ECLI:NL:OGEAA:2020:137

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
22 april 2020
Publicatiedatum
28 april 2020
Zaaknummer
500 van 2019
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksueel misbruik van minderjarige achterkleinkinderen door de verdachte

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats], die thans gedetineerd is in Aruba, heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 22 april 2020 uitspraak gedaan. De zaak betreft de tenlastelegging van ontuchtige handelingen met minderjarigen, gepleegd in de periode van 3 oktober 2013 tot en met 29 augustus 2018. De verdachte is beschuldigd van het opzettelijk plegen van ontuchtige handelingen met zijn achterkleindochters, die op het moment van de feiten nog niet de leeftijd van zestien jaren hadden bereikt. Het onderzoek ter openbare terechtzitting vond plaats op 13 maart 2020 en 1 april 2020, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.M.E. Mohamed.

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte voor de ten laste gelegde feiten zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, met aftrek van voorarrest. De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak, maar het Gerecht heeft geoordeeld dat de verklaringen van de slachtoffers, ondanks de tegenwerpingen van de raadsman, geloofwaardig en consistent zijn. De verklaringen werden ondersteund door getuigenissen van de oppas en de moeder van een van de slachtoffers, die ook gedragsveranderingen bij het slachtoffer had waargenomen.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met zijn achterkleindochters, en heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan een deel voorwaardelijk. De straf is opgelegd met inachtneming van de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van de slachtoffers. Het Gerecht heeft ook rekening gehouden met de leeftijd en gezondheid van de verdachte, en heeft een proeftijd van twee jaar opgelegd om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen.

