In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 21 april 2020 uitspraak gedaan in een alimentatiezaak tussen een man en een vrouw, die eerder met elkaar getrouwd waren en twee dochters hebben. De man verzocht om wijziging van de eerder vastgestelde partner- en kinderalimentatie, die was vastgesteld in een echtscheidingsconvenant van 14 april 2014. De man stelde dat zijn financiële situatie aanzienlijk was verslechterd na het verlies van zijn baan als directeur van Elmar N.V. en dat hij niet langer in staat was om de overeengekomen alimentatie te betalen. Hij vroeg om de kinderalimentatie te verlagen tot Afl. 375,- per kind per maand en de partneralimentatie op nihil te stellen.
De vrouw voerde verweer en stelde dat de man een aanzienlijke ontslagvergoeding had ontvangen en dat hij meer inkomen had dan hij aangaf. Het Gerecht oordeelde dat er sprake was van een wijziging van omstandigheden, aangezien de man zijn inkomen had zien dalen van Afl. 9.800,- naar Afl. 3.464,- per maand. Het Gerecht stelde vast dat de man in staat moest worden geacht om Afl. 375,- per kind per maand te betalen, met ingang van 1 februari 2020, en dat de partneralimentatie op nihil werd vastgesteld, eveneens met ingang van 1 februari 2020. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten droeg.
De uitspraak benadrukt het belang van de draagkracht van beide ouders bij het vaststellen van alimentatie en de mogelijkheid om alimentatie te wijzigen bij een significante wijziging van omstandigheden. Het Gerecht heeft de alimentatieverplichtingen herzien in het licht van de gewijzigde financiële situatie van de man en de verdiencapaciteit van de vrouw.