hij heeft dan ook geen draagkracht om nog te kunnen voldoen aan de partneralimentatie zoals in het convenant overeengekomen. De partneralimentatie zal derhalve met ingang van 1 februari 2020 worden vastgesteld op nihil.
Ook hier geldt dat nu een bijdrage als de onderhavige van maand tot maand pleegt te worden verbruikt en gelet op de datum van deze uitspraak, het gerecht zal bepalen dat voor zover de man vóór bedoelde datum meer heeft betaald of op hem is verhaald, de bijdrage tot heden wordt gelijkgesteld aan hetgeen door hem meer is betaald of op hem is verhaald.
4.1
Het gerecht ziet aanleiding om de kosten van deze procedure te compenseren, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
wijzigtde beschikking van dit gerecht van 14 april 2014 (EJ nr. 559 van 2014) in dier voege dat de in de aangehechte echtscheidingsconvenant van 28 februari 2014 vermelde:
a. bijdrage van de man, [verzoeker] in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige dochter, [naam minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in Aruba, met ingang van 1 februari 2020 wordt bepaald op Afl. 375,- per maand, in de toekomst telkens bij vooruitbetaling aan de Voogdijraad te voldoen,
b. bijdrage van de man, [verzoeker] in de kosten van levensonderhoud en studie van de jongmeerderjarige dochter [naam jongmeerderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in Aruba, met ingang van 1 februari 2020 wordt bepaald op Afl. 375,- per maand,
c. uitkering aan de vrouw [verweerster] ten laste van de man, [verzoeker], met ingang van 1 februari 2020 wordt bepaald op nihil,
bepaaltdat voor zover de man vóór 1 februari 2020 meer heeft betaald of op hem is verhaald, de onderhoudsbijdrage tot heden wordt gelijkgesteld aan hetgeen door hem meer is betaald of op hem is verhaald,
verklaartdeze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
compenseertde kosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
wijst afhet anders of meer verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en wordt geacht in het openbaar te zijn uitgesproken ter zitting van dinsdag 21 april 2020 in aanwezigheid van de griffier.