Uitspraak

Parketnummer: P-2019/08022
Zaaknummer: 500 van 2019
Uitspraak: 22 april 2020 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats],
wonende in Aruba,
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Aruba.
1.Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 13 maart 2020 en 1 april 2020. De verdachte is telkens verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.M.E. Mohamed, advocaat in Aruba.
De officier van justitie, mr. W. Bos, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig (30) maanden, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
2.Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 oktober 2013 tot en met 29 augustus 2018 te Aruba, met [slachtoffer 1], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende hij, een of meer van zijn vingers in de vagina en/of de anus van die [slachtoffer 1] gebracht en/of gehouden en/of zijn tong in de mond van die [slachtoffer 1] geduwd/gedaan en/of gehouden;
(artikel 2:199 van het Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 oktober 2013 tot en met 29 augustus 2018 te Aruba, opzettelijk met [slachtoffer 1], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, door die [slachtoffer 1] een of meermalen (boven en/of onder haar kleding)
aan haar kruis/vagina, borst(en) en/of billen te betasten en/of te voelen;
(artikel 2:202 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2018 tot en met 11 mei 2018 te Aruba, opzettelijk met [slachtoffer 2], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, door die [slachtoffer 2] een of meermalen (boven en/of onder haar kleding)aan haar borsten en/of billen te betasten en/of te voelen;
(artikel 2:202 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht)
3.Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4.Bewezenverklaring
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2 en 3 is ten laste gelegd, met dien verstande dat:
1.
hij op
een ofmeer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 3 oktober 2013 tot en met 29 augustus 2018 te Aruba, met [slachtoffer 1], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende hij, een of meer van zijn vingers in de vagina en
/ofde anus van die [slachtoffer 1] gebracht en
/ofgehouden en
/ofzijn tong in de mond van die [slachtoffer 1] geduwd
/gedaan en/of gehouden;
2.
hij op
een ofmeer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 3 oktober 2013 tot en met 29 augustus 2018 te Aruba, opzettelijk met [slachtoffer 1], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, door die [slachtoffer 1]
een ofmeermalen
(boven en
/ofonder haar kleding
)
aan haar kruis/vagina, borst
(en
)en
/ofbillen te betasten en
/ofte voelen;
3.
hij op
een ofmeer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 maart 2018 tot en met 11 mei 2018 te Aruba, opzettelijk met [slachtoffer 2], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, door die [slachtoffer 2]
een ofmeermalen
(boven
en/of onderhaar kleding)aan haar borsten en
/ofbillen te betasten en
/ofte voelen.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
5.Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door het Gerecht gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.
6.Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten zal worden vrijgesproken. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat de verklaringen van de twee slachtoffers niet gedetailleerd, niet consequent en op punten tegenstrijdig zijn, zodat deze als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt en derhalve niet kunnen bijdragen aan een veroordeling van de verdachte.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Anders dan de raadsman heeft betoogd, is het Gerecht van oordeel dat [slachtoffer 1] ([slachtoffer 1], geboren [geboortedatum]) en ([slachtoffer 2], geboren [geboortedatum]) gedetailleerd en consequent hebben verklaard over de tenlastegelegde handelingen. Beide slachtoffers, die een zeer jeugdige leeftijd hebben, hebben op verschillende momenten, tegenover verschillende personen – de politie, de rechter-commissaris en hun moeders – in essentie steeds dezelfde consistente verklaring over het misbruik afgelegd. Gelet hierop, de mate van gedetailleerdheid en consequentheid in combinatie met de zeer jeugdige leeftijd van de slachtoffers, acht het Gerecht de verklaringen van de slachtoffers geloofwaardig en betrouwbaar.
De volgende vraag die het Gerecht heeft te beantwoorden, is of deze betrouwbare verklaringen van de slachtoffers voldoende steun vinden in ander bewijs. Het Gerecht beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
Allereerst vinden de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] steun in elkaar. Beide slachtoffers bevestigen op punten de verklaring van de ander, te weten waargenomen seksuele handelingen die de verdachte bij de ander heeft verricht.
Voorts worden de verklaringen van beide slachtoffers ondersteund door de verklaring van [oppas] (hierna: [oppas]). [oppas] is de oppas van de slachtoffers. Zij heeft verklaard dat de verdachte elke kans greep om naar de slaapkamer te gaan waar de kinderen zich bevonden. Dat hij daar altijd alleen heen ging en dat zij hem een keer had weggejaagd. Ook heeft zij verklaard dat zij de verdachte in de slaapkamer achter de gordijnen met de kinderen aantrof. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben verklaard dat het misbruik onder meer in de slaapkamer plaatsvond. Tevens heeft [slachtoffer 1] verklaard dat zij zich achter de gordijnen in de slaapkamer omkleedde en dat de verdachte een keer achter die gordijnen kwam.
Verder wordt de verklaring van [slachtoffer 1] ondersteund door de verklaring van haar moeder, [moeder slachtoffer 1], die gedurende de tenlastegelegde periode een gedragsverandering bij [slachtoffer 1] heeft waargenomen. [slachtoffer 1] werd opstandig en is naar een psycholoog gebracht voor behandeling. Het is een feit van algemene bekendheid dat kinderen die worden geconfronteerd met seksueel misbruik daar psychische gevolgen van (kunnen) ondervinden. Voorts heeft de moeder van [slachtoffer 1] verklaard dat [slachtoffer 1] een prikkelend gevoel aan haar vagina had en dat deze pijn deed. De moeder van [slachtoffer 1] heeft ook waargenomen dat de vagina van [slachtoffer 1] rood was. Deze waarnemingen ondersteunen de verklaringen van [slachtoffer 1] over het misbruik. [slachtoffer 1] heeft onder meer verklaard dat de verdachte met zijn vingers in haar vagina ging en dat dat pijn deed omdat de verdachte lange nagels had.
Daarboven hebben zowel [oppas] als de moeder van [slachtoffer 1] verklaard dat de verdachte regelmatig geld gaf aan [slachtoffer 1]. [oppas] heeft daarover verklaard dat ze dat vreemd vond omdat de verdachte zijn andere kleinkinderen geen geld gaf. Deze verklaringen ondersteunen eveneens de verklaring van [slachtoffer 1] dat de verdachte haar geld gaf omdat hij haar seksueel aanraakte.
Gelet op het voorgaande acht het Gerecht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde seksuele misbruik van zijn achterkleindochters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
7.Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1. Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
strafbaar gesteld bij artikel 2:199 van het Wetboek van Strafrecht.
2.Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd
strafbaar gesteld bij artikel 2:202 van het Wetboek van Strafrecht.
3.Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd
strafbaar gesteld bij artikel 2:202 van het Wetboek van Strafrecht
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
8.Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
9.Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het seksueel betasten van zijn twee minderjarige achterkleindochters en het seksueel binnendringen van één van deze achterkleindochters. Dit zijn zeer ernstige feiten. De verdachte heeft ontuchtige handelingen gepleegd met beide minderjarige achterkleindochters. Deze ontuchtige handelingen bestonden uit het betasten van hun borsten, billen dan wel vagina. Daarnaast heeft de verdachte zijn achterkleindochter [slachtoffer 1] seksueel binnengedrongen door zijn vinger(s) in haar vagina en anus te brengen en zijn tong in haar mond te steken. Het seksueel misbruik vond zeer frequent en verschillende keren per week plaats. Deze slachtoffers bevonden zich, gelet op hun zeer jeugdige leeftijd, in een bijzonder kwetsbare positie en de verdachte heeft misbruik gemaakt van het overwicht dat hij als volwassene en als overgrootvader op hen had. De verdachte heeft ernstige inbreuk gemaakt op hun lichamelijke integriteit en heeft de ontwikkeling van hun seksualiteit verstoord. De verdachte heeft slechts het oog gehad op bevrediging van zijn eigen lustgevoelens, waarbij hij zich in het geheel niet heeft bekommerd om de schade die hij daarmee bij zijn achterkleindochters aanrichtte. Het Gerecht rekent dit de verdachte zwaar aan. De ervaring leert dat jeugdige slachtoffers, als zij op die leeftijd worden onderworpen aan dergelijke seksuele handelingen, grote psychische, lichamelijk en emotionele schade kunnen oplopen. Zij kunnen ook nog op latere leeftijd problemen ondervinden op het terrein van seksualiteit en relatievorming. Deze delicten behoren voorts tot een categorie van strafbare feiten die een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde en gevoelens van onrust in de samenleving teweeg brengen.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het Gerecht betrekt bij de bepaling van de strafmaat dat de verdachte volgens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 7 oktober 2019 niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Bij de bepaling van de strafmaat houdt het Gerecht tevens rekening met de ver gevorderde leeftijd van de verdachte en de omstandigheid dat zijn slechtere gezondheid met zich brengt dat de detentieomstandigheden voor de verdachte zwaarder zijn te achten. Gelet hierop ziet het Gerecht aanleiding een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Dit tevens om de verdachte ervan te weerhouden dat hij zich opnieuw schuldig maakt aan een vergelijkbaar strafbaar feit. Het Gerecht zal een proeftijd van twee jaar opleggen om de verdachte gedurende langere tijd te kunnen blijven volgen.
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20 en 1:62 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
dertig (30) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf, groot
tien (10) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op
twee (2) jaren,aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. S. Verheijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 22 april 2020, in tegenwoordigheid van de griffier.